Home

Rechtbank Midden-Nederland, 05-08-2020, ECLI:NL:RBMNE:2020:3849, 8482438 UC EXPL 20-3253

Rechtbank Midden-Nederland, 05-08-2020, ECLI:NL:RBMNE:2020:3849, 8482438 UC EXPL 20-3253

Gegevens

Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Datum uitspraak
5 augustus 2020
Datum publicatie
29 september 2020
ECLI
ECLI:NL:RBMNE:2020:3849
Zaaknummer
8482438 UC EXPL 20-3253

Inhoudsindicatie

inbreuk op auteursrechten op foto

Uitspraak

Civiel recht

kantonrechter

locatie Utrecht

zaaknummer: 8482438 UC EXPL 20-3253 ID/963

Vonnis van 5 augustus 2020

inzake

[eiser] ,

handelend onder de naam [handelsnaam 1],

zaakdoende te [vestigingsplaats] ,

verder ook te noemen [eiser] ,

eisende partij,

gemachtigde: NL.LEGAL LLP,

tegen:

[gedaagde] ,

onder andere handelend onder de namen [handelsnaam 2] en [handelsnaam 3],

wonende te [woonplaats] ,

verder ook te noemen [gedaagde] ,

gedaagde partij,

procederend in persoon.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding met producties 1 tot en met 8,

- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 9,

- de conclusie van repliek met bijlage 1 tot en met 4,

- de conclusie van dupliek met bijlage 1.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 Waar gaat het over?

2.1.

[eiser] is werkzaam als fotograaf. Hij publiceert zijn foto’s op de websites www. [naam] .nl en www. [website 1] .nl. Daarop staat ook een foto, die [eiser] heeft gemaakt van (de opening van) Castellum Hoge Woerd in Utrecht (hierna: de foto).

2.2.

[gedaagde] exploiteert en beheert onder andere de website www. [website 2] .nl (hierna: de website). Op deze site kunnen lokale bedrijven gratis hun vacatures plaatsen om zo bedrijven en inwoners van Leidsche Rijn, een wijk in Utrecht, bij elkaar te brengen.

2.3.

[gedaagde] heeft de foto in bewerkte vorm op meerdere plaatsen op de website en op de bijbehorende Facebookpagina geplaatst, waarbij de naam van [eiser] is verwijderd en het logo van het vacatureplatform Leidsche Rijn Werkt over de foto is geplaatst. [eiser] heeft voor dit gebruik geen toestemming gegeven en geen vergoeding ontvangen.

2.4.

De gemachtigde van [eiser] heeft [gedaagde] vanaf 9 maart 2020 meerdere keren schriftelijk gesommeerd de afbeeldingen te verwijderen en schadevergoeding te betalen vanwege inbreuk op de auteursrechten van [eiser] . [gedaagde] heeft de afbeeldingen verwijderd en hij heeft aangeboden om een rectificatie te plaatsen, maar hij is niet tot enige betaling overgegaan.

2.5.

[eiser] vordert in deze procedure veroordeling van [gedaagde] tot betaling van

€ 540,00 aan schadevergoeding, € 407,00 aan gemaakte buitengerechtelijke kosten en de proceskosten. [gedaagde] voert hiertegen verweer.

3 De beoordeling

3.1.

Tussen partijen is niet in geschil dat de foto auteursrechtelijk beschermd is en dat de daarop rustende auteursrechten aan [eiser] toekomen. Op grond van artikel 1 Auteurswet heeft de auteursrechthebbende op een foto als enige het recht om die foto openbaar te maken en te verveelvoudigen. Anderen mogen dat alleen met voorafgaande toestemming, een licentie dus. De in de Auteurswet genoemde uitzonderingen daarop doen zich hier niet voor. Verder komen aan de maker van een foto op grond van artikel 25 Auteurswet persoonlijkheidsrechten toe, waaronder het recht op naamsvermelding bij de foto en het recht om zich te verzetten tegen het wijzigen van de foto.

3.2.

[gedaagde] heeft de foto zonder toestemming van [eiser] in bewerkte vorm met het logo van Leidsche Rijn Werkt er overheen openbaar gemaakt op de website en Facebookpagina, zonder daarbij de naam van [eiser] als maker te vermelden. Zodoende heeft hij inbreuk gemaakt op de hiervoor genoemde auteurs- en persoonlijkheidsrechten en dat is onrechtmatig. Daarom kan [eiser] hem aanspreken voor schadevergoeding.

3.3.

[gedaagde] heeft als verweer aangevoerd dat hij de afbeelding zonder naamsvermelding op Google heeft gevonden, dat de foto destijds veelvuldig zonder bronvermelding op verschillende websites voorkwam en dat hij niet wist dat deze niet vrijblijvend gebruikt mocht worden. Dat maakt het oordeel niet anders. Ook het onbewust schenden van auteursrechten komt voor rekening en risico van de inbreukmaker. [gedaagde] had onderzoek behoren te doen naar de herkomst van de op internet gevonden afbeelding en vervolgens toestemming moeten verkrijgen van de rechthebbende voor het gebruik daarvan. Dit heeft hij nagelaten. Wie dat onderzoek wel uitvoert, de rechthebbende niet ‘vindt’ maar later toch door de rechthebbende wordt aangesproken, kan zich daarom niet tegen die aanspraak verweren door op dat onderzoek te wijzen.

3.4.

[eiser] heeft voldoende feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan kan worden aangenomen dat hij als gevolg van de geconstateerde inbreuk schade heeft geleden. [eiser] voorziet met fotograferen en het verkopen van licenties in zijn levensonderhoud. Voor het gebruik van de foto’s die op zijn websites zijn gepubliceerd moet gewoonlijk een licentievergoeding worden betaald, zodat sprake is van commercieel gebruik van de foto.

3.5.

Nu de schade niet exact is vast te stellen, zal deze begroot moeten worden op een wijze die het meest in overeenstemming is met de aard van de geleden schade. Uitgangspunt bij deze begroting is dat [eiser] ten minste aanspraak kan maken op een bedrag dat gelijk is aan de licentievergoeding die hij heeft gemist. [eiser] stelt dat hij voor commercieel gebruik van zijn foto’s met naamsvermelding een standaardtarief hanteert van € 360,00 per foto(bestand) per jaar, waarbij een gedeelte van een jaar als volledig jaar in rekening wordt gebracht. Ter onderbouwing heeft hij een (geanonimiseerde) factuur overgelegd (bijlage 3). Volgens [eiser] is dit een gemiddeld, gangbaar tarief voor professionele fotografen, nu dit aansluit bij het in de tarievenlijst 2019 van de Stichting Foto Anoniem genoemde tarief en die tarieven als marktconform kunnen worden beschouwd.

3.6.

[gedaagde] heeft hiertegen onder meer als verweer aangevoerd dat de foto is gebruikt voor een maatschappelijk platform dat geen winstoogmerk heeft en grotendeels wordt gefinancierd door gemeenschapsgeld en dat vergelijkbare foto’s van professionele fotografen op Shutterstock.com worden aangeboden voor (omgerekend) € 4,90 per foto. Hij vindt een tarief van € 360,00 daarom veel te veel. Deze verweren slagen niet. [gedaagde] heeft onvoldoende gemotiveerd bestreden dat het redelijk en gebruikelijk is om als professioneel fotograaf tarieven te hanteren die aansluiten bij de tarieven van Stichting Foto Anoniem. De foto is gebruikt op een vacaturesite en bijhorende Facebookpagina. Dat gebruik valt niet onder de in die tarievenlijst bij gebruik op “Internet (websites)” genoemde categorieën “Internet particulieren” of “Cultureel en educatief”, maar “Bedrijven en Instellingen”. Bij die laatste categorie staat een tarief vermeld van minimaal € 360,00 per jaar. Dat [gedaagde] via Shutterstock voor een veel lagere prijs foto’s had kunnen verkrijgen, is niet relevant. Hij heeft namelijk de foto van [eiser] gebruikt en moet dus daarvoor betalen. Het gevorderde bedrag van € 360,00 zal daarom worden toegewezen.

3.7.

De kantonrechter acht het in dit geval redelijk om naast het bedrag aan gederfde licentievergoeding een opslag van 25% toe te wijzen als schadevergoeding vanwege het gebruik van de foto in bewerkte vorm en het ontbreken van de naamsvermelding. Dat komt neer op een bedrag van € 90,00.

3.8.

Op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b BW komen gemaakte kosten voor onderzoek naar / opsporing van een auteursrechtinbreuk voor vergoeding in aanmerking voor zover zij in redelijkheid zijn gemaakt. Uit de overgelegde specificaties (productie 8 en bijlage 4) valt zonder nadere toelichting niet op te maken hoeveel tijd de gemachtigde van [eiser] daaraan heeft besteed. Bij gebrek aan onderbouwing is deze schadepost daarom niet toewijsbaar.

3.9.

[eiser] heeft recht op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten, omdat hij heeft laten zien dat hij die kosten in redelijkheid heeft gemaakt. [gedaagde] heeft de afbeeldingen pas na de tweede sommatie van de gemachtigde van [eiser] verwijderd en heeft ondanks meerdere sommaties geen enkel bedrag aan schadevergoeding aan [eiser] betaald. De gevorderde kosten zullen op grond van artikel 6:96 lid 2 sub c BW worden toegewezen tot het bedrag van de wettelijke staffel van het Rapport BGK-integraal. Dat komt neer op een bedrag van € 67,50 (15% van de hoofdsom van € 450,00).

3.10.

[gedaagde] krijgt ongelijk en wordt daarom in de proceskosten veroordeeld. Omdat het in deze zaak gaat om de handhaving van intellectuele eigendomsrechten is artikel 1019h Rv van toepassing. [eiser] kon in redelijkheid tot dagvaarden overgaan, nadat een regeling buiten de rechter om niet mogelijk bleek. Bij de vaststelling van de redelijke en evenredige kosten ex artikel 1019h Rv gaat de kantonrechter uit van de Indicatietarieven in IE-zaken, versie 1 april 2017. Het gaat hier om een eenvoudige inbreukkwestie met een beperkt feitencomplex, waarin geen uitgebreid inhoudelijk verweer is gevoerd. Voor zo’n zeer eenvoudige, niet bewerkelijke bodemzaak geldt het liquidatietarief.

3.11.

De proceskosten komen daarmee op:

- dagvaarding € 96,09 (inclusief informatiekosten)

- griffierecht 236,00

- salaris gemachtigde 240,00 (2,0 punten × tarief € 120,00)

Totaal € 572,09

De kantonrechter zal de opgevoerde kosten voor het raadplegen van het Digitale Beslag Register afwijzen, omdat niet is toegelicht waarom [gedaagde] deze kosten verschuldigd is.

4 De beslissing