Home

Rechtbank Midden-Nederland, 02-10-2020, ECLI:NL:RBMNE:2020:4352, C/16/509274 / FA RK 20-5391

Rechtbank Midden-Nederland, 02-10-2020, ECLI:NL:RBMNE:2020:4352, C/16/509274 / FA RK 20-5391

Gegevens

Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Datum uitspraak
2 oktober 2020
Datum publicatie
30 oktober 2020
ECLI
ECLI:NL:RBMNE:2020:4352
Zaaknummer
C/16/509274 / FA RK 20-5391

Inhoudsindicatie

Ambulante zorgmachtiging. Verweer. Toewijzing ZM zes maanden

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht

Locatie Utrecht

Zaaknummer: C/16/509274 / FA RK 20-5391

Betrokkene nummer: [betrokkene nummer]

Machtiging tot verlenen van verplichte zorg

Beschikking van 2 oktober 2020, naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:

[betrokkene] ,

geboren op [geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats] ,

wonende en verblijvende te [naam instelling] , locatie [naam locatie] te [plaatsnaam] ,

hierna te noemen: betrokkene,

advocaat: mr. W.H. Boer.

1 Procesverloop

1.1.

Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 18 september 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging. Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift.

Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:

- de medische verklaring van 16 september 2020;

- de zorgkaart;

- het zorgplan;

- de bevindingen van de geneesheer directeur;

- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet BOPZ en de Wvgzz;

- de Justitiële Documentatie.

1.2.

Het verzoek is besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van 2 oktober 2020. Vanwege de Coronamaatregelen, heeft de mondelinge behandeling telefonisch dan wel via Skype plaatsgevonden, conform de Algemene Regeling Zaaksbehandeling Rechtspraak. Daarbij zijn gehoord:

-

betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;

-

de heer [A] , behandelaar.

Daarbij is betrokkene alleen telefonisch gehoord, de andere personen zijn via een Skype-verbinding gehoord. De gehoorde personen waren ieder in afzonderlijke ruimtes. De rechter en de griffier waren in het gerechtsgebouw van de Rechtbank Midden-Nederland in Utrecht.

1.3.

De officier van justitie heeft van tevoren laten weten dat hij niet voornemens is bij de

mondelinge behandeling te verschijnen.

1.4.

De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling direct uitspraak gedaan en aan de advocaat van betrokkene en aan de vertegenwoordiger van de zorgaanbieder een kennisgeving mondelinge uitspraak verstrekt.

2 De standpunten en de beoordeling

2.1.

In het verzoekschrift is, op grond van het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur, verzocht om aan betrokkene de volgende vormen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:2 Wvggz te mogen verlenen. Het gaat om:

a. toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;

b. beperken van de bewegingsvrijheid;

h. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;

j. opnemen in een accommodatie.

De officier verzoekt deze vormen van verplichte zorg voor de duur van zes maanden. In het verzoek is vermeld dat verplichte zorg in de vorm van a en h ook ambulant worden toegepast. In dat geval bestaat de zorgvorm genoemd onder h uit: het nakomen van afspraken met behandelaren, het meewerken daaraan, het toestaan van huisbezoeken van behandelaren en zo nodig het onder toezicht innemen van medicatie volgens voorschrift. De overige vormen van verplichte zorg zullen alleen klinisch worden toegepast. Uit het zorgplan blijkt dat betrokkene gebrekkig ziekte-inzicht heeft en een wisselende motivatie heeft om behandeling te krijgen.

2.2.

De advocaat heeft verzocht het verzoek af te wijzen. Betrokkene heeft de afgelopen periode een positieve ontwikkeling doorgemaakt. Hij vindt dan ook dat hij vertrouwen van de behandelaren verdiend. Daarnaast heeft de onafhankelijk psychiater in de medische verklaring opgeschreven dat de bipolaire stoornis naar de achtergrond is verdwenen. Betrokkene vindt dat het ernstig nadeel niet bestaat uit maatschappelijke teloorgang en verwaarlozing.

De behandelaar heeft verklaard dat betrokkene vooruitgang boekt en er met hem een goede behandelrelatie is. Maar betrokkene is wisselend gemotiveerd voor zijn medicatie inname. Nu betrokkene meer de wens heeft om weer terug te keren in de maatschappij, is een zorgmachtiging noodzakelijk om in te kunnen grijpen als het niet goed met hem gaat.

2.3.

Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van een bipolaire stemmingsstoornis en een autisme spectrum stoornis.

2.4.

Deze stoornis leidt bij betrokkene tot ernstig nadeel, met name gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op zelfverwaarlozing. Om ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te herstellen en de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig.

2.5.

Ter toelichting op het voorgaande overweegt de rechtbank als volgt.

Uit de stukken blijkt dat betrokkene het niet helemaal eens is met de gestelde diagnose betwist en dat hij zijn medicatie wil verlagen. Betrokkene heeft echter een uitgebreide voorgeschiedenis van manisch psychotische ontregelingen. Gelet hierop is het reëel om aan te nemen dat betrokkene zich zonder juridisch kader zal onttrekken aan zorg. Om die reden is verplichte zorg nodig.

2.6.

De rechtbank constateert in deze zaak dat het de bedoeling is dat een zorgmachtiging wordt verleend die gelijkenis vertoont met de voorwaardelijke machtiging onder de wet Bopz. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat de voorwaardelijke machtiging met voorwaarden en opname als stok achter de deur zeer effectief was en in een grote behoefte voorzag. De Wvggz kent een dergelijke machtiging niet. Uitgangspunt in de Wvggz is echter wel dat de verplichte zorg zo veel mogelijk ambulant wordt toegepast. De rechtbank is dan ook van oordeel dat aan de behoefte in de praktijk tegemoet gekomen kan worden door bij de vormen van verplichte zorg in de zorgmachtiging onderscheid te maken tussen enerzijds vormen van verplichte zorg die ambulant worden toegepast en anderzijds vormen van verplichte zorg die bestaan uit en horen bij opname. Deze laatste vormen van verplichte zorg dienen pas te worden toegepast op het moment dat het ernstig nadeel niet meer met de ambulant verplichte zorg kan worden afgewend.

2.7.

Gelet op het bovenstaande ziet de rechtbank aanleiding om in de onderhavige zaak de verzochte vormen van verplichte zorg toe te wijzen, waarbij de vormen genoemd onder a en h eerst ambulant moeten worden toegepast. Pas als op die manier het ernstig nadeel niet meer kan worden afgewend, dan kunnen de verplichte zorgvorm onder j en zo nodig b worden toegepast. De ambulant verplichte vormen van zorg die de rechtbank zal toewijzen, mogen dan ook in de kliniek worden toegepast. Deze verplichte zorg kan naar het oordeel van de rechtbank het ernstig nadeel voldoende wegnemen.

2.8.

Er zijn in dit geval geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. Deze verzochte verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief

2.9.

Uit de stukken blijkt verder dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen. De rechtbank wijst er op dat artikel 2:2 van het Besluit vggz eisen stelt aan de veiligheid bij de toepassing van een zorgmachtiging met ambulant verplichte zorg.

2.10.

Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan de criteria voor en de doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging met de gevraagde vormen van verplichte zorg zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden.

3 Beslissing

De rechtbank:

- verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [betrokkene], geboren op

[geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats] , voor de volgende vormen van verplichte zorg:

a. toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van

medische controles of andere medische handelingen en therapeutische

maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening; te weten: eerst ambulant;

b. beperken van de bewegingsvrijheid;

g. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die

tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen, ambulant in het bijzonder:

- nakomen afspraken met behandelaren en meewerken daaraan;

- toestaan huisbezoeken van behandelaren;

- (zo nodig onder toezicht) innemen van medicatie volgens voorschrift;

j. opnemen in een accommodatie,

en

- bepaalt dat gestart zal worden met ambulante verplichte zorg als bedoeld onder a en h;

- bepaalt dat op het moment dat de ambulant verplichte zorg niet meer voldoende is om het ernstig nadeel af te wenden, ook de andere verleende vormen van verplichte zorg kunnen worden toegepast;

- bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 2 april 2021.

Deze beschikking is op 2 oktober 2020 mondeling gegeven door mr. V.M.M. van Amstel, rechter en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van D. Hendriks als griffier, en op

14 oktober 2020 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.

Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.