Home

Rechtbank Midden-Nederland, 08-02-2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:407, 16/038604-20 (P)

Rechtbank Midden-Nederland, 08-02-2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:407, 16/038604-20 (P)

Gegevens

Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Datum uitspraak
8 februari 2021
Datum publicatie
8 februari 2021
ECLI
ECLI:NL:RBMNE:2021:407
Zaaknummer
16/038604-20 (P)

Inhoudsindicatie

Rechtbank heeft toepassing gegeven aan het bepaalde in artikel 509a van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank ach bewezen dat verdachte heeft geprobeerd om op 11 februari 2020 aangeefster te verkrachten. Verdachte is onderzocht in het Pieter Baan Centrum. Overeenkomstig het advies van de deskundigen legt de rechtbank op de maatregel van tbs met dwangverpleging.

Uitspraak

Strafrecht

Zittingsplaats Utrecht

Parketnummer: 16/038604-20 (P)

Vonnis van de meervoudige kamer van 8 februari 2021

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren op [1982] te [geboorteplaats] ,

wonende aan de [adres] te [woonplaats] , op dit moment gedetineerd te P.I. Vught, PPC.

1 ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 27 mei 2020, 24 augustus 2020, 28 oktober 2020 en 25 januari 2021. Op de terechtzitting van 25 januari 2021 is de zaak inhoudelijk behandeld.

De onderzoeken hebben, met uitzondering van het onderzoek op de terechtzitting van 27 mei 2020, achter gesloten deuren plaatsgevonden, vanwege toepassing door de rechtbank van artikel 509a van het Wetboek van Strafvordering.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. R.E. Craenen en van hetgeen verdachte en mr. J.M. Walther, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2 TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

primair: op 11 februari 2020 te Driebergen-Rijsenburg heeft geprobeerd om

[slachtoffer] te verkrachten;

subsidiair: op 11 februari 2020 te Driebergen-Rijsenburg [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen.

3 VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4 WAARDERING VAN HET BEWIJS

5 BEWEZENVERKLARING

6 STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

7 STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

8 OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

9 TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

10 BESLISSING