Home

Rechtbank Midden-Nederland, 22-06-2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:2408, C/16/539212 / KG ZA 22-189

Rechtbank Midden-Nederland, 22-06-2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:2408, C/16/539212 / KG ZA 22-189

Gegevens

Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Datum uitspraak
22 juni 2022
Datum publicatie
3 oktober 2022
ECLI
ECLI:NL:RBMNE:2022:2408
Zaaknummer
C/16/539212 / KG ZA 22-189

Inhoudsindicatie

Kort geding, opheffen beslag, staking executie

Uitspraak

vonnis

Familierecht

Locatie Utrecht

Zaaknummer / rolnummer: C/16/539212 / KG ZA 22-189

Vonnis in kort geding van 22 juni 2022

in de zaak van

[de man] ,

wonende in [woonplaats 1] ,

eiser in conventie,

verweerder in reconventie,

hierna: de man,

advocaat mr. J. van Andel,

tegen

[de vrouw] ,

wonende in [woonplaats 2] ,

gedaagde in conventie,

eiseres in reconventie,

hierna: de vrouw,

advocaat mr. H.E. Brokers-van Dijk.

1 De procedure

1.1.

De voorzieningenrechter heeft de volgende stukken ontvangen:

-

de dagvaarding van 20 mei 2022 met producties;

-

de conclusie van antwoord en een eis in reconventie met producties, ontvangen op 31 mei 2022.

1.2.

De mondelinge behandeling (zitting) vond plaats op 1 juni 2022. Daarbij waren partijen en hun advocaten aanwezig. Op de zitting heeft de advocaat van de man de originele dagvaarding en een pleitnota overgelegd. De pleitnota heeft hij voorgedragen.

1.3.

Vervolgens is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

Partijen zijn met elkaar getrouwd geweest. Bij beschikking van [2016] is de echtscheiding tussen hen uitgesproken. De echtscheidingsbeschikking is op [2016] ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

2.2.

Partijen zijn de ouders van [A] , geboren op [2012] in [geboorteplaats] . [A (voornaam)] staat ingeschreven op het adres van de man. Hij is eenmaal per week op woensdag en eenmaal per twee weken een weekend bij de vrouw.

2.3.

In de echtscheidingsbeschikking is - voor zover relevant voor dit vonnis - bepaald dat partijen dienen over te gaan tot verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap en, indien zij binnen 14 dagen na de inschrijving van de beschikking geen overeenstemming over de keuze van een notaris hebben bereikt, de werkzaamheden van de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap zullen worden verricht voor mr. [B] , notaris in [plaats 1] .

2.4.

In een procedure tussen partijen over de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap heeft de rechtbank in het vonnis van 20 januari 2021 - voor zover relevant voor dit vonnis - het volgende beslist:

“De rechtbank:

3.1.

stelt de wijze van verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap van partijen vast als volgt:

3.1.1.

De echtelijke woning moet worden verkocht.

a. Als partijen het niet eens worden over de keuze van een (andere) makelaar, moeten zij binnen een maand na het wijzen van dit vonnis aan [makelaarskantoor 1] in [plaats 2] opdracht geven om de woning te verkopen. Zij moeten in samenspraak met de makelaar de vraag- en laatprijs vaststellen. Bij onenigheid is het advies van de makelaar bindend voor partijen.

b. Uit de opbrengst van de woning moet de hypotheek moet worden afgelost. Partijen krijgen ieder de helft van de over- of onderwaarde.

3.1.2.

Als [de man] niet meewerkt aan het onder 3.1.1. bepaalde verbeurt hij een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag, of deel daarvan, waarop hij in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 25.000,-.

(…)

3.2.

veroordeelt [de man] om aan [de vrouw] te betalen € 12.000,-;

3.3.

verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;”

2.5.

De man heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 20 januari 2021. Ook heeft hij een provisionele eis ingediend waarin hij vordert dat het Gerechtshof partijen gelast te verschijnen om verder te praten/onderhandelen over de over en weer gedane tekstvoorstellen terzake van het bedrag van € 110.500,- en na gerechtelijke bemiddeling door het hof te geraken tot overeenstemming, zodat partijen kunnen overgaan tot ondertekening en van het convenant en afwikkeling daarvan. Op 26 augustus 2022 staat een zitting bij het gerechtshof gepland. Het is de voorzieningenrechter niet duidelijk geworden of tijdens deze zitting alleen het door de man gevorderde incident wordt behandeld, of ook de bodemzaak.

3 Het geschil

3.1.

De man vordert dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis:

-

opheft het door de vrouw ten laste van de man op 6 april 2022 gelegde derdenbeslag onder de coöperatie Coöperatieve Rabobank U.A., gevestigd te ( [postcode] ) [plaats 3] aan de [adres 1] , althans dat beslag beperkt tot € 12.000,-, en de vrouw veroordeelt het meer door haar geïncasseerde aan de man terug te betalen;

-

de vrouw beveelt de tenuitvoerlegging van de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 20 januari 2021 te staken en gestaakt te houden totdat het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem in het door de man ingestelde hoger beroep, met kenmerk 200.300.021/01, beslist zal hebben en deze beslissing kracht van gewijsde zal hebben gekregen;

-

de vrouw verbiedt verdere executiemaatregelen terzake de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht van 20 januari 2021 te nemen totdat het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem beslist zal hebben in het door de man ingestelde hoger beroep en deze beslissing kracht van gewijsde zal hebben gekregen;

-

de vrouw gelast met de man verder te onderhandelen c.q. praten om alsnog tot een c.q. de overeenkomst te komen en gedurende het dooronderhandelen de vrouw verbiedt met een derde te onderhandelen of te contracteren danwel de vrouw verbiedt opdracht aan een derde te geven de woning in [plaats 2] in de verkoop te nemen/doen c.q. zelf de woning in de verkoop te doen;

-

alles op straffe van het verbeuren van een dwangsom van € 5.000,- per dag of gedeelte van een dag dat de vrouw nalatig blijft aan het hiervoor gevorderde te voldoen, zulks tot een maximum van € 200.000,-;

-

de vrouw veroordeelt in de kosten van deze procedure.

De man vraagt in reconventie de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren, althans haar de vorderingen te ontzeggen, met veroordeling van de vrouw in de kosten van het geding.

3.2.

De vrouw wil dat de vorderingen van de man in conventie worden afgewezen. In reconventie vordert zij dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis:

1. de wijze van verdeling van de woning te [plaats 2] aan de [adres 2] gelast en wel als volgt:

a. de woning zal worden verkocht en geleverd aan een derde, waartoe partijen binnen een week ná dagtekening van dit vonnis gezamenlijk een schriftelijke verkoopopdracht zullen geven aan makelaardij [makelaarskantoor 1] te [plaats 2] of aan [makelaarskantoor 2] te [plaats 2] , waarbij partijen, als er geen onderlinge overeenstemming is, het advies van de makelaar over de vraag- en laatprijs als leidend accepteren;

b. bepaalt dat als de man zijn medewerking weigert aan het geven van een opdracht tot verkoopbemiddeling aan de makelaar, de vrouw gemachtigd is om mede namens de man de opdracht tot verkoopbemiddeling aan de makelaar te verstrekken;

c. veroordeelt de man om:

- binnen een week na een daartoe strekkend advies van de makelaar zijn medewerking te verlenen aan het ondertekenen van een door de makelaar geadviseerde overeenkomst met een koper;

- op eerste verzoek te verschijnen op een door de koper aangewezen notaris te bepalen datum en tijdstip voor de overdracht van de woning en de ondertekening van de leveringsakte;

d. bepaalt dat de vrouw gemachtigd is om mede namens de man de hiervoor onder c. bedoelde koopovereenkomst en/of leveringsakte te ondertekenen indien de man zijn medewerking niet verleent;

e. veroordeelt de man om binnen vier weken na dagtekening van dit vonnis, of zoveel eerder als partijen een opdracht tot verkoopbemiddeling aan een makelaar hebben verstrekt onvoorwaardelijk mee te werken aan een spoedige verkoop van de woning door:

- alle benodigde sleutels te overhandigen aan de makelaar die nodig zijn om toegang tot de woning en al hetgeen daartoe behoort te verkrijgen;

- zijn medewerking te verlenen aan het maken van de voor de verkoop benodigde foto’s van het in- en exterieur van de woning teneinde deze op de gebruikelijke wijze te plaatsen op de gebruikelijke verkoopsites, veilingsites en verkoopkrantjes;

- te dulden dat de makelaar meerdere verkoopborden aan de woning plaatst;

- de makelaar al dan niet samen met potentiële kopers toegang te verschaffen tot de woning waarbij het bezoek van de makelaar minimaal 24 uur van tevoren per e-mail, per brief of telefonisch door de vrouw of door de makelaar is aangekondigd aan de man;

- ervoor zorg te dragen dat de woning representatief is voor bezichtiging (ter beoordeling van de makelaar);

- de bezichtiging een positief te laten verlopen (een en ander ter beoordeling van de makelaar);

- de in verband met de verkoopopdracht door de makelaar verstrekte aanwijzingen op te volgen;

f. bepaalt dat de man een dwangsom verbeurt van € 1.000,- per handeling, maar dan wel per dag of gedeelte van de dag dat de man nalaat zijn medewerking te verlenen aan het bepaalde hiervoor onder e. dan wel in strijd handelt met het bepaalde hiervoor onder e., zulks tot een maximum van € 150.000,-;

2. bepaalt dat de kosten verbonden aan de verkoop en levering van de woning voor rekening zullen zijn van beide partijen ieder voor de helft, waaronder (maar niet uitsluitend) de makelaarskosten en de eventuele notariskosten met veroordeling van de man om de helft van deze kosten aan de vrouw te betalen voor zover de vrouw deze kosten aantoonbaar heeft voorgeschoten/zal voorschieten, in welk geval deze kosten dienen te worden verrekend met het de man toekomende deel van de overwaarde;

3. bepaalt dat aan ieder der partijen de helft van de netto verkoopopbrengst (bestaande uit verkoopsom minus de hypotheekschuld) toekomt;

4. bepaalt dat zodra de woning aan een derde is verkocht als genoemd onder I., partijen de verkoopopbrengst van de woning, na aftrek van de hypothecaire geldlening(en) en makelaars- en notariskosten, bij helfte zullen verdelen;

5. één en ander op straffe van een dwangsom van € 1.000,- voor elke dag dat de man nalaat aan die veroordeling te voldoen tot een maximum van € 150.000,-;

6. de man veroordeelt in de kosten van dit geding.

3.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

5 De beslissing