Home

Rechtbank Midden-Nederland, 22-06-2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:2617, 16.217595.20 (P)

Rechtbank Midden-Nederland, 22-06-2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:2617, 16.217595.20 (P)

Gegevens

Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Datum uitspraak
22 juni 2021
Datum publicatie
22 juni 2021
ECLI
ECLI:NL:RBMNE:2021:2617
Zaaknummer
16.217595.20 (P)

Inhoudsindicatie

Veroordeling voor het seksueel misbruiken en verkrachting van zijn (minderjarige) zusje. De drie aan verdachte ten laste gelegde feiten zien op een periode waarin verdachte deels minderjarig en deels meerderjarig was. De rechtbank heeft de tenlastelegging daarom gesplist in een minderjarig en een meerderjarig deel en twee vonnissen gemaakt.

Het misbruik is begonnen toen het slachtoffer nog een kind was en heeft tien jaren geduurd. De seksuele handelingen bestonden onder meer uit het aanraken van de borsten en vagina, aftrekken, pijpen en vingeren. Met zijn gedrag heeft verdachte een ernstige inbreuk op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer gemaakt. De rechtbank heeft zich rekenschap gegeven van de leeftijd van verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten. Met inachtneming van het tijdsverloop en gelet op de LOVS komt de rechtbank tot een strafoplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van in totaal drie jaren: twee jaren voor het meerderjarige deel en één jaar voor het minderjarige deel. De rechtbank legt verder een vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v Sr op, inhoudende een contactverbod met het slachtoffer, welke maatregel dadelijk uitvoerbaar is. De vordering benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Uitspraak

Strafrecht

Zittingsplaats Utrecht

Parketnummer: 16.217595.20 (P)

Vonnis van de meervoudige kamer van 22 juni 2021

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren op [1991] te [geboorteplaats] ,

wonende aan [adres] te [woonplaats] .

1 ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek met gesloten deuren op de terechtzittingen van 9 maart 2021 en 8 juni 2021.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T. Tanghe en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. A.K.S.R. Manniesing, advocaat te Almere, alsmede de benadeelde partij [slachtoffer] en haar raadsvrouw, mr. F. ten Berge, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

De rechtbank merkt op dat aan verdachte één dagvaarding is uitgebracht. De drie aan verdachte ten laste gelegde feiten zien op een periode waarin verdachte deels minderjarig en deels meerderjarig was. De rechtbank zal de tenlastelegging daarom splitsen in een minderjarig en een meerderjarig deel. Het minderjarige deel ziet op de periode van 5 november 2003 tot 5 november 2009. Deze periode betreft feit 1 en een deel van feit 2. Het meerderjarige deel ziet op de periode van 5 november 2009 tot en met 10 april 2013. Deze periode betreft een deel van feit 2 en feit 3. Het voorgaande heeft tot gevolg dat er twee vonnissen zijn, één voor het minderjarige en één voor het meerderjarige deel. Alle drie de feiten zien op eenzelfde soort verdenking, namelijk het plegen van seksuele handelingen door verdachte bij zijn zusje. Bij de bespreking ter terechtzitting is er door geen van de procesdeelnemers een heel duidelijk onderscheid gemaakt tussen het minderjarige en het meerderjarige deel. Om die reden zal de rechtbank grotendeels dezelfde standpunten van de verdediging, de officier van justitie en de benadeelde partij in beide vonnissen opnemen. Waar mogelijk en noodzakelijk zal de rechtbank een onderscheid maken, maar ook de overwegingen van de rechtbank zullen voor het overgrote deel gelijkluidend zijn.

2 TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting van 9 maart 2021 gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

Feit 1, primair : in de periode van 5 november 2003 tot en met 10 april 2007 te Nieuwegein en/of Amersfoort seksuele handelingen, waaronder het seksueel binnendringen, heeft gepleegd met zijn zusje [slachtoffer] , die toen de leeftijd van 12 jaren nog niet had bereikt;

Subsidiair is dit tenlastegelegd als het plegen van ontuchtige handelingen.

Feit 2, primair : in de periode van 5 november 2009 tot en met 10 april 2011 te Nieuwegein en/of Amersfoort seksuele handelingen, waaronder het seksueel binnendringen, heeft gepleegd met zijn zusje [slachtoffer] , die toen de leeftijd van 16 jaren nog niet had bereikt;

Subsidiair is dit tenlastegelegd als het plegen van ontuchtige handelingen.

Feit 3 : in de periode van 11 april 2011 tot en met 10 april 2013 te [woonplaats] zijn zusje [slachtoffer] heeft verkracht.

Dit vonnis betreft enkel het deel van feit 2 dat ziet op de periode vanaf 5 november 2009 en feit 3.

3 VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4 WAARDERING VAN HET BEWIJS

5 BEWEZENVERKLARING

6 STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

7 STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

8 OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

9 BENADEELDE PARTIJ

10 TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

11 BESLISSING