Home

Rechtbank Maastricht, 17-10-2010, BO7651, 154367/KG ZA 10-401

Rechtbank Maastricht, 17-10-2010, BO7651, 154367/KG ZA 10-401

Gegevens

Instantie
Rechtbank Maastricht
Datum uitspraak
17 oktober 2010
Datum publicatie
17 december 2010
ECLI
ECLI:NL:RBMAA:2010:BO7651
Zaaknummer
154367/KG ZA 10-401

Inhoudsindicatie

Stegmeijer vs Tornado Sport B.V.: Goodwill, overname, distributierechten, omzet, verifieerbare stukken, overeenkomst, uitleg, Haviltexmaatstaf

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT

Sector Civiel

Datum uitspraak : 25 oktober 2010

Zaaknummer : 154367 / KG ZA 10-401

De voorzieningenrechter, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende kort gedingvonnis gewezen

inzake

[EISER],

wonende te Alpen aan den Rijn,

eiser,

advocaat mr. R. van Venetiën, te Alphen aan de Rijn;

tegen:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid TORNADO SPORT BV,

gevestigd te Heerlen,

gedaagde,

advocaat mr. P.F. Holtrop te Amsterdam.

1.Het verloop van de procedure

Eiser, hierna te noemen: “[eiser]”, heeft gedaagde, hierna te noemen: “[gedaagde]” bij exploot van 15 september 2010, gedagvaard in kort geding. Op de dienende dag, 30 september 2010, heeft [eiser] gesteld en gevorderd overeenkomstig de inhoud van de dagvaarding, waarna hij zijn vordering met verwijzing naar op voorhand toegezonden producties nader heeft doen toelichten.

[gedaagde] heeft aan de hand van een pleitnota verweer gevoerd, daarbij eveneens verwijzend naar op voorhand toegezonden producties.

Partijen hebben daarna op elkaars stellingen gereageerd.

Ten slotte hebben partijen om vonnis verzocht. De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.

2.Het geschil

2.1. Het geschil kan, voor zover van belang kort samengevat, als volgt worden weergegeven.

2.2. [eiser] vordert dat [gedaagde], bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld:

I.tot het terstond na betekening van het in deze te wijzen vonnis, verstrekken aan [eiser] van verifieerbare stukken terzake de aard en hoeveelheid van de door de buitendienstmedewerkers van [gedaagde] verrichte actieve inspanningen en behaalde resultaten ter zake verkoopwerkzaamheden ten aanzien van producten van de merken [[XX]], [[QQ]] en [[Y]] over de periode van 1 februari 2009 tot 1 februari 2012, op verbeurte van een dwangsom van € 500,-- voor iedere dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, dat [gedaagde] in gebreke blijft aan dit vonnis te voldoen;

II.tot het terstond na betekening van het in deze te wijzen vonnis aan [eiser] afgeven van de sleutel van de showroom van [gedaagde] te Leusden en die showroom voor [eiser] onbeperkt en onvoorwaardelijk toegankelijk te houden en te blijven houden, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 500,-- voor iedere dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, dat gedaagde in gebreke blijft aan dit vonnis te voldoen;

IIIin de kosten van deze procedure.

2.3. [eiser] legt aan deze vorderingen het volgende ten grondslag.

2.3.1. [eiser] is in het verleden bij [gedaagde] in loondienst geweest als buitendienstmedewerker. In totaal waren drie buitendienstmedewerkers betrokken bij de verkoop van producten met de merken: [[XX]], [[QQ]] en [[Y]].

Bij overeenkomst van 12 januari 2009 (productie 1 [eiser]), hierna: “de overeenkomst” zijn [eiser] en [gedaagde] onder meer overeengekomen:

1.dat de distributierechten voor de merken [[XX]], [[QQ]] en [[Y]] door [gedaagde] aan [eiser] worden overgedragen met ingang van 1 februari 2009.

2.dat [eiser] aan [gedaagde] goodwill dient te voldoen voor de overname van de distributierechten. De hoogte van de goodwill bedraagt 4% van de omzet van [eiser], exclusief BTW van producten en/of diensten met betrekking tot [[XX]]. [[QQ]] en/of [[Y]] producten in de periode van 1 februari 2009 tot en met 31 januari 2012. [eiser] dient iedere 6 maanden afschriften van alle verkoopfacturen aan [gedaagde] te overleggen en [gedaagde] zal vervolgens aan [eiser] een factuur doen toekomen;

3.dat de buitendienstmedewerkers van [gedaagde] voor de duur van drie jaar na 1 februari 2009 actief (onderstreping [eiser]) producten van de merken [[XX]], [[QQ]] en [[Y]] blijven verkopen, welke omzet integraal aan [eiser] toekomt zonder dat [eiser] daarvoor enige prestatie/vergoeding aan [gedaagde] is verschuldigd. [gedaagde] dient door middel van verificatoire stukken rekening en verantwoording af te leggen terzake de aard en hoeveelheid van de inspanningen en resultaten van haar buitendienstmedewerkers terzake de actieve verkoop van de merken [[XX]], [[QQ]] en [[Y]];

4.dat in de showroom van [gedaagde] te Leusden ten behoeve van [eiser] 5m2 beschikbaar zal zijn voor het tentoonstellen van producten van genoemde drie merken en dat [eiser] onbeperkt gebruik kan maken van de showroom in verband met besprekingen.

2.3.2. [eiser] stelt zich primair op het standpunt dat [gedaagde] terzake voornoemde uit de overeenkomst voortvloeiende afspraken toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van deze verbintenissen.

Subsidiair stelt [eiser] dat [gedaagde] onrechtmatig jegens hem handelt en heeft gehandeld, in ieder geval wegens toerekenbaar handelen in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Voor het handelen/nalaten van [gedaagde] bestaat geen enkele rechtvaardiging en dient dan ook te worden aangemerkt als een toerekenbare onrechtmatige daad in de zin van artikel 6:162 BW.

2.4. [gedaagde] voert gemotiveerd verweer, op dit verweer wordt, voor zover relevant, bij de beoordeling ingegaan.

3.De beoordeling

3.1. Het spoedeisend belang volgt uit de stellingen van [eiser] dat er sprake is van tekortkoming in de nakoming van contractuele verplichtingen waardoor hij omzet mis zou lopen. Nu de contractuele verplichtingen tot 2012 gelden heeft [eiser] spoedeisend belang bij correcte nakoming van de verbintenissen.

3.2. De kern van dit geschil is gelegen in het antwoord op de vraag of voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter, op wiens oordeel de voorzieningenrechter dient te anticiperen, tot het oordeel zal komen dat [eiser] op grond van de tussen hem en [gedaagde] vigerende overeenkomst op goede gronden vordert dat [gedaagde] verifieerbare stukken overlegt over de aard en hoeveelheid van de door [gedaagde]’s buitendienstmedewerkers verrichte actieve inspanningen en behaalde resultaten terzake verkoopwerkzaamheden ten aanzien van producten van de merken [[XX]], [[QQ]] en [[Y]] over de periode van

1 februari 2009 tot 1 februari 2012. Voorts ligt de vraag voor of [eiser] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [gedaagde] uit hoofde van de overeenkomst verplicht is tot het aan [eiser] verstrekken van een sleutel van de showroom.

3.2.1. Naar het voorshands oordeel van de voorzieningenrechter luidt het antwoord op deze beide vragen ontkennend. Immers, artikel 5 van de overeenkomst luidt:

“Artikel 5: Verkoop

Buitendienst medewerkers van [gedaagde] zullen voor de duur van 3 jaar na 1 februari 2009 actief producten van de merken [[XX]], [[QQ]] en [[Y]] blijven verkopen. Ook zal er in de Showroom van [gedaagde] in Leusden ruimte beschikbaar zijn (max. 5m2) voor producten van deze merken. [eiser] kan naar eigen inzicht en voor eigen rekening producten van deze drie merken neerzetten in de showroom. Ook kan [eiser] gedurende deze drie jaar gebruik maken van de showroom van [gedaagde] om met klanten (verkoop)gesprekken te voeren, echter uitsluitend voor deze drie merken. Over de door medewerkers van [gedaagde] bemiddelde omzet van [[XX]], [[QQ]] en [[Y]] producten is [eiser] geen enkele provisie of commissie verschuldigd aan [gedaagde].”

3.2.2. Bij de beantwoording van de vraag of er sprake is van een verplichting voor [gedaagde] om verifieerbare stukken over te leggen en om [eiser] van een sleutel van de showroom te voorzien moet worden stilgestaan bij de inhoud en strekking van de overeenkomst. De Haviltexmaatstaf indachtig (Hoge Raad 13 maart 1981, NJ 1981, 635) kan de vraag wat partijen zijn overeengekomen niet worden beantwoord op grond van alleen maar een taalkundige uitleg van de bepalingen van deze overeenkomst. Tegenover die “zuiver taalkundige uitleg” stelt de Hoge Raad immers een uitleg die met de gerechtvaardigde bedoelingen en verwachtingen van de partijen in de gegeven omstandigheden rekening houdt.

3.2.3. Dienovereenkomstig overweegt de voorzieningenrechter dat de overeenkomst is opgesteld door partijen zelf in onderling overleg en dat het gaat om gelijkwaardige partijen nu, anders dan [eiser] stelt, ook [gedaagde] geen juridische achtergrond, en dus ten aanzien van het opstellen van contracten net zoals [eiser] geen professionele achtergrond heeft. Dat [gedaagde] die, onweersproken, [eiser] ter wille heeft willen zijn en hem een kans heeft willen bieden om als zelfstandig ondernemer te starten, bij het uitwerken van de overeenkomst iets anders voor ogen heeft gehad dan partijen bedoelden, is niet aannemelijk. [gedaagde]’s bedoelingen waren, gelet op haar verklaringen ter zitting in ieder geval helder en daardoor zeer aannemelijk: haar buitendienstmedewerkers zouden zich na de overname door [eiser] bezig houden met de verkoop van hun eigen, voor [eiser] niet concurrerende, producten. Het actief verkopen bestond louter uit het doorgeven van prospectussen. Deze uitleg van [gedaagde] vindt ook steun in de zuiver taalkundige uitleg van de laatste volzin uit artikel 5: “Over de door medewerkers van [gedaagde] bemiddelde (onderstreping vrzrgr.) omzet van [[XX]], [[QQ]] en [[Y]] producten is [eiser] geen enkele provisie of commissie verschuldigd aan [gedaagde].” Het woord “bemiddelde” is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet voor tweeërlei uitleg vatbaar, daaruit volgt hetgeen [gedaagde] verklaart: dat haar buitendienstmedewerkers klanten, die interesse kenbaar maakten in de door [eiser] overgenomen producten van [[XX]], [[QQ]] en [[Y]], doorverwezen naar [eiser] en dat zij de bij deze merken behorende prospectussen aan deze klanten overhandigden.

Nu deze wijze van “actieve verkoop” meer dan een jaar zo is geaccepteerd door [eiser] acht de voorzieningenrechter het aannemelijk dat de samenwerking al die tijd verliep overeenkomstig de bedoelingen van partijen. De overeenkomst vermeldt niets over het opmaken van rapportages over deze bemiddeling.

3.2.4. [gedaagde] wordt gevolgd in haar betoog dat het op de weg van [eiser] had gelegen om ter verkrijging van een voorziening als gevorderd, namelijk het door Tonado overleggen van verifieerbare stukken, bewijs te leveren, dat hetgeen hij stelt over de rapportage ook overeengekomen is. Nu uit de overeenkomst noch zuiver taalkundig noch uit de bedoelingen van partijen voortvloeit dat [gedaagde] gehouden is tot het overleggen van een rapportage en [eiser] bovendien nog geen begin van bewijs levert dat een rapportage op enig ander moment overeengekomen zou zijn, dient deze voorziening te worden geweigerd.

3.3. Ten aanzien van de gevorderde afgifte van een sleutel van de showroom overweegt de voorzieningenrechter dat [gedaagde] zich terecht op het standpunt stelt dat uit de overeenkomst geen verplichting voortvloeit om aan [eiser] een eigen sleutel te verstrekken. De woorden:

“Ook kan [eiser] gedurende deze drie jaar gebruik maken van de showroom van [gedaagde] om met klanten (verkoop)gesprekken te voeren, echter uitsluitend voor deze drie merken”.

zijn helder: [eiser] kan gebruik maken van de showroom. [eiser] weerspreekt niet hetgeen [gedaagde] ter zitting naar voren brengt, dat hij tijdens alle verplichte openingsdagen van het Sports Business Center gebruik kan maken van de showroom en voor dit gebruik geen afspraken behoeft te maken met [gedaagde]. Buiten de verplichte openingstijden kan [eiser] ook terecht als hij van tevoren een medewerker belt van [gedaagde]. Nu [gedaagde] dus niet tekort komt in de nakoming van de overeenkomst dienen de gevraagde voorzieningen te worden geweigerd.

3.4. Ook het subsidaire standpunt van [eiser], dat [gedaagde] onrechtmatig jegens hem handelt en heeft gehandeld, in ieder geval wegens toerekenbaar handelen in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, kan niet tot toewijzing van het gevorderde leiden. Als [eiser] hiermee doelt op de tegenvallende omzet, dat dit zou komen doordat [gedaagde] geen klanten aan hem doorverwijst, dan levert hij geen enkel aanknopingspunt voor de causaliteit tussen het handelen of nalaten van [gedaagde] en de daardoor veroorzaakte schade in de zin van achterblijvende omzet. [gedaagde] wordt gevolgd in haar betoog, onder verwijzing naar de door haar overgelegde producties 1 en 2, dat [eiser] er zelf ook niet in slaagt om machines van het merk [[XX]] te verkopen. Het lijkt er dus op dat de tegenvallende omzet te wijten is aan de huidige crisis en ten onrechte door [eiser] aan [gedaagde] wordt verweten. Hetzelfde geldt voor de afgifte van een sleutel. Nu [gedaagde] blijkens hetgeen onder 3.3. is overwogen niet verplicht is aan [eiser] een sleutel van de showroom te verstrekken handelt hij niet onrechtmatig door [eiser] een sleutel te onthouden. Bovendien toont [eiser] niet aan dat hij schade zou lijden door het ontberen van een sleutel van de showroom.

3.5. Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen dienen de voorzieningen te worden geweigerd en zal [eiser] als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter:

weigert de gevraagde voorzieningen;

veroordeelt [eiser] in de proceskosten tot aan dit vonnis gerezen en aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 263,-- aan vast recht en € 816,-- voor salaris advocaat;

verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.J.Ph. Bergmans, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.

EvdP