Home

Rechtbank Midden-Nederland, 23-12-2015, ECLI:NL:RBMNE:2015:8666, C/16/360383 / HA ZA 14-31

Rechtbank Midden-Nederland, 23-12-2015, ECLI:NL:RBMNE:2015:8666, C/16/360383 / HA ZA 14-31

Gegevens

Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Datum uitspraak
23 december 2015
Datum publicatie
28 december 2015
ECLI
ECLI:NL:RBMNE:2015:8666
Formele relaties
Zaaknummer
C/16/360383 / HA ZA 14-31

Inhoudsindicatie

Geen causaal verband tussen (gestelde) onrechtmatige daad en schade

Uitspraak

vonnis

Afdeling Civiel recht

handelskamer

locatie Utrecht

zaaknummer / rolnummer: C/16/360383 / HA ZA 14-31

Vonnis van 23 december 2015

in de zaak van

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[eiser 1] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

2. [eiser 2],

wonende te [woonplaats] ,

3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[eiser 3] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

4. [eiser 4],

wonende te [woonplaats] ,

5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[eiser 5] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

6. [eiser 6],

wonende te [woonplaats] ,

7. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[eiser 7] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

eisers,

advocaat mr. H.D.L.M. Schruer,

tegen

1. de maatschap

[gedaagde 1] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[gedaagde 2] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[gedaagde 3] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[gedaagde 4] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[gedaagde 5] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[gedaagde 6] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

7. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[gedaagde 7] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

8. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[gedaagde 8] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

9. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[gedaagde 9] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

10. [ ingetrokken],

11. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[gedaagde 11] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

12. de maatschap

[gedaagde 12] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

13. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[gedaagde 13] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

14. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[gedaagde 14] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

15. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[gedaagde 15] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

16. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[gedaagde 16] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

17. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[gedaagde 17] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

18. [gedaagde 18],

wonende te [woonplaats] ,

19. [gedaagde 19],

wonende te [woonplaats] ,

20. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[gedaagde 20] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

21. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[gedaagde 21] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

22. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[gedaagde 22] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

23. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[gedaagde 23] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

gedaagden,

advocaat mr. drs. E.M. Soerjatin.

en

wonende te [woonplaats] ,

gedaagde,

advocaat mr. E.S. de Bock,

Partijen zullen hierna ‘eisers’ en ‘ [gedaagden] ’ genoemd worden. Afzonderlijk worden zij, in voorkomend geval, op hierna te definiëren wijze aangeduid.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-

de dagvaarding

-

de conclusie van antwoord

-

de conclusie van repliek

-

de conclusie van dupliek

-

de pleidooien en de ter gelegenheid daarvan overgelegde stukken.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

[naam] (hierna: [naam] ) was gevestigd in de jachthaven in [vestigingsplaats] en dreef een onderneming in de productie en verkoop van luxe motorsloepen. Eisers sub 2 (hierna: [eiser 2] ) en sub 4 (hierna: [eiser 4] ) waren geïnteresseerd in de verwerving van de onroerende zaken waarin [naam] gevestigd was en die in verhuurde staat te koop stonden (hierna: het jachthavencomplex). Na contact met de bestuurders van [naam] ontstond bij [eiser 2] en [eiser 4] tevens interesse in de overname van de onderneming (de aandelen en de rechten van intellectuele eigendom) van [naam] .

2.2.

Gedaagde sub 18 (hierna: [gedaagde 18] ) heeft als accountant, verbonden aan gedaagde sub 1 (hierna: [gedaagde 1] ), uitvoering gegeven aan de opdracht van [naam] de jaarrekeningen voor deze vennootschap samen te (doen) stellen over de boekjaren 2000 en 2001. De samenstellingsverklaring van beide jaarrekeningen dateert van 30 juli 2002. Gedaagde sub 19 (hierna: [P] ), eveneens accountant bij [gedaagde 1] , heeft in opdracht van [naam] de halfjaarcijfers (eerste helft 2002) van de vennootschap opgesteld. De halfjaarcijfers 2002 zijn op 2 augustus 2002 in concept toegezonden aan de vader van [eiser 4] (hierna: [senior] ). Op 19 augustus 2002 zijn die halfjaarcijfers in definitieve vorm aan [naam] gezonden.

2.3.

Gedaagde sub 24 (hierna: [gedaagde 24] ), werkzaam als belastingadviseur bij gedaagde sub 12 (hierna: [gedaagde 12] ) heeft [eiser 2] en [eiser 4] in juni 2002 geadviseerd met betrekking tot de verwerving van het jachthavencomplex. Als onderdeel van die transactie hebben [eiser 4] (via zijn vennootschap LS Project BV) en [eiser 2] (via zijn vennootschap [eiser 2] Holding BV) de aandelen verworven in eiseres sub 1 (hierna: [eiser 1] ), welke vennootschap op 14 juni 2002 het jachthavencomplex in eigendom heeft overgedragen gekregen voor een bedrag van in totaal € 878.676,17.

2.4.

[eiser 2] en [eiser 4] hebben, elk via hun eigen houdstermaatschappij (respectievelijk eisers sub 3 en sub 5), de aandelen in het kapitaal van [naam] gekocht voor een koopprijs van in totaal € 1.304.617,-. Met de twee verkopers van de aandelen in [naam] , te weten de heer [X] (hierna: [X] ) en de heer [Y] (hierna: [Y] ), is afzonderlijk gecontracteerd. In beide, niet gedateerde, overeenkomsten tot koop en verkoop van de aandelen is onder meer bepaald:

Artikel 1 Verkoop en wijze van levering

(…)

2. De in lid 1 bedoelde koop en verkoop wordt door partijen geacht plaats te hebben gevonden per 1 januari 2002. De exploitatie van de onderneming van de Vennootschappen wordt door partijen geacht vanaf genoemde datum plaats te vinden voor rekening en risico van de Koper.

3. De levering van de Aandelen zal plaatsvinden ultimo juli 2002 of zoveel eerder of later als partijen overeenkomen (hierna te noemen: de “Leveringsdatum”).

(…)

Artikel 2 Koopprijs, betaling, aflossing van de rekening-courant en aanpassing hoogte goodwill

1. De koopprijs van de aandelen bedraagt (…).

2. De verkoper en de Koper verklaren de Koopprijs te hebben berekend op basis van het eigen vermogen van de Vennootschappen per 31 december 2001 en de goodwill van de Vennootschappen per 31 december 2001.

(…)”

2.5.

Bij notariële akten van respectievelijk 23 augustus 2002 (door [Y] ) en 19 september 2002 (door [X] ) zijn de aandelen in het kapitaal van [naam] geleverd aan [eiser 1] , welke vennootschap door de in de koopovereenkomst aangeduide kopers in die notariële akten is aangewezen als nader te noemen meester. In beide notariële akten is onder meer het volgende bepaald:

“(…)

I. INLEIDING

(…)

1. Tussen verkoper enerzijds en [eiser 3] en LS Project B.V. anderzijds is in juli tweeduizendtwee een koopovereenkomst tot stand gekomen terzake van na te melden aandelen in het kapitaal van de vennootschap, met bevoegdheid voor [eiser 3] en LS Project B.V. een nader te noemen meester aan te wijzen. (…).”

2.6.

[A] heeft bij overeenkomst de intellectuele eigendomsrechten met betrekking tot de [naam] motorsloepen (hierna: de IE rechten) overgedragen aan [eiser 2] en [eiser 4] . De overeenkomst is gedateerd 31 juli 2002 en is namens kopers ondertekend door [gedaagde 24] . Na terugkomst van vakantie hebben [eiser 4] en [eiser 2] de overeenkomst eveneens ondertekend. De koopprijs voor de IE rechten was blijkens artikel 2.2. van de overeenkomst € 1.244.820,-. In artikel 7 van de overeenkomst is opgenomen dat ter zake van de IE rechten een licentieovereenkomst met [naam] is gesloten. De IE rechten zijn op een latere datum overgedragen aan de vennootschap naar [C] (hierna: [C] ).

2.7.

Op 17 december 2002 heeft eiser sub 6 (hierna: [eiser 6] ) een overeenkomst gesloten met [eiser 1] ter zake van de koop van eenderde deel van de geplaatste aandelen in het kapitaal van [naam] . De koopprijs was bepaald op € 1.100.000,-. Bij notariële akte van 30 januari 2003 heeft [eiser 1] 6.100 aandelen in het kapitaal van [naam] verkocht en geleverd aan eiseres sub 7 (hierna: [eiser 6] Beheer). [eiser 6] Beheer trad

per die datum toe tot de directie van [naam] . Per 6 februari 2003 is [eiser 6] als aandeelhouder gaan deelnemen in het kapitaal van [C] .

2.8.

In januari 2004 heeft [eiser 1] de aandelen in [naam] verkocht aan [B] (hierna: [B] ), bestuurd door [M] (een vennootschap met als enig aandeelhouder en bestuurder: [eiser 4] ) en [eiser 2] Beheer.

2.9.

Eind 2003 heeft [K] (hierna: [K] ) – een vennootschap naar Antilliaans recht, bestuurd door de heer [L] (hierna: [L] ) – 25% van de aandelen in [naam] in eigendom overgedragen gekregen. Bij notariële akte van 3 februari 2006 heeft [K] opnieuw aandelen overgedragen gekregen van [B] en van [eiser 6] Beheer, waarmee haar aandelenbezit in [naam] is uitgebreid tot 90%. De resterende 10% van de aandelen [naam] bleef bij [B] in eigendom.

2.10.

Per 1 februari 2005 zijn [eiser 2] en [eiser 4] uitgeschreven als bestuurders van [naam] . [eiser 4] is als werknemer betrokken gebleven bij [naam] , tot zijn ontslag in februari 2008. Op 29 september 2005 is [eiser 6] afgetreden als bestuurder van [naam] . Tot en met februari 2006 stond geen bestuurder van [naam] ingeschreven in het Handelsregister. Van 1 maart 2006 tot 4 februari 2008 stond als bestuurder ingeschreven de heer [N] . Vanaf de laatstgenoemde datum tot 4 juli 2008, vormde [L] het bestuur. Als interim-directeur van [naam] is benoemd geweest de heer [O] , van 4 februari 2008 tot eind april 2008.

2.11.

Op 3 juli 2008 is het jachthavencomplex verkocht voor een bedrag van

€ 1.950.000,-

2.12.

Op 9 september 2008 is [naam] in staat van faillissement verklaard, met benoeming van mr. K.P. Hoogenboezem tot curator (hierna: de curator).

2.13.

Bij klaagschrift van 15 februari 2005 hebben – onder meer – eisers een klacht ingediend tegen [gedaagde 18] en [gedaagde 19] bij de Raad van Tucht voor Registeraccountants en Accountantsadministratieconsulenten te Amsterdam (hierna: RvT). Bij beslissing van 22 april 2008 heeft de RvT onder meer geoordeeld:

“(…)

4.24

Op grond van het voorgaande moet worden geconcludeerd dat van het klachtonderdeel in het klaagschrift onder 3.1, zoals omschreven in de tussenbeslissing van 29 november 2005 onder (j), gegrond is het gedeelte inhoudende dat in de omzet over 2001 vooruitbetalingen als resultaat zijn geboekt, zonder rekening te houden met de nog te verrichten prestatie, waardoor in de berekening van [gedaagde 1] de omzet op de overnamebalans te hoog is vastgesteld en voorts, dat de klacht in alle overige onderdelen ongegrond moet worden verklaard.

(…)

4.27

Al het vorenstaande in aanmerking nemende is de Raad van Tucht van oordeel dat thans niet met een waarschuwing kan worden volstaan en dat aan betrokkenen de maatregel van schriftelijke berisping dient te worden opgelegd.”

2.14.

In hoger beroep heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) bij beslissing van 4 januari 2011 onder meer geoordeeld:

“(…)

Naar het oordeel van het College heeft de raad van tucht in zijn beslissing van 22 april 2008 aan de klacht een te beperkte uitleg gegeven door de werkzaamheden verricht over het boekjaar 2002 niet bij de klacht te betrekken. (…)

Gelet op het vorenstaande slaagt grief 2 van klagers. In het vervolg van deze uitspraak zal het College – waar van toepassing – ook de halfjaarcijfers 2002 bij de beoordeling betrekken.

(…)

Voor het antwoord op de vraag of de samenstellingsverklaringen voor de jaarrekeningen 2000 en 2001 alsmede de mededeling over de halfjaarcijfers 2002 op een deugdelijke grondslag berusten is naar het oordeel van het College bepalend of betrokkenen de cijfers zo hadden kunnen opstellen als dit is gedaan, zonder hierbij afbreuk te doen aan de eis dat door de registeraccountant afgegeven verklaringen en mededelingen dienen te berusten op een deugdelijke grondslag. De omstandigheid dat klagers de jaarrekeningen en halfjaarcijfers hebben laten opstellen (mede) met het oog op de voorgenomen verkoop van de aandelen in de vennootschap is bij de beantwoording van de vraag of betrokkenen de opgedragen werkzaamheden met professionele deskundigheid en zorgvuldigheid hebben verricht van belang. (…)

Het college is van oordeel dat, gelet op de getuigenverklaringen die in de procedure bij de raad van tucht zijn afgelegd, voldoende aannemelijk is geworden dat betrokkenen van de voorgenomen overname van de aandelen hebben geweten, althans, (..) hadden behoren te weten.

Het College onderschrijft het oordeel van de raad van tucht dat de jaarrekening 2001 niet voorzien was van een deugdelijke grondslag nu in de omzet 2001 vooruitbetalingen als resultaat zijn geboekt, zonder rekening te houden met de nog te verrichten prestatie, waardoor in de berekening van [gedaagde 1] de omzet op de balans 2001 te hoog is vastgesteld. Betrokkene 1 onder wiens verantwoordelijkheid de jaarrekening 2001 is opgesteld, had zich, in meerdere mate dan hij heeft gedaan, ervan dienen te vergewissen of tegenover bedoelde facturen inderdaad omzet stond.

(…)

Het College zal – op grond van hetgeen hiervoor onder 3.12 is overwogen – de klacht in het gedeelte zoals hiervoor omschreven, te weten het eerste deel van klachtonderdeel 1, gegrond verklaren ten aanzien van betrokkene 1 [ [gedaagde 18] – toevoeging rechtbank] en – op grond van hetgeen hiervoor is overwogen onder 3.13 – het tweede onderdeel van klachtonderdeel 1 alsnog gegrond verklaren ten aanzien van betrokkene 2 [ [P] – toevoeging rechtbank]. Aan betrokkenen zal de maatregel van schriftelijke berisping worden opgelegd. Voor het overige zal het College de klacht ondergrond verklaren.”

3 Het geschil

3.1.

Eisers vorderen samengevat – hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] , voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, om:

I. aan eiseres sub 1 ( [eiser 1] ) te voldoen € 1.282.961,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2013, althans de dag van dagvaarding tot de dag van voldoening;

II. aan eiser sub 2 ( [eiser 2] ) te voldoen € 572.631,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2013, althans de dag van dagvaarding tot de dag van voldoening;

III. aan eiser sub 4 ( [eiser 4] ) te voldoen € 572.631,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2013, althans de dag van dagvaarding tot de dag van voldoening;

IV. aan eiser sub 6 ( [eiser 6] ) te voldoen € 871.137,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2013, althans de dag van dagvaarding tot de dag van voldoening;

V. aan eiseres sub 7 ( [eiser 6] Beheer) te voldoen € 969.622,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2013, althans de dag van dagvaarding tot de dag van voldoening;

VI. aan eisers te voldoen alle kosten voortvloeiend uit de vaststelling van de aansprakelijkheid en de omvang van de schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2013, althans de dag van dagvaarding tot de dag van voldoening;

VII. aan eisers te voldoen de kosten van het geding.

3.2.

Eisers leggen aan hun vordering, zakelijk weergegeven, het volgende ten grondslag. Eisers stellen dat [gedaagde 18] en [P] als accountant en [gedaagde 24] als belastingadviseur niet hebben gehandeld als redelijk handelend en redelijk bekwaam beroepsbeoefenaar, zodat zij toerekenbaar zijn tekortgeschoten in de uitvoering van hun werkzaamheden. Deze onzorgvuldigheid moet jegens eisers worden gekwalificeerd als een onrechtmatige daad in de zin van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (hierna BW). Eisers vorderen vergoeding door gedaagden van de schade die zij stellen te hebben geleden als gevolg hiervan.

3.3.

[gedaagden] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met (hoofdelijke) veroordeling van eisers in de kosten en de nakosten. [gedaagden] betwist primair dat sprake is van onrechtmatig handelen door (één of meer) gedaagden. Subsidiair betwist [gedaagden] dat een causaal verband bestaat tussen de gemaakte verwijten en de gestelde schade. Daarnaast strekt de norm waarvan eisers stellen dat zij is geschonden niet tot bescherming tegen de schade die zij stellen te hebben geleden. Meer subsidiair betwist [gedaagden] dat eventuele schade kan worden toegerekend aan gedragingen van [gedaagden] Ook betwist [gedaagden] de schade-omvang en ontbreekt volgens haar een grondslag voor hoofdelijke aansprakelijkheid. Ten opzichte van de gedaagden [gedaagde 18] en [P] is een eventuele vordering verjaard, aldus nog steeds [gedaagden]

3.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

5 De beslissing