Home

Rechtbank Midden-Nederland, 18-12-2013, ECLI:NL:RBMNE:2013:7614, 2063486 UC EXPL 13-7187 4091

Rechtbank Midden-Nederland, 18-12-2013, ECLI:NL:RBMNE:2013:7614, 2063486 UC EXPL 13-7187 4091

Gegevens

Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Datum uitspraak
18 december 2013
Datum publicatie
15 januari 2014
ECLI
ECLI:NL:RBMNE:2013:7614
Formele relaties
Zaaknummer
2063486 UC EXPL 13-7187 4091
Relevante informatie
Burgerlijk Wetboek Boek 7 [Tekst geldig vanaf 01-07-2023 tot 01-01-2024], Burgerlijk Wetboek Boek 7 [Tekst geldig vanaf 01-07-2023 tot 01-01-2024] art. 629

Inhoudsindicatie

arbeidsongeschiktheid bij ziekte, loondoorbetaling, loonsanctie, prejudiciele vragen aan de Hoge Raad over reikwijdte art. 7:629 lid 3 BW

Uitspraak

Afdeling Civiel recht

kantonrechter

locatie Utrecht

zaaknummer: 2063486 UC EXPL 13-7187 4091

Vonnis van 18 december 2013

inzake

[eiser] ,

wonende te [woonplaats],

verder ook te noemen [eiser],

eisende partij,

gemachtigde: mr. M.J. Vaessen,

tegen:

de besloten vennootschap

CSU Personeel B.V.,

gevestigd te Uden,

verder ook te noemen CSU Personeel,

CSU Personeel partij,

gemachtigde: mr. R.M. Dessaur.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding

- de conclusie van antwoord

- het proces-verbaal van de comparitie na antwoord d.d. 23 oktober 2013.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten.

Tussen partijen staat vast omdat het is erkend althans niet of onvoldoende weersproken en mede op grond van de overgelegde producties waarvan de inhoud in zoverre niet of onvoldoende is betwist het navolgende:

2.1.

[eiser] is sedert 1 november 2006 in dienst bij CSU Personeel, laatstelijk op basis van arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd voor (gemiddeld) 42 uur per week, in de functie van werknemer algemeen schoonmaakonderhoud, op welke arbeidsovereenkomst van toepassing is de CAO in het schoonmaak- en glazenwassersbedrijf.

2.2.

Op 9 juli 2009 heeft [eiser] zich arbeidsongeschikt gemeld, waarop hij op 10 juli 2009 het spreekuur van de bedrijfsarts heeft bezocht, waarna de bedrijfsarts tot de conclusie is gekomen dat er op dat moment arbeidsmogelijkheden voor eigen en aangepast werk waren en [eiser] per 13 juli 2009 zijn werkzaamheden weer zou kunnen hervatten.

2.3.

De bedrijfsarts mevrouw [A] heeft op 9 december 2009 arbeidsmogelijkheden in het eigen werk en in aangepast werk teruggekoppeld en geconcludeerd en geadviseerd dat, op basis van de huidige beperkingen, de werknemer per 14 december ingezet kan worden voor halve dagen in aangepaste taken en dat ten aanzien van verdere re-integratie een opbouwschema kan worden gehanteerd: per 4 januari 2010 uitbreiden naar 6 uur per dag, waarbij geleidelijk ook weer zaken als stofzuigen en dweilen kunnen worden opgepakt, waarna op 28 januari 2010 weer volledig hervatting kan plaatsvinden.

2.4.

Met ingang van 15 december 2009 tot het einde van het dienstverband op 23 augustus 2010 is de loondoorbetaling gestaakt.

2.5.

De verzekeringsgeneeskundige rapportage van de verzekeringsarts [B] van UWV Utrecht d.d. 11 mei 2011 geeft een (deskundige-)oordeel en concludeert dat sprake is van belastbaarheid in de periode van 15 december 2009 tot 7 juli 2010 maar dat vanaf 7 juni 2010 tot 23 augustus 2010 sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid.

3 De vordering en het verweer

[eiser] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, CSU Personeel veroordeelt tot betaling aan [eiser] van

  1. de som van € 3.368,84 bruto ter zake van salaris inclusief vakantiebijslag over de periode 7 juli 2010 tot en met 23 augustus 2010,

  2. € 1.275,75 bruto, ter zake van salaris inclusief vakantiebijslag over de periode 15 december 2009 tot 7 juli 2010,

  3. de somma van € 1.552,48 bruto ter zake het salaris over de periode 11 van 2009,

  4. € 311,93 bruto ter zake van niet genoten vakantiedagen in de periode 7 juli 2010 tot en met 23 augustus 2010,

  5. de somma van € 118,25 bruto ter zake van niet genoten verlofdagen in de periode 15 december 2009 tot 7 juli 2010,

  6. de wettelijke rente over de onder a,b,c,d en e genoemde bedragen met ingang van 3 augustus 2012 tot de dag der voldoening,

  7. een vergoeding in de gemaakte buitengerechtelijke kosten,

  8. en ten slotte veroordeling van CSU Personeel in de kosten van het geding.

Aan de vordering wordt het volgende ten grondslag gelegd. De vordering onder a en d betreft het volledige loon en de niet genoten verlofdagen over de periode 7 juli 2010 tot en met 23 augustus 2010. In die periode is [eiser] volledig arbeidsongeschikt geacht. Hij had geen benutbare mogelijkheden voor arbeid. De vorderingen onder b en e hebben betrekking op de periode 15 december 2009 tot 7 juni 2010. [eiser] beroept zich op de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 7 april 2005, JAR 2005/111 waarin werd geoordeeld dat een werknemer die niet volledig de aangepaste arbeid verricht, recht heeft op doorbetaling van het loon voor het deel dat hij arbeidsongeschikt is. [eiser] heeft bijgevolg nog recht op een achterstallig salaris voor 112,5 uur nog en de vakantiebijslag daarover.

In de periode vóór 15 december 2009 (vordering sub c in het petitum) is [eiser] ook geconfronteerd met een loonsanctie. In deze periode zijn loonstrookjes verstrekt waaruit de indruk ontstaat dat er wel loon is betaald, maar dat het bedrag is nooit ontvangen.

4.

CSU Personeel voert verweer. Zij concludeert dat de vordering van [eiser] moet worden afgewezen met veroordeling van [eiser] in de kosten van de procedure. In de conclusie van antwoord onder randnummer 47 tot en met 57 is weergegeven dat CSU Personeel volledige inhouding van het loon voorstaat over de periode 15 december 2009 tot 28 januari 2010.

5 De beoordeling.