Home

Rechtbank Noord-Holland, 23-03-2016, ECLI:NL:RBNHO:2016:2692, C/14/152925/FA RK 14-526 en C/14/156223 FA RK 14-1637

Rechtbank Noord-Holland, 23-03-2016, ECLI:NL:RBNHO:2016:2692, C/14/152925/FA RK 14-526 en C/14/156223 FA RK 14-1637

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
23 maart 2016
Datum publicatie
5 april 2016
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2016:2692
Zaaknummer
C/14/152925/FA RK 14-526 en C/14/156223 FA RK 14-1637

Inhoudsindicatie

Verspilling 1:164 lid 1 BW. De vrouw dient de geleden schade te vergoeden

Uitspraak

Sectie Familie & Jeugd

locatie Alkmaar

RvD

zaak- en rekestnummers: C/14/152925 / FA RK 14-526 en C/14/156223 FA RK 14-1637

Beschikking van 23 maart 2016 betreffende de echtscheiding

in de zaak van:

[de man] ,

wonende te [woonplaats] , gemeente Medemblik,

hierna te noemen de man,

advocaat mr. D.E.M. Boukens, gevestigd te Hoorn, voorheen mr. M.P.J. Appelman, gevestigd te Purmerend,

tegen

[de vrouw] ,

wonende te [woonplaats] , gemeente Medemblik,

hierna te noemen de vrouw,

advocaat mr. D. van der Pol, gevestigd te Hoorn NH.

1 De procedure

1.1.

Bij beschikking van 21 januari 2015 van deze rechtbank is op voorhand de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en is de beslissing ten aanzien van de nevenvoorzieningen aangehouden tot de zitting op een nader te bepalen datum en tijdstip.

1.2.

Voor een weergave van het verloop van de procedure tot 21 januari 2015 verwijst de rechtbank naar deze beschikking.

1.3.

Daarna is nog ter griffie ontvangen:

 de brief van 12 februari 2016, houdende een aanvullend verzoek en producties 6 tot en met 28, van de vrouw, op 12 februari 2016;

 het aanvullend/gewijzigd verzoekschrift, met producties A tot en met L, van de man, op 12 februari 2016;

 de brief van 15 februari 2016 van de vrouw, op 15 februari 2016;

 het bericht van 16 februari 2016, met bijlage, van de man, op 17 februari 2016;

 het bericht van 17 februari 2016, met producties M tot en met Q, van de man, op 18 februari 2016;

 het bericht van 18 februari 2016, met producties 29 tot en met 31, van de vrouw, op 18 februari 2016;

 het bericht van 18 februari 2016, met bijlage, van de vrouw, op 18 februari 2016.

1.4.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 22 februari 2016, alwaar zijn verschenen:

 de man, bijgestaan door mr. Boukens;

 de vrouw, bijgestaan door mr. A.E. Sieswerda, kantoorgenoot van mr. Van der Pol.

1.5.

De hierna te noemen minderjarige [minderjarige] is, gelet op zijn leeftijd, in de gelegenheid gesteld om zijn mening kenbaar te maken. Op 16 februari 2016 heeft de rechtbank van hem een korte schriftelijke reactie ontvangen, waarin hij aangeeft dat hij niet op gesprek komt, omdat hij tevreden is met hoe het nu gaat.

2 De beoordeling

2.1.

Partijen zijn met elkaar gehuwd in algehele gemeenschap van goederen op [trouwdatum] te Castricum. Op 11 december 2013 zijn partijen feitelijk uit elkaar gegaan.

De echtscheidingsbeschikking van 21 januari 2015 is op 9 februari 2015 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

2.2.

Het minderjarige kind van partijen is [minderjarige] (hierna: [het kind] ), geboren op [geboortedatum] te Alkmaar.

Bij beschikking van 6 februari 2014 is [het kind] voor de duur van een jaar onder toezicht gesteld. De ondertoezichtstelling is daarna telkens verlengd, laatstelijk tot 6 mei 2016.

2.3.

De vrouw is op [trouwdatum] getrouwd met de heer [naam] .

2.4.

Verblijfplaats en zorgregeling

2.4.1.

De man heeft verzocht te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van [het kind] bij hem zal zijn. De vrouw heeft verzocht te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van [het kind] bij haar zal zijn en dat hij op haar adres wordt ingeschreven.

2.4.2.

Ter zitting is gebleken dat partijen het er inmiddels over eens zijn dat [het kind] de ene week bij de man verblijft en de andere week bij de vrouw. Deze regeling wordt feitelijk al enige tijd uitgevoerd. Daarnaast hebben partijen afgesproken dat de vakanties en feestdagen in onderling overleg bij helfte worden gedeeld. De rechtbank zal aldus beslissen.

Omtrent de hoofdverblijfplaats van [het kind] zal de rechtbank geen beslissing nemen, nu de zorg bij helfte wordt gedeeld. Partijen zijn het erover eens dat [het kind] op het adres van de man ingeschreven zal blijven staan. De man behoudt het kindgebonden budget. Partijen zullen bij de Sociale Verzekeringsbank laten registreren dat zij ieder de helft van de kinderbijslag dienen te ontvangen.

2.5.

Gebruik woning en onderhoudsbijdragen

2.5.1.

Ter zitting hebben beide partijen hun verzoek met betrekking tot een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [het kind] ingetrokken. Daarnaast heeft de vrouw haar verzoek tot het vaststellen van een door de man te betalen uitkering tot haar levensonderhoud ingetrokken. De man heeft zijn verzoek tot het voortgezet gebruik van de echtelijke woning eveneens ingetrokken.

2.5.2.

Deze verzoeken behoeven derhalve geen bespreking meer.

2.6.

Verdeling en overige verzoeken

De verzoeken

2.6.1.

De vrouw heeft verzocht de verdeling van de ontbonden gemeenschap van goederen vast te stellen aldus dat:

 de woning wordt toegedeeld aan de man onder de verplichting van de man om aan de vrouw van de helft van de waarde – na verrekening van de hypotheekschuld – uit te keren;

 de spaarpolis gekoppeld aan de hypotheek wordt toegedeeld aan de man onder de verplichting van de man om de helft van de waarde per datum van levering van de woning aan de man uit te keren aan de vrouw;

 de inboedel van de partijen wordt toegedeeld aan de man behoudens

o de witte linnenkast + commodekast, uitgezocht door de moeder van de vrouw

o tapijt, eigendom van de moeder van de vrouw

o schilderij boven de tafel, eveneens eigendom van de moeder van de vrouw;

o schilderij met bloemen

o ligstoel zwart

o droogmolen

o tafeltje (tuin) rond

o kist (Tsjechië)

o tuinpotten (cadeau van [naam] )

o gitaar + notenstandaard

onder de verplichting van de man om aan de vrouw te voldoen de helft van de waarde van de overige inboedelgoederen, welke waarde door een professionele deskundige dient te worden vastgesteld;

 de auto’s, zijnde de Volkswagen bus en de Audi A3 worden aan de man toegedeeld, onder de verplichting van de man om aan de vrouw uit te keren een bedrag gelijk aan de helft van de waarde van beide auto’s;

 de elektrische fiets wordt aan de man toegedeeld, onder de verplichting van de man om aan de vrouw uit te keren een bedrag gelijk aan de helft van de waarde, zijnde een bedrag van € 1.250,00;

 de zonnepanelen worden toegedeeld aan de man, onder de verplichting van de man om aan de vrouw uit te keren een bedrag van € 2.119,00;

 de veranda/buitenverblijf aan de man wordt toegedeeld onder de verplichting van de man om aan de vrouw uit te keren een bedrag van € 1.043,00;

 de bankrekeningen met nummers [rekeningnummer] en [rekeningnummer] en de spaarrekening nummer onbekend en de oranjerekening aan de man toe te delen onder uitkering van de helft van het saldo per peildatum aan de vrouw;

 de bankrekening onder nummer [rekeningnummer] toe te delen aan de vrouw onder de verplichting de helft van het saldo op peildatum aan de man uit te keren;

 de polissen bij Allianz met nummers [polisnummer] en [polisnummer] worden toegedeeld aan de man onder de verplichting aan de vrouw uit te keren de helft van de waarde per datum indiening van het verzoekschrift, zijnde per 10 maart 2014;

 de polis bij Reaal met nummer [polisnummer] wordt toegedeeld aan de man onder de verplichting aan de vrouw uit te keren de helft van de waarde per 10 maart 2014.

Aanvullend heeft de vrouw verzocht om de man te veroordelen om binnen veertien dagen na het wijzen van de beschikking aan haar een bedrag te betalen van € 9.360,50 ter zake de verrekening van belastingteruggaven en aanslagen.

2.6.2.

De man heeft in zijn aanvullend/wijziging verzoekschrift van 12 februari 2016 gevraagd de verzoeken van de vrouw af te wijzen en de verdeling van de gemeenschap van goederen vast te stellen als volgt:

Echtelijke woning

 Indien de man financieel in staat is de hypotheek over te nemen waardoor de vrouw kan worden ontslagen uit haar hoofdelijke aansprakelijk, wordt de woning, inclusief veranda en zonnepanelen, toegedeeld aan de man. De man dient de helfte van de overwaarde aan de vrouw te voldoen.

 Indien de man niet in staat is de hypotheek over te nemen, dan zal de woning, inclusief veranda en zonnepanelen, verkocht worden aan een derde. Met de verkoopopbrengst wordt de hypotheek afgelost en de verkoopopbrengst voldaan. De overwaarde dient tussen partijen bij helfte verdeeld te worden.

Inboedel

 Primair: de inboedel is reeds bij helfte verdeeld.

 Subsidiair: de gehele inboedel, inclusief de spullen welke de vrouw reeds heeft meegenomen, moet getaxeerd worden. Vervolgens dient de inboedel bij helfte verdeeld te worden.

Auto’s

 Primair: de Volkswagen bus wordt toegedeeld aan de man en de Audi A3 wordt toegedeeld aan de vrouw, zonder verrekening.

 Subsidiair: de auto’s dienen te worden getaxeerd. De Volkswagen bus wordt toegedeeld aan de man en de Audi A3 wordt toegedeeld aan de vrouw, onder verrekening van de waardes. Bij de verrekening van de waarde van de Volkswagen bus komt een de man eerst de door hem na de peildatum gedane investeringen in de auto van € 3.859,03 toe, waarna de helfte van de resterende waarde aan de vrouw toekomt.

Polissen

 De drie polissen, te weten Reaal [polisnummer] , Allianz [polisnummer] en Allianz [polisnummer] worden gesplitst. Aan de vrouw komt de helft van de waardes op de peildatum toe. Aan de man komt de helft van de waardes op de peildatum toe alsmede de waardes welke zijn opgebouwd na de peildatum.

 Indien de polissen niet gesplitst kunnen worden, dan dienen de polissen afgekocht te worden. Aan de vrouw komt alsdan de helft van de afkoopwaardes op de peildatum toe. Aan de man komt de helft van de afkoopwaardes op de peildatum toe alsmede de waardes welke zijn opgebouwd na de peildatum.

(Regres)vorderingen

 De vrouw is gehouden de premie van de autoverzekering, de motorrijtuigenbelasting en de boetes van de Audi A3 vanaf de peildatum te dragen. Nu de man deze kosten heeft gedragen dient de vrouw een bedrag van € 3.956,00 aan hem te voldoen.

 De vrouw is gehouden de helft van de gemeentelijke belastingen, zijnde eigenaarslasten te dragen. Nu de man deze kosten geheel heeft gedragen, dient de vrouw een bedrag van € 811,60 aan de man te voldoen.

Fiets

 De fiets wordt toegedeeld aan de man tegen de waarde van € 400,00. Aan de vrouw komt een bedrag van € 200,00 toe.

Bank- en/of spaarrekeningen

 De saldi op alle bank en/of spaarrekeningen dient tussen partijen bij helfte verdeeld te worden. De vrouw dient inzage te geven in het saldo op de peildatum op haar bank- en/of spaarrekeningen bij de SNS Bank en in Rusland.

 De gemeenschap heeft een vorderingsrecht op de vrouw van € 17.000,00. De vordering wordt toegedeeld aan de vrouw, met verrekening van de daarmee gemoeide overbedeling. Gelet op de overbedeling aan de zijde van de vrouw komt de man een bedrag van € 8.500,00 toe. De vrouw dient een bedrag van € 8.500,00 aan de man te voldoen.

 De vrouw heeft na de peildatum zonder grond een bedrag van € 3.000,00 van de rekening van de man opgenomen en dient dit bedrag te betalen aan de man.

De man heeft verzocht de vrouw te veroordelen tot betaling aan de man van:

 een bedrag van € 3.956,00 (inzake de autoverzekering, de motorrijtuigenbelasting en de boetes van de Audi A3)

 een bedrag van € 811,60 (inzake de helfte van de gemeentelijke belastingen)

 een bedrag van € 8.500,00 (inzake de overbedeling aan de zijde van de vrouw)

 een bedrag van € 3.000,00 (inzake de geldopname van de rekening van de man na peildatum).

De beoordeling

2.6.3.

Als peildatum voor het bepalen van de omvang van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap heeft te gelden de datum van indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding, te weten 11 maart 2014.

2.6.4.

De rechtbank zal in het navolgende de diverse posten behandelen. Uitsluitend de activa komen voor verdeling in aanmerking. Daarbij wordt opgemerkt dat, voor zover partijen op onderdelen overeenstemming over de (wijze van) verdeling hebben bereikt, de rechtbank ingevolge artikel 185, Boek 3, van het Burgerlijk Wetboek (BW), niet bevoegd is om daarover te beslissen.

a. Echtelijke woning + Hypotheek+ Verzekering

De rechtbank heeft partijen er ter zitting op gewezen dat de zonnepanelen en de veranda, anders dan de vrouw heeft gesteld, tot de echtelijke woning behoren. Deze komen derhalve niet afzonderlijk voor verdeling in aanmerking.

Partijen zijn het erover eens dat de woning aan de man dient te worden toegedeeld, onder de voorwaarde dat de vrouw door de bank wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire lening (van € 120.000,00), waarbij de man de helft van de overwaarde aan de vrouw zal voldoen. Partijen hebben ter zitting afgesproken dat zij de woning bindend zullen laten taxeren door [bedrijf] Makelaars & Adviseurs.

Daarnaast hebben partijen afgesproken dat zij de aan de hypotheek verbonden polis bij Allianz met nummer [polisnummer] zullen laten splitsen en dat de vrouw met terugwerkende kracht vanaf 10 maart 2014 haar deel van de premie van voornoemde polis aan de man zal voldoen.

Indien de man (uiterlijk na verloop van drie maanden na de datum van de onderhavige beschikking) niet in staat blijkt de woning over te nemen, dan stellen beide partijen zich op het standpunt dat deze alsnog verkocht moet worden aan een derde, waarna de netto verkoopopbrengst (inclusief de waarde van de verzekering) bij helfte wordt gedeeld.

b) Auto’s

De man heeft gesteld dat de vrouw de Audi A3 sinds 11 december 2013 in haar bezit heeft. Deze kan aan haar toegedeeld worden tegen een waarde op 11 december 2013 van € 11.750,00.

De vrouw heeft gevraagd de Audi A3 aan de man toe te delen tegen een waarde van € 8.500,00.

Ter zitting is gebleken dat geen van partijen de Audi A3 toegedeeld wenst te krijgen. Partijen zijn het erover eens geworden dat deze verkocht moet worden aan een derde. Zij hebben afgesproken dat de man dit zal doen, waarna hij de helft van de verkoopopbrengst aan de vrouw zal betalen. Aangezien de auto nog in het bezit is van de vrouw, zal zij deze uiterlijk een week na de datum van de zitting bij de man voor de deur zetten.

Vast staat dat partijen de Volkswagen bus eind 2013 voor € 11.750,00 hebben gekocht. Niet in geschil is dat de bus aan de man moet worden toegedeeld. Partijen twisten over de in aanmerking te nemen waarde.

De man heeft aangevoerd dat hij na de peildatum, die hij stelt op 11 december 2013, een bedrag van € 3.859,03 heeft geïnvesteerd in de bus teneinde deze om te bouwen tot camper. Daarna heeft hij deze verkocht voor een bedrag van € 17.000,00. De man meent dat hem eerst het bedrag van de investering toekomt, waarna het restant van de verkoopopbrengst, te weten € 13.140,97, bij helfte dient te worden verdeeld.

De vrouw acht het redelijk om de waarde van de Volkswagen bus per 10 maart 2014 te stellen op € 16.137,00, te weten de aankoopprijs vermeerderd met de investeringen tot aan de peildatum.

Naar het oordeel van de rechtbank dient voor de waardbepaling van de Volkswagen bus aansluiting gezocht te worden bij de datum waarop de gemeenschap is ontbonden, te weten 11 maart 2014. Immers, uitsluitend de man is de bus blijven gebruiken. Op basis van de stukken in het dossier is de rechtbank echter niet in staat om de waarde van de bus op die datum te bepalen. Niet duidelijk is welk bedrag de man precies na de peildatum in de bus heeft geïnvesteerd en in hoeverre dit tot een waardevermeerdering heeft geleid. De rechtbank ziet daarom aanleiding om de waarde per 11 maart 2014 te stellen op het gemiddelde van de door partijen genoemde waardes, te weten € 14.639,00 (€ 13.140,97 + € 16.137,00 = € 29.277,97 /2). Dit betekent dat de man ter zake van de verdeling van de Volkswagen bus gehouden is om € 7.319,50 aan de vrouw te voldoen. De rechtbank zal aldus beslissen.

c) Elektrische fiets

De man meent dat de fiets tegen de huidige taxatiewaarde van € 400,00 aan hem dient te worden toegedeeld, onder de verplichting om € 200,00 aan de vrouw te voldoen.

De vrouw heeft betoogd dat de fiets tegen een waarde van € 2.400,00 per 10 maart 2014 aan de man moet worden toegedeeld, zodat hij € 1.200,00 verschuldigd is aan haar. De vrouw gaat uit van een nieuwwaarde van de fiets in 2010 van € 3.625,00.

De rechtbank acht het reëel om uit te gaan van het door de man overgelegde taxatierapport van 23 september 2015 van Fietswereld [bedrijf] , waaruit een waarde van € 400,00 blijkt. De fiets zal voor dit bedrag aan de man worden toegedeeld, onder de verplichting van de man om € 200,00 aan de vrouw te voldoen. De rechtbank zal aldus beslissen.

d) Banksaldi

Partijen hadden op 11 maart 2014 de volgende bankrekeningen:

- ING [rekeningnummer] en/of

- ING Oranje Spaarrekening [rekeningnummer] en/of

- ING [rekeningnummer] t.n.v. vrouw

- ING [rekeningnummer] t.n.v. man

- Postbank Hannover [rekeningnummer] en/of

Beide partijen hebben, desgevraagd, ter zitting verklaard dat zij daarnaast geen andere rekeningen hadden. Ter zitting heeft de rechtbank partijen nadrukkelijk gewezen op artikel 194, tweede lid, Boek 3, BW, waarin vermeld staat dat een deelgenoot die opzettelijk tot de gemeenschap behorende goederen verzwijgt, zoek maakt of verborgen houdt, zijn aandeel in die goederen verbeurt aan de andere deelgenoten.

Nu partijen hebben nagelaten om de rechtbank volledig te informeren over de saldi op voornoemde rekeningen per 11 maart 2014, zal de rechtbank de wijze van verdeling van de saldi gelasten aldus, dat deze per 11 maart 2014 bij helfte gedeeld dienen te worden.

Partijen dienen elkaar daartoe over en weer inzage te geven. Daarbij is van belang dat de vrouw heeft erkend dat zij na 11 maart 2014 drie keer een bedrag van € 1.000,00 van de rekening bij de Postbank Hannover met nummer [rekeningnummer] heeft opgenomen. Zij dient daarop een bedrag van € 3.000,00 aan te zuiveren.

De man heeft ter zitting aangegeven dat hij de en/of rekening bij ING met nummer [rekeningnummer] op zijn naam wenst voort te zetten. De vrouw heeft toegezegd hieraan haar medewerking te verlenen. De rechtbank gaat ervan uit dat partijen de overige rekeningen die op beider naam staan zullen opheffen.

e) Waardes verzekeringen

Tot de ontbonden gemeenschap behoren de waardes van de lijfrenteverzekeringen van de man bij Allianz met nummer [polisnummer] en bij Reaal met nummer [polisnummer] .

De vrouw heeft ter zitting gesteld dat zij deze verzekeringen niet kan voortzetten, omdat deze op naam van de man zijn afgesloten en niet kunnen worden gesplitst.

De man heeft aangegeven de verzekeringen evenmin te willen voortzetten.

Dit betekent dat de lijfrenteverzekeringen door de man moeten worden afgekocht en dat de opbrengst bij helfte tussen partijen wordt gedeeld. De rechtbank zal aldus de wijze van verdeling gelasten.

f) Inboedel

Ter zitting hebben partijen overeenstemming bereikt over de verdeling van de inboedel. Zij zijn overeengekomen dat de vrouw nog de volgende goederen krijgt, waarna de inboedel als verdeeld wordt beschouwd:

- schilderij boven de tafel

- schilderij met bloemen

- kist (Tsjechië)

- tuinpotten (cadeau van [naam])

- gitaar (2x) + notenstandaard

Partijen hebben afgesproken dat de feitelijke bezitsverschaffing plaatsvindt aldus, dat de man de goederen op de zaterdag volgend op de zitting om 13.00 uur in de gang van de echtelijke woning neerzet, waar de vrouw deze komt ophalen.

Daarnaast heeft de vrouw ter zitting toegezegd haar medewerking te verlenen aan het kopiëren van de foto’s en video’s die de man graag wil hebben. Partijen zullen er in onderling overleg voor zorgen dat dit binnen een maand na de zitting geregeld is.

Verrekenposten

2.6.5.

De vrouw heeft gesteld dat de man na de peildatum een bedrag van in totaal € 10.525,00 aan belastingteruggaven over 2012/2013 en 2014 heeft ontvangen. De vrouw heeft na de peildatum over 2012/2013 en 2014 een bedrag van € 248,00 teruggekregen en € 8.444,00 betaald. Per saldo heeft de vrouw dus € 9.360,50 van de man te vorderen. De vrouw vraagt de man tot betaling van dit bedrag te veroordelen.

De man heeft gesteld dat uit de door hem overgelegde aanslagen blijkt dat hij over 2012 een bedrag van € 102,00 moest betalen en over 2013 een bedrag van € 699,00 en € 151,00. Met deze bedragen dient rekening te worden gehouden. Voorts is het door de vrouw opgestelde overzicht van aanslagen en teruggaven niet geheel juist, aldus de man.

De rechtbank ziet zich genoodzaakt het verzoek van de vrouw tot veroordeling van de man tot betaling van € 9.350,50 af te wijzen, reeds omdat zij niet heeft aangetoond dat zij de genoemde aanslagen heeft betaald. Dit laat overigens onverlet dat partijen op grond van de wet gehouden zijn de aanslagen over de huwelijkse periode bij helfte te dragen en de teruggaven bij helfte te delen, voor zover deze na de peildatum nog openstond of openstaat.

Partijen hebben ter zitting toegezegd gezamenlijk een complete lijst maken van voornoemde aanslagen en teruggaven en een en ander conform deze lijst af te handelen.

2.6.6.

Ter zitting zijn partijen het erover eens geworden dat de vrouw nog een bedrag van € 2.908,00 verschuldigd is ter zake de door de man betaalde kosten van de Audi A3. De rechtbank zal de vrouw veroordelen dit bedrag aan de man te voldoen.

2.6.7.

De man heeft zijn verzoek ter zake van de door hem betaalde gemeentelijke belastingen voor de echtelijke woning ingetrokken, zodat dit geen bespreking meer behoeft.

Artikel 1: 164 lid 1 BW

2.6.8.

De man heeft aangevoerd dat de vrouw op 11 december 2013, te weten de dag van haar vertrek uit de echtelijke woning, een bedrag van € 17.000,00 van de Oranje Spaarrekening [rekeningnummer] heeft overgemaakt naar de betaalrekening van partijen, om vervolgens het hele bedrag contant op te nemen. Ter onderbouwing heeft de man als productie H een bankafschrift in het geding gebracht waarop de overboeking en de opname zichtbaar zijn. De man doet een beroep op artikel 164, eerste lid, Boek 1, BW. Hij stelt dat de gemeenschap van goederen door de vrouw is benadeeld doordat zij binnen zes maanden voor aanvang van het geding (spaar)geld heeft verspild. De vrouw is gehouden de aangerichte schade van € 17.000,00 aan de gemeenschap te vergoeden. In dat kader is de vrouw hem € 8.500,00 verschuldigd, aldus de man.

2.6.9.

De vrouw heeft betwist dat zij gehouden is om op grond van artikel 164, eerste lid, Boek 1 BW € 17.000,00 aan de gemeenschap te vergoeden. Zij was tot 11 maart 2014

gerechtigd om te beschikken over het vermogen van de gemeenschap en dus ook over de saldi van de bankrekeningen van partijen. Er dient sprake te zijn van het lichtvaardig maken van schulden dan wel van verspilling. Daar is volgens de vrouw absoluut geen sprake van. De vrouw heeft betoogd dat zij het bedrag wilde veilig stellen en dat zij dit allereerst heeft gebruikt om een gemeenschapsschuld aan haar moeder te voldoen van € 7.000,00. Partijen konden in 2002 geen hypotheek krijgen, zodat de moeder van de vrouw hen € 10.000,00 heeft geleend. De vrouw heeft het restant van € 10.000,00 na haar vlucht uit de echtelijke woning gebruikt om meubels aan te schaffen en in haar levensonderhoud en dat van [het kind] te voorzien. De vrouw vraagt het verzoek van de man derhalve af te wijzen.

2.6.10.

De man heeft ter zitting weersproken dat partijen geld hebben geleend van de moeder van de vrouw. Voorts acht hij het niet aannemelijk dat de vrouw € 10.000,00 nodig heeft gehad voor nieuwe meubels en het levensonderhoud. De vrouw is na haar vertrek direct ingetrokken bij de man, waarmee zij inmiddels is getrouwd en met wie zij een kind heeft gekregen. Bovendien ontving de vrouw destijds alimentatie en een uitkering.

2.6.11.

De rechtbank overweegt als volgt. Niet ter discussie staat dat de vrouw op 11 december 2013 € 17.000,00 heeft opgenomen van de gezamenlijke Oranje Spaarrekening [rekeningnummer]. Het lag vervolgens op de weg van de vrouw om aannemelijk te maken dat er een rechtsgrond was voor deze geldopname (en de besteding daarvan). Naar het oordeel van de rechtbank is zij daarin niet geslaagd.

De vrouw heeft nagelaten om het bestaan van de lening van partijen bij haar moeder van € 10.000,00, alsook de opeisbaarheid daarvan, aan te tonen. Evenmin heeft zij aangetoond dat zij daadwerkelijk een bedrag van € 7.000,00 aan haar moeder heeft terugbetaald. De enkele mededeling van de vrouw, dat partijen het bedrag van € 10.000,00 in contanten van haar moeder hebben ontvangen, volstaat niet.

Dat de vrouw het resterende bedrag van € 10.000,00 nodig had voor een nieuwe inrichting en levensonderhoud acht de rechtbank, net als de man, evenmin aannemelijk geworden. De man heeft onweersproken gesteld dat de vrouw na haar vertrek direct met [het kind] bij haar huidige echtgenoot is ingetrokken, zodat de noodzaak tot het aanschaffen van nieuwe meubels – anders dan wellicht een inrichting voor een kinderkamer – er niet was. Daarnaast heeft de vrouw onweersproken gelaten dat zij partneralimentatie en een uitkering ter dekking van de kosten van haar levensonderhoud ontving, zodat het bedrag ook niet verondersteld kan worden daaraan te zijn opgegaan. De stelling van de vrouw, dat zij op het moment dat zij bij haar huidige echtgenoot introk nog geen relatie met hem had, maakt het vorenstaande niet anders.

De rechtbank concludeert derhalve dat de vrouw binnen zes maanden vóór het geding de gemeenschap heeft benadeeld door verspilling van een bedrag van € 17.000,00. Zij dient de geleden schade conform artikel 164, eerste lid, Boek 1 BW aan de gemeenschap te vergoeden. In het kader van de onderhavige verdeling dient de vrouw derhalve € 8.500,00 aan de man te betalen.

Samenvatting overeenstemming

2.6.12.

De rechtbank verstaat dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de verdeling zoals:

 onder a) vermeld ten aanzien van de echtelijke woning;

 onder b) vermeld ten aanzien van auto van het merk Audi A3;

 onder f) vermeld ten aanzien van de inboedel.

Ten aanzien van de deze onderdelen zal de rechtbank dus geen beslissing geven.

3 De beslissing

De rechtbank:

3.1.

spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd te Castricum op [trouwdatum] ;

3.2.

bepaalt in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken dat de minderjarige [het kind] de ene week bij de man verblijft en de andere week bij de vrouw en dat de vakanties en feestdagen in onderling overleg bij helfte tussen partijen worden verdeeld;

3.3.

deelt de bus van het merk Volkswagen toe aan de man tegen een waarde van € 14.639,00, onder de verplichting van de man om € 7.319,50 aan de vrouw te voldoen;

3.4.

deelt de elektrische fiets toe aan de man tegen een waarde van € 400,00, onder de verplichting van de man om € 200,00 aan de vrouw te voldoen;

3.5.

gelast partijen de saldi van de onder 2.6.4. onder d) genoemde bankrekeningen per peildatum 11 maart 2014 bij helfte te verdelen;

3.6.

gelast partijen de lijfrenteverzekeringen van de man bij Allianz met nummer [polisnummer] en bij Reaal met nummer [polisnummer] af te kopen en de opbrengst bij helfte te delen;

3.7.

veroordeelt de vrouw om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de man te betalen een bedrag van € 2.908,00;

3.8.

veroordeelt de vrouw om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de man te betalen een bedrag van € 8.500,00;

3.9.

verklaart deze beslissing, behoudens de echtscheiding, uitvoerbaar bij voorraad.

3.10.

wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mr. M.E. Allegro, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. R.M. van Diepen op 23 maart 2016.

Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.