Home

Rechtbank Noord-Holland, 28-06-2018, ECLI:NL:RBNHO:2018:5887, 15/800155-15, 15/800222-16, 15/800273-16

Rechtbank Noord-Holland, 28-06-2018, ECLI:NL:RBNHO:2018:5887, 15/800155-15, 15/800222-16, 15/800273-16

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
28 juni 2018
Datum publicatie
10 juli 2018
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2018:5887
Zaaknummer
15/800155-15, 15/800222-16, 15/800273-16

Inhoudsindicatie

Heling bromfiets en diefstal quad.

Uitspraak

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf

Locatie Alkmaar

Meervoudige strafkamer

Parketnummers: 15/800155-15 (A), 15/800222-16 (B) en 15/800273-16 (C),

23/003589-13 (tul) en 23/001282-14 (tul) (P)

Uitspraakdatum: 28 juni 2018

Tegenspraak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 juni 2018 in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboortedatum] ,

ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres

[adres] .

De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. De zaken worden hierna als respectievelijk zaak A, zaak B en zaak C aangeduid.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie

mr. M.G.C. Panhorst en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. I.A. Groenendijk, advocaat te ‘s-Gravenhage, naar voren hebben gebracht.

1 Tenlastelegging

Zaak A:

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

Feit 1:

hij in of omstreeks de periode van 28 maart 2015 tot en met 30 maart 2015 te Schagen, althans in Nederland, een (snor)fiets (merk Piaggio, type Ciao met kenteken [kenteken1] ) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde (snor)fiets wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

Feit 2:

hij in of omstreeks de periode van 4 tot en met 5 januari 2015 te Dirkshorn, gemeente Schagen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand in het Park de Horn heeft weggenomen een geldbedrag van 2000 euro, althans enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.

Zaak B:

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

Primair

hij op of omstreeks 27 mei 2016 te Sint Maartensbrug, gemeente Schagen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit een tuin van een woning, gelegen aan de [adres 2] ) heeft weggenomen een (bouw)radio en/of een boormachine, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders.

Subsidiair

[medeverdachte 1] op of omstreeks 27 mei 2016 te Sint Maartensbrug, gemeente Schagen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit een tuin van een woning, gelegen aan de [adres 2] ) heeft weggenomen een (bouw)radio en/of een boormachine, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of aan verdachte, bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 27 mei 2016 te Sint Maartensbrug, gemeente Schagen, en/of elders in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door die [medeverdachte 1] met zijn, verdachtes, voertuig naar de plaats delict te rijden en/of vervolgens in zijn, verdachtes, auto op die [medeverdachte 1] te wachten en/of (vervolgens) samen met [medeverdachte 1] met die door [medeverdachte 1] weggenomen (bouw)radio en/of boormachine, althans goed(eren), weg te rijden.

Zaak C:

Aan verdachte is, na toegestane wijziging van de tenlastelegging ex artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:

Feit 1:

Primair

hij op of omstreeks 10 juni 2016 te Vlijmen, gemeente Heusden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een quad (met het kenteken [kenteken2] en/of van het merk Yamaha, type Banshee 350 Yfz), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan naam [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn/haar mededaders.

Subsidiair

hij in of omstreeks de periode van 10 juni 2016 tot en met 17 juni 2016 te Oudkarspel, gemeente Langedijk, althans in Nederland, een goed te weten een quad (met het kenteken [kenteken2] en/of van het merk Yamaha, type Banshee 350 Yfz) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

Feit 2:

hij op of omstreeks 23 april 2016 en/of 24 april 2016 te Akersloot, gemeente Castricum, en/of Barsingerhorn, gemeente Hollands Kroon, althans in Nederland, een goed te weten een quad (met het kenteken [kenteken3] en/of van het merk Yamaha, Banshee 350 Yfz) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

2 Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3 Bewijs

3.1.

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft in zaak A gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 ten laste gelegde opzetheling en tot vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde feit. In zaak B heeft de officier van justitie gerekwireerd tot vrijspraak van het primair tenlastegelegde en tot bewezenverklaring van de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan diefstal. Voorts heeft de officier van justitie in zaak C gerekwireerd tot vrijspraak van de onder 1 primair ten laste gelegde diefstal en tot bewezenverklaring van de onder 1 subsidiair ten laste gelegde opzetheling. Tot slot acht zij de onder 2 ten laste gelegde opzetheling bewezen.

3.2.

Standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft in zaak A vrijspraak bepleit ten aanzien van de feiten 1 en 2. Ter zake van feit 1 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat uit het dossier niet volgt dat verdachte wist dat hij op een gestolen snorfiets reed. Het enkele rijden door verdachte op de snorfiets zonder kenteken en het aanvankelijk aanrennen daarvan, is daartoe onvoldoende. Wat betreft de ten laste gelegde schuldheling refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat informatie afgeleid van een telefoon die in gebruik was bij verdachte, onvoldoende bewijs is voor zijn betrokkenheid. De telefoon van verdachte ging immers van hand tot hand.

In zaak B heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde medeplegen van diefstal en de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan diefstal. Daartoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat van de voor medeplegen vereiste substantiële bijdrage van verdachte niet gebleken is. Het enkele feit dat verdachte iemand in zijn auto heeft laten meerijden, maakt daarnaast niet dat hij opzettelijk behulpzaam is geweest bij het plegen van het misdrijf, zoals is vereist voor medeplichtigheid.

In zaak C heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit voor de ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van feit 1 heeft zij daartoe aangevoerd dat het enkele in Vlijmen aanwezig zijn, niet maakt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van diefstal van een quad. Ook voor de subsidiair ten laste gelegde heling is er onvoldoende bewijs. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] van elkaar afwijken en dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar elkaar wijzen. Verdachte wijst naar niemand en heeft een consistent verhaal.

3.3.

Oordeel van de rechtbank

3.3.1.

Vrijspraak zaak A feit 2 en zaak B

Zaak A feit 2

De rechtbank is – met de officier van justitie en de raadsvrouw – van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen verdachte in zaak A onder 2 ten laste is gelegd, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken. De rechtbank stelt vast dat er belastende whatsapp-berichten zijn aangetroffen op de telefoon die in gebruik was bij verdachte en dat die telefoon daarnaast een zendmast heeft aangestraald in Dirkshorn ten tijde van de inbraak. Uit het dossier volgt evenwel dat de telefoon ook door anderen dan verdachte werd gebruikt, zodat uitsluitend voornoemde bewijsmiddelen, die in de kern zien op dezelfde bron (de telefoon), onvoldoende zijn voor de conclusie dat het dossier wettig en overtuigend bewijs bevat dat verdachte (al dan niet met anderen) de inbraak in een pand in het Park de Horn te Dirkshorn heeft gepleegd.

Zaak B

De rechtbank is – met de officier van justitie en de raadsvrouw – van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen verdachte primair ten laste is gelegd, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken. Uit het dossier volgt niet dat verdachte een uitvoeringshandeling heeft verricht ten aanzien van het wegnemen van de goederen van [benadeelde 2] , noch dat hij enige substantiële bijdrage heeft geleverd aan het wegnemen van die goederen door een ander.

De rechtbank is voorts – met de raadsvrouw – van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen verdachte subsidiair ten laste is gelegd. De rechtbank overweegt hiertoe dat de aangever twee mannen de hoek om heeft zien lopen, dat hij die mannen op enig moment niet meer heeft gezien en dat hij vervolgens een auto hoorde starten. Vervolgens zag de aangever dat de man met een tatoeage in zijn nek zijn tuin in liep (dit bleek medeverdachte [medeverdachte 1] te zijn), dat die man zijn rode bouwradio meenam en daarna in een rode Opel Astra stapte (dit bleek de auto van verdachte te zijn). Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de bestuurder van de Opel was, maar dat hij niet wist dat [medeverdachte 1] een radio zou stelen en dat hij ook niet heeft gezien dat [medeverdachte 1] dat heeft gedaan. De rechtbank is van oordeel dat het opzet op het gronddelict, zoals is vereist voor medeplichtigheid, op basis van de stukken in het dossier niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, nu een scenario zoals verklaard door verdachte niet valt uit te sluiten. Gelet hierop zal verdachte ook van het subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken.

3.3.2.

Redengevende feiten en omstandigheden

De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten in zaak A onder 1 en in zaak C onder 1 primair en 2 op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.

3.3.3.

Bewijsoverwegingen

Ten aanzien van zaak A, feit 1

De rechtbank is van oordeel dat de bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang beschouwd, redengevend zijn voor het bewijs dat verdachte de snorfiets voorhanden heeft gehad terwijl hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. Daarvoor acht de rechtbank met name bepalend dat verdachte de snorfiets moest aanrennen om daarmee te kunnen rijden en dat hij, naar hij heeft verklaard, wist dat er geen kenteken op zat. Daarbij komt dat verdachte toen hij rijdend op de snorfiets werd aangesproken, direct rechtsomkeert maakte waarna hij zich ontdeed van de bromfiets en wegrende, om vervolgens, toen hij werd vastgegrepen, spontaan te zeggen dat de bromfiets niet van hem was.

Ten aanzien van zaak C

Onder feit 1 primair wordt verdachte het medeplegen van de diefstal van een quad te Vlijmen verweten. Verdachte heeft verklaard dat hij met zijn eigen auto met aanhanger achter [medeverdachte 2] is aangereden naar Vlijmen. [medeverdachte 2] is daar in een gestolen auto naartoe gereden. Terwijl [medeverdachte 2] met de verkoper van de quad een afspraak maakte over een proefrit, stond verdachte iets verderop op hem te wachten. Vervolgens is de quad op de aanhanger achter de auto van verdachte gereden en zijn verdachte en [medeverdachte 2] , onder achterlating van de gestolen auto, in de auto van verdachte weggereden. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij niet zou hebben geweten dat [medeverdachte 2] de quad wederrechtelijk had weggenomen niet aannemelijk, reeds omdat dit niet te rijmen is met het achterlaten van de eigen (gestolen) auto van [medeverdachte 2] .

3.4.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de in zaak A, onder 1 en in zaak C onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat

Zaak A

Feit 1:

hij in de periode van 28 maart 2015 tot en met 30 maart 2015 te Schagen, althans in Nederland, een snorfiets (merk Piaggio, type Ciao met kenteken [kenteken1] ), voorhanden heeft gehad , terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van voornoemde snorfiets redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

Zaak C

Feit 1, primair

hij op 10 juni 2016 te Vlijmen, gemeente Heusden, tezamen en in vereniging met een, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een quad (met het kenteken [kenteken2] en van het merk Yamaha, type Banshee 350 Yfz), toebehorende aan [benadeelde 3] .

Feit 2:

hij op 23 april 2016 en/of 24 april 2016 te Akersloot, gemeente Castricum, en/of Barsingerhorn, gemeente Hollands Kroon, althans in Nederland, een goed te weten een quad (met het kenteken [kenteken3] en van het merk Yamaha, Banshee 350 Yfz) heeft verworven, voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

4 Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

5 Strafbaarheid van verdachte

6 Motivering van de sanctie

7 Vorderingen tot tenuitvoerlegging

8 Toepasselijke wettelijke voorschriften

9 Beslissing

1 De door verdachte ter terechtzitting van 14 juni 2018 afgelegde verklaring –

3 Een proces-verbaal van verhoor (pagina’s 6 en 7). Dit proces-verbaal houdt –

5 Een proces-verbaal van verhoor (pagina’s 360, 361 en 362). Dit proces-verbaal

7 Een proces-verbaal van bevindingen (pagina 187 tot en met 193)Dit proces-

8 Een proces-verbaal van bevindingen (pagina 197 tot en met 199)Dit proces-

10 Een proces-verbaal van aangifte (pagina’s 233 tot en met 237). Dit

11 Een proces-verbaal van bevindingen (pagina 35)Dit proces-

12 Een proces-verbaal van bevindingen (pagina 187 tot en met 193)Dit proces-

13 Een proces-verbaal van verhoor (pagina 305). Dit proces-verbaal

14 Een proces-verbaal van verhoor (pagina 307). Dit proces-verbaal