Home

Rechtbank Noord-Holland, 03-03-2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:2038, 8121639 \ CV EXPL 19-16304

Rechtbank Noord-Holland, 03-03-2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:2038, 8121639 \ CV EXPL 19-16304

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
3 maart 2021
Datum publicatie
23 maart 2021
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2021:2038
Zaaknummer
8121639 \ CV EXPL 19-16304

Inhoudsindicatie

Luchtvaartzaak. Beroep op doorwerking van buitengewone omstandigheden slaagt.

Uitspraak

Handel, Kanton en Insolventie

locatie Haarlem

Zaaknr./rolnr.: 8121639 \ CV EXPL 19-16304

Uitspraakdatum: 3 maart 2021

Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

[de passagier]

wonende te [woonplaats]

eiser

hierna te noemen: de passagier

gemachtigde: mr. D.E. Lof

tegen

de buitenlandse rechtspersoon

Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft

statutair gevestigd te Keulen (Duitsland) onder andere kantoor houdende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer

gedaagde

hierna te noemen: Lufthansa

gemachtigde: mr. E.C. Douma

1 Het procesverloop

1.1.

De passagier heeft bij dagvaarding van 13 september 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.

1.2.

De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2 De feiten

2.1.

De passagier heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam naar Innsbruck (Oostenrijk) via Frankfurt (Duitsland) op 28 mei 2019, hierna: de vlucht.

2.2.

De vlucht van Amsterdam naar Frankfurt is vertraagd uitgevoerd. De passagier is meer dan drie uur later op de eindbestemming aangekomen.

2.3.

De passagier heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.

2.4.

De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3 De vordering

3.1.

De passagier vordert dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:- € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening; - € 37,50 aan buitengerechtelijke incassokosten;- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.

3.2.

De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00.

4 Het verweer

5 De beoordeling

6 De beslissing