Home

Rechtbank Noord-Holland, 09-07-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:4917, AWB - 19 _ 5269

Rechtbank Noord-Holland, 09-07-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:4917, AWB - 19 _ 5269

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
9 juli 2020
Datum publicatie
15 juli 2020
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2020:4917
Zaaknummer
AWB - 19 _ 5269

Inhoudsindicatie

geschil over opheffing oude wijkraad en erkenning nieuwe wijkraad, oude wijkraad is van rechtswege opgeheven per 1 juli 2019, voortzetting oude wijkraad door eiser daarom kan niet worden bereikt in deze procedure, beroep tegen besluit afwikkeling oude wijkraad niet-ontvankelijk, beroep tegen erkenning nieuwe wijkraad ongegrond.

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummers: HAA 19/5269 en 20/1999

[eiser] , in zijn hoedanigheid van [functie 1] van de (oude) Wijkraad Slachthuisbuurt, te Haarlem, eiser

(gemachtigde: mr. B. Wernik),

en

verweerder

(gemachtigde: H. van Buren).

Procesverloop

Bij besluit van 25 juni 2019 (het primaire besluit 1) heeft verweerder zich akkoord verklaard met de afhandeling van de zakelijke en financiële afwikkeling van de lopende verplichtingen door het dagelijks bestuur van de wijkraad Slachthuisbuurt. Bij besluit van 16 oktober 2019 (het bestreden besluit 1) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Bij besluit van 8 oktober 2019 (het primaire besluit 2) heeft verweerder de wijkraad Slachthuisbuurt, zoals opgericht in de vergadering van 24 april 2019, erkend. Bij besluit van 12 februari 2020 (het bestreden besluit 2) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen bestreden besluit 1 en 2 beroep ingesteld. Het beroep tegen bestreden besluit 1 is geregistreerd onder nummer HAA 19/5269, het beroep tegen bestreden besluit 2 onder nummer HAA 20/1999.

Verweerder heeft in beide procedures een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft via Skype plaatsgevonden op 28 mei 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. S. Sattler (kantoorgenoot van en waarnemend voor mr. Wernik). Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, C. Valkhoff en R. Kant.

Overwegingen

in beide zaken

1.1

In de gemeente Haarlem zijn diverse wijkraden actief. Deze wijkraden vinden hun grondslag in de Verordening op de wijkraden (de verordening).

1.2

Eiser zet zich sinds langere tijd in voor de wijk Slachthuisbuurt, informeel, maar ook als [functie 1] van de wijkraad Slachthuisbuurt. Bij brief van 12 december 2018 hebben hij en de

[functie 2] ( [naam 1] ) van de toenmalige Wijkraad Slachthuisbuurt aan verweerder laten weten dat zij hun functies per 31 december 2018 beëindigen.

1.3

In maart 2019 is door vier buurtbewoners een initiatief genomen om een nieuwe wijkraad op te richten. Op 24 april 2019 vond er een oprichtingsvergadering plaats.

1.4

Per e-mail van 16 april 2019 heeft eiser via [naam 2] aan verweerder een bericht verzonden met onderwerp ‘Voortzetting Wijkraad Slachthuisbuurt’. Daarin schrijft hij dat hij benaderd is door buurtbewoners met het verzoek de wijkraad voort te zetten en dat er oud-leden van de wijkraad zijn en nieuwe leden die zich voor de wijkraad willen inzetten. In de mail staat ook het volgende “Na lang beraad heb ik dan ook besloten om met de Wijkraad Slachthuisbuurt door te gaan”. Verweerder heeft hierop op 17 april 2019 gereageerd en eiser gevraagd zich niet meer als [functie 1] van de wijkraad te presenteren.

1.5

In het primaire besluit 1 heeft verweerder ingestemd met de afhandeling van de zakelijke en financiële afwikkeling van de lopende verplichtingen door het dagelijkse bestuur van de wijkraad. In het primaire besluit 2 heeft verweerder de wijkraad Slachthuisbuurt, zoals opgericht in de vergadering van 24 april 2019 erkend. Eisers bezwaren zijn ongegrond verklaard.

2. Eiser heeft beroep ingesteld op gronden die hierna, voor zover van belang, aan de orde komen.

3.1

Artikel 4, eerste lid, van de verordening schrijft voor dat een wijkraad minstens drie leden heeft. In artikel 16, eerste lid, van de verordening staat dat de wijkraad ontbonden wordt als het aantal wijkraadleden minder is dan drie. Bij e-mail van 12 december 2018 hebben eiser en de [functie 2] hun functies neergelegd per 31 december 2018. Vast staat dat daardoor per 31 december 2018 de wijkraad uit minder dan drie leden bestond. Op grond van artikel 16, eerste lid, van de verordening is de (oude) wijkraad ontbonden per 1 januari 2019. Anders dan eiser stelt, is voor de ontbinding geen besluit van verweerder vereist. De ontbinding volgt van rechtswege, dat wil zeggen automatisch, uit de verordening. De beroepsgrond slaagt niet.

3.2

Een wijkraad is een op grond van de verordening geformeerde groep van bewoners uit de wijk, die door burgemeester en wethouders is erkend. Dit staat in artikel 1, eerste lid aanhef en onder b, van de verordening. Tussen partijen is niet in geschil, en eiser heeft ook niet gesteld, dat binnen zes maanden na ontbinding (dus vóór 1 juli 2019) een nieuwe wijkraad door verweerder is erkend. Er is dus formeel geen nieuwe wijkraad gevormd, zoals bedoeld in artikel 16, tweede lid, van de verordening. Op grond van deze bepaling wordt de (oude) wijkraad daarom geacht te zijn opgeheven per 1 juli 2019. Ook dit volgt automatisch, van rechtswege, uit de verordening. Anders dan eiser stelt, is ook voor de opheffing geen besluit van verweerder nodig. De beroepsgrond slaagt niet.

3.3

De rechtbank volgt eiser niet in de stelling dat de verordening zo moet worden gelezen dat in ‘de periode van ontbinding’ – de rechtbank begrijpt: gedurende de zes maanden tussen ontbinding en opheffing – een doorstart gemaakt kan worden door het aantrekken van een zodanig aantal leden dat er (weer) minstens drie leden zijn. Die stelling vindt geen steun in de verordening. Zoals hiervoor in 3.2 besproken moet voor een ‘doorstart’ ten minste sprake zijn van erkenning door verweerder.

3.4

Eiser heeft in dit verband ook een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel. Hij stelt dat aan hem is medegedeeld dat hij op die manier een dergelijke doorstart maken kon. Dit betoog is onvoldoende onderbouwd. Daarom faalt zijn beroep op het vertrouwensbeginsel. Eiser stelt ook dat bij meerdere wijkraden wel eens leden zijn vertrokken en dat verweerder daar nooit problemen van gemaakt heeft. Volgens eiser was het in het verleden nooit een probleem als het ging om het doorstarten van een wijkraad en de oude wijkraad ruchtbaarheid gaf aan het aantrekken van nieuwe leden. De rechtbank begrijpt dit als een beroep op het gelijkheidsbeginsel. Deze beroepsgrond slaagt ook niet, omdat eiser onvoldoende onderbouwd heeft dat inderdaad sprake was van gelijke gevallen.

3.5

Op basis van het vierde lid van artikel 16 van de verordening bleef eiser als persoon die ten tijde van de ontbinding deel uitmaakte van het dagelijks bestuur van de wijkraad, verantwoordelijk voor de zakelijke en financiële afwikkeling van de lopende verplichtingen van de wijkraad, totdat verweerder zich daarmee akkoord verklaarde (op 25 juni 2019). Dit heeft echter geen gevolg voor ontbinding of opheffing als genoemd in het eerste en tweede lid. De financiële afwikkeling is iets anders dan het blijven bestaan van de wijkraad.

3.6

De beroepsgrond dat de nieuwe wijkraad niet op de juiste wijze tot stand is gekomen slaagt evenmin. Zoals verweerder ook naar voren heeft gebracht, kent de verordening geen procedure voor de oprichting van een nieuwe wijkraad. Verweerder heeft dus terecht gebruik gemaakt van haar bevoegdheid in artikel 18 van de verordening. Daarin staat dat verweerder beslist in alle gevallen waarin de verordening niet voorziet.

Ten tijde van het bestreden besluit 2 was geen sprake van een bestaande wijkraad. De wijkraad waar eiser toe behoorde was immers per 1 juli 2019 opgeheven. Daarom had verweerder bij gebruikmaking van de bevoegdheid uit artikel 18 van de verordening geen verplichting om daarbij een (oude) wijkraad te horen. Nu de uitoefening van die bevoegdheid verder vormvrij is, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd dat zij de (nieuwe) wijkraad erkent. Nu de erkenning zelf vormvrij is, faalt ook de stelling van eiser dat die erkenning onrechtmatig is wegens strijd met (artikel 4 van) de verordening. Eiser heeft er nog op gewezen dat in het advies van de adviescommissie van 18 september 2019 staat dat de nieuwe wijkraad niet was erkend. Dit is naar het oordeel van de rechtbank niet relevant omdat die opmerking in dat advies niet behoorde tot de kern van de motivering van dat advies. Bovendien hield dat advies verband met een besluit dat niet zag op het wel of niet erkennen van de nieuwe wijkraad.

4. Op basis van het voorgaande is het beroep tegen het bestreden besluit 2 (registratienummer HAA 20/1999) ongegrond.

5. In het beroep tegen het bestreden besluit 1 wordt verder het volgende overwogen. Eiser heeft verklaard dat hij met dit beroep wenst te bereiken dat híj de oude wijkraad kan voortzetten. Gelet op al het voorgaande kan dat doel niet bereikt worden met het beroep. Die wijkraad is immers – van rechtswege – opgeheven per 1 juli 2019. Eiser heeft daarom geen procesbelang bij dat beroep. Dit leidt ertoe dat daarin niet-ontvankelijk is. Ter zitting heeft eiser verklaard dat hij dat hij zich voor de wijk en de bewoners zal blijven inzetten, ook als de door hem ingestelde beroepen niet slagen. De rechtbank hecht eraan haar waardering uit te spreken voor het feit dat eiser zich sinds lange tijd inzet voor de wijk.

6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat in beide beroepen geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep van eiser in de zaak met nummer HAA 19/5269 niet-ontvankelijk;

- verklaart het beroep in de zaak met nummer HAA 20/1999 ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan op 9 juli 2020 door mr. J.J. Maarleveld, rechter, in aanwezigheid van mr. F. Vermeij, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel