Home

Rechtbank Limburg, 23-02-2022, ECLI:NL:RBLIM:2022:1333, 03.008458.20

Rechtbank Limburg, 23-02-2022, ECLI:NL:RBLIM:2022:1333, 03.008458.20

Gegevens

Instantie
Rechtbank Limburg
Datum uitspraak
23 februari 2022
Datum publicatie
23 februari 2022
ECLI
ECLI:NL:RBLIM:2022:1333
Zaaknummer
03.008458.20

Inhoudsindicatie

Dodelijk ongeval op 14 mei 2019 in Horn. Veroordeling tot taakstraf wegens overtreding van art. 6 WVW’94. Overwegingen t.a.v. schuld (aanmerkelijk onoplettend) en straf.

Uitspraak

Zittingsplaats Roermond

Strafrecht

Parketnummer : 03.008458.20

Tegenspraak

Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 23 februari 2022

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboortedatum] 1974,

wonende te [adres] .

De verdachte wordt bijgestaan door mr. W.A. Koers, advocaat kantoorhoudende te Leusden.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 9 februari 2022. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte (primair) als bestuurder van een vrachtwagen met oplegger zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten botsing is ontstaan tussen zijn vrachtwagen en een personenauto met daarin [slachtoffer] , waardoor [slachtoffer] is gedood, dan wel dat verdachte (subsidiair) als bestuurder van een vrachtwagen met oplegger zich zodanig heeft gedragen dat hij gevaar op de weg heeft veroorzaakt en/of dat hij het verkeer op de weg heeft gehinderd.

3 De beoordeling van het bewijs

3.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.

De officier van justitie heeft betoogd dat verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval en wijst daarbij op de volgende omstandigheden. Op verdachte rust een verzwaarde zorgplicht, omdat hij beroepschauffeur is en in een zware vrachtwagen reed. Verdachte is door ‘rood’ gereden ondanks dat hij ter plaatse goed bekend was en wist dat er een verkeerslicht stond. Hij heeft het rode verkeerslicht gedurende 6 tot 9 seconden niet gezien en dat is in het verkeer heel lang. Kijkend naar de grote, langdurige fout die verdachte heeft gemaakt, acht de officier van justitie bewezen dat verdachte zich zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen.

3.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het primair ten laste gelegde feit.

De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte een verkeersfout heeft begaan omdat hij door rood licht is gereden. Er is echter geen sprake van bijkomende factoren die een extra risico opleverden of van meerdere fouten dan enkel door rood licht rijden. Het maken van een enkele verkeersfout is volgens de verdediging onvoldoende om te spreken van aanmerkelijke onvoorzichtigheid of onoplettendheid.

Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

3.3

Het oordeel van de rechtbank 1

De bewijsmiddelen

Op 14 mei 2019 omstreeks 10:22 uur vond een ongeval plaats op de kruising van de N273 (hierna: Napoleonsweg) met de Heythuyserweg te Horn, binnen de gemeente Leudal. Dit betreft een voor het openbaar verkeer openstaande weg buiten de bebouwde kom, waar een maximumsnelheid van 80 kilometer per uur geldt. De lichtgesteldheid was daglicht en het wegdek was droog. Verdachte was ten tijde van het ongeval bestuurder van een vrachtwagen (merk MAN) met daaraan gekoppeld een oplegger. [slachtoffer] was ten tijde van het ongeval bestuurder van een personenauto (merk Toyota). Verdachte reed over de Napoleonsweg komende uit de richting van België en rijdende in de richting van Blerick. [slachtoffer] reed over de Heythuyserweg komende uit de richting van Heythuysen en rijdende in de richting van Haelen. Op de kruising van de Napoleonsweg met de Heythuyserweg botste de vrachtwagen van verdachte met de personenauto bestuurd door [slachtoffer] .2 [slachtoffer] is op 20 mei 2019 overleden als gevolg van een ongeval.3

De afdeling Verkeersongevallenanalyse van de Politie Eenheid Limburg deed onderzoek naar de oorzaak, toedracht en gevolgen van het ongeval.4

Het ongeval vond, gezien vanuit de rijrichting van de MAN, plaats op de rechter rijstrook van de Napoleonsweg. De rijbaan richting Blerick was onderverdeeld in één rijstrook voor links afslaand verkeer en twee rijstroken voor recht doorgaand verkeer, waarbij de meest rechter rijstrook voor recht doorgaand verkeer tevens voor rechts afslaand verkeer aangeduid was.

Gezien vanuit de rijrichting van de Toyota vond het ongeval plaats op de middelste rijstrook van de Heythuyserweg. De twee rijbanen waren onderverdeeld in vier rijstroken. Richting Horn waren er drie rijstroken, onderscheidenlijk voor linksaf, rechtdoor en rechtsaf.

Het kruispunt was geregeld door verkeerslichten. De werking van de verkeerslichten is onderzocht en daaruit is onder andere het volgende gebleken:

• de verkeersregelinstallatie functioneerde zonder storingen ten tijde van het ongeval;

• de MAN reed over richting / fase 8;

• de Toyota reed over fase 11;

• richting 8 en 11 zijn conflicterend aan elkaar;

• de verkeersregelinstallatie voldeed aan alle veiligheidseisen (norm NEN3384: Eén van de eisen uit deze NEN norm is dat de lampen van conflicterende richtingen nooit tegelijkertijd

groen licht kunnen uitstralen. Dit is beveiligd door het verkeersregeltoestel. Indien door een fout onverhoopt wel twee groene lampen van conflicterende richtingen groen licht uit gaan

stralen, schakelt het verkeersregeltoestel direct naar de stand ‘geel knipperen’).5

Achter de voorruit van de MAN werd een onboard camera aangetroffen. De digitale data uit de camera zijn veiliggesteld en onderzocht. Drie schermafdrukken van de dashcambeelden zijn in het proces-verbaal opgenomen:

- foto 22 om 10:20:22 uur: toont het verkeer op de Heythuyserweg komende vanaf Horn richting Heythuysen dat de Napoleonsbaan (de rechtbank begrijpt: Napoleonsweg) kruist. De resolutie van de videobeelden is op die afstand niet voldoende om de kleur van de verkeerslichten te onderscheiden;- foto 23 om 10:20:28 uur: de rode verkeerslichten zijn waarneembaar voor het verkeer op de Napoleonsbaan komend vanuit de richting België en rijdend richting Blerick. In het kader een uitvergroting van de rood licht uitstralende verkeerslichten en kruisend verkeer komende uit de richting Horn; - foto 24 om 10:20:37 uur: toont het rode verkeerslicht vlak voordat de MAN de stopstreep overschrijdt. Bij het passeren van de stopstreep straalde het verkeerslicht voor de MAN rood licht uit. Door de naar beneden gerichte dashcam was het rode licht kort voor het naderen van de stropstreep niet zichtbaar. Het groene licht van dit verkeerslicht straalde géén licht uit. De Toyota reed juist op in de richting van Horn.6

Het uitzicht van de bestuurder van de MAN werd niet belemmerd.

Voor zover kon worden nagegaan, werd het zicht door de voorruit en zijruiten van dit voertuig niet nadelig belemmerd.7

De digitale registratie die voor en ten tijde van het ongeval in de tachograaf van de MAN werd opgeslagen is veiliggesteld en onderzocht. Daaruit bleek dat de MAN voorafgaand aan het ongeval met een snelheid reed van ongeveer 60 km/h. Vlak voor de botsing, om 10.21 uur en 20 seconden, was dat 59 km/h.8

De opstellers van de Verkeersongevallenanalyse komen op basis van voorstaande tot de conclusie dat het ongeval niet zou hebben plaatsgevonden indien de bestuurder van de MAN was gestopt voor de stopstreep terwijl het verkeerslicht in zijn richting rood straalde.9

Verdachte verklaart ter terechtzitting d.d. 9 januari 2022, zakelijk weergegeven, dat hij al 23 jaren werkzaam is als vrachtwagenchauffeur bij een transportbedrijf. Hij was bekend ter plaatse en rijdt dagelijks over de Napoleonsweg. Toen hij de kruising naderde was de weg voor hem vrij. Hij zag pas net toen hij onder het verkeerslicht doorreed, dat het rood licht uitstraalde.

Het juridisch kader

Verdachte is primair ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW).

In het algemeen geldt dat voor een bewezenverklaring van artikel 6 WVW dient te worden vastgesteld dat de verdachte zich zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld is te wijten dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden met als gevolg dat iemand is overleden, dan wel zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Het juridische begrip ‘schuld’ in het kader van artikel 6 WVW houdt in, dat voor strafbaarheid tenminste sprake moet zijn van een aanmerkelijke onvoorzichtigheid of onoplettendheid. Onvoorzichtig of onoplettend handelen op zichzelf is niet voldoende om tot een bewezenverklaring van ‘schuld’ te kunnen komen.

Bij de beoordeling van schuld in de zin van artikel 6 WVW komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dat brengt mee dat niet in zijn algemeenheid gesteld kan worden dat één verkeersovertreding voldoende is voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van bedoelde bepaling. Daarvoor zijn immers verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Voor schuld is derhalve meer nodig dan het veronachtzamen van de voorzichtigheid en onoplettendheid die van een normaal oplettende bestuurder mag worden verwacht. Voorts kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is gehandeld met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin (vergelijk HR 1 juni 2004, NJ 2005, 252).

De overwegingen van de rechtbank

In deze zaak dient dus te worden beoordeeld of kan worden bewezen dat verdachte minimaal ‘aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend’ heeft gehandeld. Het komt daarbij aan op het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval.

Op grond van de feiten en omstandigheden zoals die blijken uit voormelde bewijsmiddelen komt de rechtbank tot de volgende overwegingen. Verdachte reed over de Napoleonsweg, zijnde een overzichtelijke weg, met op de kruising met de Heythuyserweg meerdere verkeerslichten. Verdachte was ter plaatse bekend en wist dat daar verkeerslichten stonden. Voorts blijkt uit het dossier dat verdachte een vrij en onbelemmerd uitzicht had, dat er helder daglicht was en dat de weg vrij was en te overzien. Desondanks heeft verdachte het voor hem geldende rode verkeerslicht niet tijdig waargenomen en is hij met een snelheid van ongeveer 59 kilometer per uur in de flank van de Toyota gereden. Hiermee heeft verdachte een verkeersfout begaan in die zin dat hij artikel 69 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 heeft overtreden. Verdachte had dit ongeval kunnen voorkomen door bij het benaderen en oprijden van de kruising naar het voor hem geldende verkeerslicht te (blijven) kijken en zich ervan te (blijven) vergewissen dat de weg voor hem vrij was en zijn snelheid aan te passen. Voorts is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van slechts een moment van onoplettendheid, nu uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat het voor hem geldende verkeerslicht tenminste 9 seconden rood licht uitstraalde op het moment dat verdachte de stopstreep passeert.

De vraag doet zich voor of deze voortdurende onoplettendheid leidt tot de voor een bewezenverklaring noodzakelijke schuld. Hieromtrent overweegt de rechtbank als volgt.

De hiervoor aangenomen voortdurende onoplettendheid wordt verzwaard met enkele feiten en omstandigheden. Op een vrachtwagenchauffeur rust een grotere verantwoordelijkheid in een wegsituatie waarin sprake is van kruisend verkeer, hetgeen temeer klemt nu verdachte een beroepschauffeur is die geacht mag worden met grotere alertheid te reageren op verkeersituaties. Het berijden van een vrachtwagen vergt reeds vanwege de grote massa van het voertuig en de daarbij behorende langere remweg continu alertheid, voortdurende oplettendheid en bedachtzaamheid op zowel voorziene als onvoorziene omstandigheden. Dat geldt nog sterker indien, zoals in dit geval, de oplegger zwaar beladen is. Het niet naleven van voornoemde wettelijke grondnormen kan grote gevolgen hebben en veel schade en (dodelijk) letsel veroorzaken, zoals bij dit ongeval ook zichtbaar is geworden. Het als beroepschauffeur schenden van deze grondnormen werkt schuld verhogend in deze zaak.

Gelet op het vorenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte aanmerkelijk onoplettend heeft gehandeld hetgeen verwijtbare schuld oplevert in de zin van artikel 6 WVW. Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank geen zwaardere vorm van schuld bewezen.

3.4

De bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte

op 14 mei 2019 te Horn, in de gemeente Leudal, als bestuurder van een motorrijtuig (trekker met oplegger), daarmede rijdende over de weg, de Napoleonsweg, gaande in de richting van de kruising met de Heythuyserweg, op welke kruising het verkeer wordt geregeld middels een driekleurig verkeerslicht, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor [slachtoffer] werd gedood, welke gedragingen aanmerkelijk onoplettend waren en hieruit hebben bestaan dat hij, verdachte, terwijl hij ter plaatse bekend was en zijn zicht niet werd belemmerd, voornoemde kruising is genaderd en (daarbij) niet voldoende heeft gelet op de weg voor hem en op mogelijke weggebruikers op die weg voor hem, en (daarbij) de snelheid van het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig niet tijdig en niet voldoende heeft verminderd en in strijd met voor hem, verdachte, geldende, rood licht uitstralende driekleurige verkeerslichten voornoemde kruising is opgereden op het moment dat een voor hem, verdachte, van links over voornoemde Heythuyserweg komende personenauto reeds dicht was genaderd, althans die kruising opreed, althans zich op die kruising bevond, waardoor een botsing is ontstaan tussen zijn, verdachtes, motorrijtuig en die personenauto, zijnde de personenauto van voornoemde [slachtoffer] .

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

5 De strafbaarheid van de verdachte

6 De straf en/of de maatregel

7 De wettelijke voorschriften

8 De beslissing