Home

Rechtbank Midden-Nederland, 10-10-2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:5885, 22/327

Rechtbank Midden-Nederland, 10-10-2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:5885, 22/327

Gegevens

Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Datum uitspraak
10 oktober 2022
Datum publicatie
2 maart 2023
ECLI
ECLI:NL:RBMNE:2022:5885
Zaaknummer
22/327

Inhoudsindicatie

Uit de stukken blijkt niet dat de erfgenaam/erfgenamen bevoegd is om op te treden. De gemachtigde van eiser is in de gelegenheid gesteld deze stukken aan de rechtbank te overleggen. De gemachtigde heeft niet gereageerd. Beroep is niet-ontvankelijk.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht

Bestuursrecht

zaaknummer: UTR 22/327

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: J.L.G. van Herk),

en

de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap [gemeente] (verweerder)

(gemachtigde: M. Boerlage).

Inleiding

1.1

Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 15 december 2021, inzake de aan [naam 1] opgelegde WOZ-aanslag over het object aan de [adres] in [woonplaats] , beroep ingesteld.

1.2

De zaak is behandeld op de zitting van 25 mei 2022 door middel van een Teams-beeldverbinding. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [Taxateur] , taxateur.

1.3

De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om de gemachtigde in de gelegenheid te stellen nadere stukken te overleggen waaruit blijkt dat hij bevoegd is om beroep in te stellen namens eiser.

1.4

Nadat partijen zijn gewezen op hun recht ter nadere zitting te worden gehoord, heeft verweerder aangegeven niet te willen worden gehoord op zitting. Eiser heeft niet binnen de door de rechtbank gestelde termijn verklaard dat hij gebruik wil maken van dit recht. De rechtbank heeft daarop het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. Namens [eiser] heeft de gemachtigde eerst bezwaar gemaakt tegen de onder de inleiding genoemde WOZ-aanslag en vervolgens tegen de bestreden uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.

3. Iemand die namens een ander beroep instelt, moet op verzoek van de rechtbank een machtiging indienen om aan te tonen dat hij namens die ander beroep in mag stellen. Dit staat in artikel 8:24, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren.

4. Op de zitting is besproken dat uit de stukken in het dossier niet blijkt dat de gemachtigde bevoegd is om namens [eiser] op te treden. In het dossier zit een machtiging van [naam 2] , maar er zijn geen stukken waaruit blijkt dat [naam 2] de enige erfgenaam is, of bevoegd is om namens de andere erfgenamen op te treden. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek geschorst om de gemachtigde in de gelegenheid te stellen deze stukken over te leggen. Bij de verzending van het verkort proces-verbaal heeft de rechtbank gemachtigde er op gewezen dat als hij de stukken niet (op tijd) opstuurt, de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk kan verklaren. De gemachtigde heeft niet gereageerd.

5. De in het dossier aanwezige machtiging van [naam 2] voldoet daarom niet. Dat betekent dat er in deze beroepsprocedure geen toereikende machtiging is overgelegd. De gemachtigde heeft geen reden gegeven waarom hij die niet heeft opgestuurd.

6. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.

7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Bent u het niet eens met deze uitspraak?