Home

Rechtbank Midden-Nederland, 04-05-2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:2538, 21/4357

Rechtbank Midden-Nederland, 04-05-2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:2538, 21/4357

Gegevens

Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Datum uitspraak
4 mei 2022
Datum publicatie
23 december 2022
ECLI
ECLI:NL:RBMNE:2022:2538
Zaaknummer
21/4357

Inhoudsindicatie

Inschrijving Rbtv, voldoet niet aan eisen Wbtv, vertrouwensbeginsel.

Uitspraak

Zittingsplaats Utrecht

Bestuursrecht

zaaknummer: UTR 21/4357

en

(gemachtigde: mr. D.E.S. Tomeij).

Procesverloop

In het besluit van 17 maart 2021 (primair besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser tot inschrijving in het Register beëdigde tolken en vertalers (Rbtv) afgewezen.

In het besluit van 20 augustus 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

De rechtbank heeft het beroep op 30 december 2021 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wat is de aanleiding voor deze uitspraak?

1. Eiser heeft op 9 januari 2021 een verzoek ingediend tot inschrijving in het Rbtv als tolk Nederlands ↔ Arabisch (Marokkaans) en Nederlands ↔ Arabisch (Standaard) op B2-niveau. Verweerder heeft het verzoek afgewezen omdat eiser niet in het bezit is van de vereiste diploma’s/getuigschriften.1 Eiser toont voorts niet aan dat hij op een andere wijze voldoet aan de wettelijke competenties.2 Met name voldoet eiser niet aan de voorwaarde van tolkvaardigheid en -attitude, aldus verweerder.

3. Eiser is het niet eens met de afwijzing van zijn verzoek en voert daarbij het volgende aan. Op 3 oktober 2019 - voorafgaand aan het verzoek dat tot deze procedure heeft geleid - heeft eiser een zogenaamd quickscan-advies ontvangen van verweerder. In dit advies staat dat eiser wel aannemelijk heeft gemaakt dat hij beschikt over tolkvaardigheid en -attitude. Verder staat in het advies dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij beschikt over taalvaardigheid in het Nederlands op B2-niveau van het Europees Referentiekader (ERK). Er wordt dan ook door verweerder geadviseerd om een taaltoets Nederlands te maken. Dit advies heeft eiser opgevolgd, waarna hij de huidige aanvraag deed. Zodoende betoogt eiser dat hij heeft voldaan aan de voorwaarden van verweerder en mocht hij erop vertrouwen dat hij door verweerder ingeschreven zou worden in het Rbtv.

Standpunt van verweerder

4. Verweerder heeft zich in beroep op het standpunt gesteld dat er in het quickscan-advies inderdaad een toezegging is gedaan waardoor bepaalde verwachtingen zijn gewekt bij eiser, namelijk dat hij zou beschikken over voldoende tolkvaardigheid en -attitude. Bij de beoordeling van eisers aanvraag is verweerder echter gebleken dat eiser op dit onderdeel toch niet aan de eisen voldeed. Eiser heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij op enig moment een integrale tolktoets Nederlands ↔ Arabisch (Marokkaans) of een andere toets of opleiding tolkvaardigheid en tolkattitude (taaloverstijgend), of de taalgebonden opleiding gerechtstolken in strafzaken heeft afgerond. Eiser heeft ook niet voldaan aan de richtlijn ‘Beoordelingskader Tolk B2-niveau’ (het Beoordelingskader B2), op grond waarvan de tolk die niet in het bezit is van de vereiste diploma’s of certificaten in bepaalde gevallen toch kan voldoen aan de eis van voldoende tolkvaardigheid en -attitude. Eiser kan weliswaar een beroep doen op het vertrouwensbeginsel, maar dit leidt niet tot de conclusie dat eiser ook wordt ingeschreven in het Rbtv, omdat verweerder er groot belang aan hecht dat daarin enkel tolken en vertalers worden ingeschreven die daadwerkelijk aan alle voorwaarden voldoen.

Oordeel van de rechtbank

5. Eiser doet in de eerste plaats een beroep op het vertrouwensbeginsel en stelt dat verweerder hem vanwege de gedane toezegging én omdat hij voldoet aan de wettelijke eisen, moet inschrijven in het Rbtv. De rechtbank overweegt hierover het volgende.

6. Voor zover eiser in beroep betoogt dat hij voldoet aan de vereisten van artikel 3 Wet beëdigde tolken en vertalers (Wbtv) om ingeschreven te worden in het Rbtv, is niet in geschil is dat eiser niet beschikt over een diploma als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onder a, van het Bbtv. Eiser kan dan ook alleen worden ingeschreven op grond van artikel 8, eerste lid, onder b, van het Bbtv door anderszins aan te tonen te voldoen aan de wettelijke competenties. Daarbij gaat het om een combinatie van tolkscholing en werkervaring. Verweerder heeft voor de invulling van dit criterium (‘anderszins aantonen’) aansluiting gezocht bij het Besluit permanente educatie Wbtv en de voorwaarden uitgewerkt in het Beoordelingskader B2, dat verweerder heeft gepubliceerd op haar website en hanteert als richtlijn. Verweerder heeft de voorwaarde gesteld dat er sprake moet zijn van tolkscholing met een omvang van ten minste 40 uren PE (Permanente Educatie, ofwel PE-punten) en de tolkscholing moet in elk geval betrekking hebben gehad op de tolktechnieken geheugentraining, tekstanalyse en parafraseren, notatietechnieken en tolkhouding. Pas wanneer sprake is van tenminste 40 PE-punten kan ook de werkervaring in ogenschouw worden genomen. Deze uitgangspunten acht de rechtbank niet onredelijk en zijn overigens ook niet door eiser betwist. De rechtbank heeft ter zitting met partijen vastgesteld dat eiser heeft aangetoond dat hij 8 PE-punten tolkscholing heeft behaald. Dit betekent dat eiser een tekort van 32 PE-punten heeft om te voldoen aan de voorwaarden. Hierdoor is de rechtbank van oordeel dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden voor inschrijving in het Rbtv op grond van artikel 8, eerste lid, onder a of onder b, van het Bbtv. Hierna zal de rechtbank beoordelen of verweerder desondanks tot inschrijving moest overgaan vanwege eisers beroep op het vertrouwensbeginsel.

7. De hoogste bestuursrechter in dit soort zaken, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, heeft een stappenplan (met drie stappen) uiteengezet dat moet worden gevolgd bij de beoordeling van een beroep op het vertrouwensbeginsel.3 De eerste is de juridische kwalificatie van de uitlating en/of gedraging waarop de betrokkene zich beroept. Kan die uitlating en/of gedraging worden gekwalificeerd als een toezegging? Bij de tweede stap moet de vraag worden beantwoord of die toezegging aan het bevoegde bestuursorgaan kan worden toegerekend. Indien beide vragen bevestigend worden beantwoord, en er dus een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel kan worden gedaan, volgt de derde stap. In het kader van die derde stap zal de vraag moeten worden beantwoord wat de betekenis van het gewekte vertrouwen is bij de uitoefening van de betreffende bevoegdheid.

8. Met partijen stelt de rechtbank vast dat niet in geschil is dat in dit geval is voldaan aan stap één en stap twee. Het gaat in deze zaak om de derde stap. De rechtbank moet beoordelen of verweerder het beroep van eiser op het vertrouwensbeginsel had moeten honoreren. Daartoe is vereist dat bij afweging van de betrokken belangen, waarbij het belang van degene bij wie de gerechtvaardigde verwachtingen zijn gewekt zwaar weegt, geen zwaarder wegende belangen aan het honoreren van de verwachtingen in de weg staan. Die zwaarder wegende belangen kunnen zijn gelegen in strijd met de wet, het algemeen belang en de belangen van derden.

9. Eisers belang bij het honoreren van het beroep op het vertrouwensbeginsel is er in gelegen dat hij geen aanvullende examens meer hoeft af te leggen en dat hij als in het register ingeschreven tolk aan het werk kan gaan. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat dit persoonlijk belang van eiser niet opweegt tegen het algemene belang dat met het stellen van voorwaarden aan inschrijving in het Rbtv wordt beoogd, namelijk de zekerheid dat alle in het register opgenomen tolken en vertalers over voldoende vaardigheden beschikken. Verweerder heeft hierbij van belang kunnen achten dat ingeschreven tolken worden ingezet om onder andere verdachten die de taal niet beheersen in strafzaken bij te staan. Over de kwaliteit van de tolk moet daarom geen twijfel kunnen bestaan. Dat verweerder daartoe ook eisen stelt aan tolkvaardigheden en -attitude en dat hierbij een groot gewicht wordt toegekend aan tolkscholing is niet onredelijk. Dat eiser, zoals hij ter zitting heeft aangevoerd, last heeft van examenangst, maakt voor de belangenafweging geen verschil. Verweerder heeft voldoende onderbouwd dat eisers belang bij het niet hoeven afleggen van aanvullende toetsen minder zwaar dient te wegen.

Conclusie en samenvatting

10. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat verweerder het verzoek van eiser om inschrijving in het Rbtv heeft mogen afwijzen. Eiser voldoet niet aan de wettelijke voorwaarden voor inschrijving. Eiser heeft terecht aangevoerd dat verweerder bij hem vertrouwen heeft gewekt over de mate waarin hij voldeed aan de eisen voor inschrijving in het tolkregister. Dit leidt echter niet tot de conclusie dat eiser ondanks het niet kunnen aantonen van voldoende tolkvaardigheid en -attitude moet worden ingeschreven als tolk. Eisers belang weegt minder zwaar dan het belang dat in het Rbtv opgenomen tolken aan alle vakbekwaamheidseisen moeten voldoen. Eiser heeft niet gesteld en onderbouwd dat hij schade heeft geleden als gevolg van verweerders mededelingen, zodat voor een schadevergoeding geen aanleiding bestaat. Voor een proceskostenveroordeling bestaat evenmin aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. O. Veldman, rechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Pruntel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 mei 2022.

griffier

rechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Bijlage regelgeving

Artikel 3

Artikel 8