Home

Rechtbank Limburg, 09-07-2021, ECLI:NL:RBLIM:2021:5491, 03/702619-15

Rechtbank Limburg, 09-07-2021, ECLI:NL:RBLIM:2021:5491, 03/702619-15

Gegevens

Instantie
Rechtbank Limburg
Datum uitspraak
9 juli 2021
Datum publicatie
9 juli 2021
ECLI
ECLI:NL:RBLIM:2021:5491
Zaaknummer
03/702619-15

Inhoudsindicatie

Onderzoek Kievit/Bandidos. Gevangenisstraf van 14 maanden wegens deelneming aan een criminele organisatie gericht op bedreiging/openlijk geweld, hennepteelt en openlijke geweldpleging. Vrijspraak van poging afpersing en deelneming aan een criminele drugsorganisatie. Strafkorting (30%) wegens schending redelijke termijn.

Uitspraak

Zittingsplaats Maastricht

Strafrecht

Parketnummer: 03/702619-15

Tegenspraak

Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 9 juli 2021

in de strafzaak tegen

[verdachte 13] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963,

wonende te [adresgegevens verdachte 13] .

De verdachte wordt bijgestaan door mr. L.P.H. Hameleers, advocaat kantoorhoudende te Roermond.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van:

-

29, 30 en 31 maart 2021,

-

6, 7, 13, 14, 19, 21, 26 en 28 april 2021,

-

3, 4, 25, 26, 27 en 28 mei 2021,

-

en op 9 juli 2021 is het onderzoek gesloten.

De verdachte is op 7, 21 en 26 april 2021 en 4 mei 2021 verschenen en zijn raadsman is op meerdere dagen verschenen. Het Openbaar Ministerie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte, al dan niet samen met (een) ander(en):

  1. heeft deelgenomen aan een criminele organisatie bestaande uit de leden van MC Bandidos (chapter Sittard);

  2. 1.707 hennepplanten heeft geteeld;

  3. openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd;

  4. heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die het oogmerk had tot drugsdelicten.

3 De beoordeling van het bewijs

3.1

Inleiding

In april 2014 startte de politie Limburg onderzoek ‘Kievit’. Dit onderzoek richtte zich in aanvang op [verdachte 1] en vermeende drugsdelicten. Later breidde het zich uit naar het Sittardse chapter van de motorclub Bandidos. Dat resulteerde in verdenkingen van onder meer drugsdelicten, afpersingen en/of diefstallen met geweld, openlijke geweldpleging en wapenbezit. Nader financieel onderzoek leidde bovendien tot verdenkingen van witwassen, ook tegen familieleden van leden van de Bandidos.

Het opsporingsonderzoek heeft geresulteerd in een omvangrijk dossier, dat bestaat uit onder meer ruim 20 afzonderlijke zaakdossiers. Uiteindelijk zijn 25 verdachten vervolgd door het Openbaar Ministerie.

Een deel van de vermeende strafbare feiten is aan verdachte ten laste gelegd. De rechtbank zal hieronder per ten laste gelegd feit aangeven of zij dit bewezen acht. Ten behoeve van de overzichtelijkheid zal de rechtbank ook per feit aangeven indien daar tot (partiële) vrijspraak wordt gekomen.

3.2

Het standpunt van het Openbaar Ministerie

Het Openbaar Ministerie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van deelname aan een criminele organisatie (feit 1), hennepteelt in Duitsland (feit 2), openlijke geweldpleging (feit 3) en deelname aan een criminele Opiumwet-organisatie (feit 4).

3.3

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat:

-

zaakdossier 5 (afpersing [slachtoffer 5] ) bij de beoordeling van feit 1 (criminele organisatie) buiten beschouwing dient te blijven als gevolg van een schending van het recht op een eerlijk proces;

-

de verdachte vrijgesproken moet worden van deelname aan een criminele organisatie (feit 1) nu het dossier bewijs ontbeert voor een crimineel oogmerk bij de Bandidos MC, dan wel dat de verdachte daarvan geen wetenschap had;

-

vastgesteld kan worden dat de verdachte betrokkenheid heeft gehad bij de hennepteelt in Duitsland (feit 2) in de vorm van de verkoop van goederen uit de growshop en bestrijding van een ziekte bij de teelt;

-

openlijke geweldpleging (feit 3) bewezen kan worden;

-

de verdachte vrijgesproken moet worden van deelname aan een criminele Opiumwet-organisatie (feit 4) omdat uit het dossier niet blijkt van een crimineel samenwerkingsverband; verdachte gaf slechts advies vanuit zijn functie in een growshop.

De standpunten van het Openbaar Ministerie en de verdediging zullen, voor zover van belang, bij de beoordeling van het bewijs nader worden weergegeven dan wel impliciet worden besproken.

3.4

De overwegingen en het oordeel van de rechtbank

Voor de leesbaarheid heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden, in bijlage II opgenomen.

3.4.1

Criminele organisatie (ZD 1 / feit 1)

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat de verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.

Uitgangspunt

De rechtbank stelt voorop dat van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr slechts dan sprake kan zijn, indien de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk.

Organisatie

Voor de bewezenverklaring van 'een organisatie' als bedoeld in art. 140 Sr is vereist dat sprake is van een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en tenminste één andere persoon.

Op grond van de in de bijlage II opgenomen bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.

Het Sittardse chapter van de Bandidos MC werd opgericht in maart 2014 met onder meer [verdachte 10] als president en [verdachte 1] als vice-president. Medio maart/april 2015 telde het chapter, zonder de zogenaamde supportclubs Chicanos en X-time, zo’n 22 (kader)leden, prospects en hangarounds. Leden betaalden contributie en men vergaderde nagenoeg wekelijks. Uit de zogenaamde Bandidos-bijbel en de Holland regels blijkt van zowel uniforme Europese regels als lokale regels voor de club en haar leden.

Op grond hiervan stelt de rechtbank vast dat de leden van het Sittardse chapter van de Bandidos MC een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur vormden: een organisatie.

Oogmerk

Om van een ‘criminele’ organisatie te kunnen spreken, moet die organisatie het doel hebben misdrijven te plegen. Daarbij is niet nodig dat het plegen van misdrijven het einddoel van de organisatie is. De misdrijven hoeven nog niet te zijn begaan. Voor het bewijs van het oogmerk kan onder meer betekenis toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd, aan het meer duurzame of gestructureerde karakter van de samenwerking, zoals daarvan kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie, en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie.

In deze zaak is ten laste gelegd het oogmerk tot het plegen van afpersingen, diefstal met geweld, bedreiging, openlijk geweld en verboden wapenbezit.

Op grond van de in de bijlage II opgenomen bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.

De oprichting van het Sittardse chapter van de Bandidos werd daags erna gevolgd door een granaataanslag op de woning van [verdachte 10] . Nadien volgden nog twee granaataanslagen op de woningen van [verdachte 10] en [verdachte 14] en een aanslag op een café in Echt waar de Bandidos regelmatig bij elkaar kwamen, allemaal in 2014. Daders van deze aanslagen zijn niet gevonden, maar tekenen wel de sfeer omtrent de motorclub.

Problemen met de Hells Angels

In augustus 2014 werd de rivaliteit tussen de motorclubs Bandidos en Hells Angels openlijk zichtbaar door een confrontatie tussen die twee clubs in Alkmaar. Begin 2015 zijn de eerste duidelijke tekenen van problemen met de motorclub Hells Angels zichtbaar in Limburg. Dat er ook daadwerkelijk sprake was van een vete tussen beide blijkt ook wel uit de diverse in de bewijsmiddelen opgenomen communicatie en verslagen: regelmatig zijn de Hells Angels, HA, of “81” - dat staat voor HA, de achtste en eerste letter uit het alfabet - onderwerp van gesprek.

Op 24 januari 2015, een dag nadat Bandidos-lid [Bandidos-lid 2] problemen zou hebben gehad met Hells Angels of sympathisanten daarvan, vond een zogenaamde klopjacht op leden van de Hells Angels plaats. Meerdere leden van de Sittardse Bandidos bezochten die avond diverse plekken waar kennelijk regelmatig leden van de Hells Angels of hun sympathisanten kwamen, doch zonder resultaat. Uit diverse afgeluisterde gesprekken blijkt echter wel dat men die avond op pad was met de bedoeling te vechten. Anders is ook niet verklaarbaar waarom [verdachte 9] bijvoorbeeld in een OVC gesprek vertelt een steekwerend vest aan te hebben.

Climax van die avond was het bezoek van zeven Bandidos, aangevoerd door [verdachte 10] , aan café [naam café 1] in Sittard. Daarbij werd de uitbaatster in niet mis te verstane bewoordingen duidelijk gemaakt dat leden van de Hells Angels, ‘rood/wit’, of hun supporters niet meer welkom waren en dat [verdachte 10] het café zou sluiten als hij anders constateerde.

Daadwerkelijk geweld vond toen dus niet plaats, maar wel een bedreiging. Bovendien was de bedoeling van die avond wel duidelijk: klappen geven aan de leden van de Hells Angels. Mocht dat gelukt zijn, dan lag er zelfs een promotie voor één van de aanwezigen in het verschiet: [Bandidos-lid 1] kon namelijk zijn colors verdienen als hij met een lid van de Hells Angels in gevecht zou gaan.

Op 25 januari 2015 en 16 maart 2015 vonden vervolgens provocaties plaats van de zijde van de Hells Angels: zij bezochten café [naam café 2] in Kerkrade, gelieerd aan de Bandidos, staken daar kennelijk banden lek, en bezochten een lid van de Bandidos in Susteren. Op 25 maart 2015 vond vervolgens een brandstichting plaats bij genoemd café [naam café 2] . De op heterdaad aangehouden verdachte bleek een lid van de Supportcrew 81, de officiële supportclub van de Hells Angels uit Kerkrade.

Op 7 mei 2015 was het anders en andersom. Toen vond de openlijke geweldpleging bij café de [naam café 1] in Sittard plaats. Drie aan een supportclub van de Hells Angels te linken personen werden door een grote groep Bandidos mishandeld. Uit de afgeluisterde gesprekken kan geconcludeerd worden dat dit geen uit de hand gelopen gesprek is geweest, zoals een aantal verdachten de rechtbank ter zitting hebben willen doen geloven. Een en ander is immers de dag van tevoren besproken, waarbij bijvoorbeeld was afgesproken dat hangaround [verdachte 22] niet zou meegaan, omdat ’je niet weet wat zo iemand doet als hij vast komt te zitten’. Een gesprek kent immers normaliter niet het risico van detentie.

Later die avond bezochten de Sittardse Bandidos de [adres 4] in Kerkrade, waarbij zij zich, in colors, voor het café/restaurant [naam café 3] posteerden. Die locatie is net als café [naam café 1] gelieerd aan de Hells Angels, ook te zien aan het plakkaat ‘81’. Dit was een onmiskenbare provocatie.

Het incident bij café [naam café 1] eindigde met een schot vanuit het café naar buiten. Uit de afgeluisterde gesprekken die avond blijkt dat zulks ook reden voor diverse leden van de Bandidos is om niet meer ongewapend ergens naartoe te gaan en dat ze zich kennelijk willen bewapenen.

Oogmerk: bedreiging en openlijke geweldpleging

Van meerdere van de beschreven incidenten zijn Bandidos juist slachtoffer. Deze incidenten kunnen gelinkt worden aan de Hells Angels. Alles samen kenmerkt de explosieve sfeer in de motorclubwereld destijds. Op grond van dit dossier zijn de daadwerkelijke gedragingen van de Bandidos: de klopjacht op 24 januari 2015, de openlijke geweldpleging op 7 mei 2015 en de daaropvolgende provocatie richting de Hells Angels die avond. Uit de diverse afgeluisterde gesprekken, zowel in de periode voorafgaand als rondom de klopjacht en de openlijke geweldpleging, blijkt wat de bedoeling van de Sittardse Bandidos was: het stelselmatig en planmatig bestrijden van de Hells Angels alhier, waarvoor kennelijk geweld en dreiging daarmee nodig was.

Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat het Sittardse chapter van de Bandidos MC het oogmerk had tot bedreiging en openlijke geweldpleging, in het bijzonder gericht tegen de Hells Angels en daaraan gelieerde clubs.

Kenmerkend acht de rechtbank in dit kader enkele uitlatingen in de afgeluisterde gesprekken: [verdachte 9] die zegt dat ze gaan knokken; [verdachte 12] die van café [naam café 1] café [naam café 4] wil maken; verwachte krantenkoppen inhoudende dat de Bandidos op de Hells Angels jagen; [verdachte 3] die hoopt dat ze met acht man twintig Hells Angels kunnen afslaan; [verdachte 15] die er graag in elk café twee op de bek had ‘gepompt’ en [verdachte 6] die vindt dat ze iemand verantwoordelijk moeten stellen en aanpakken. Dat er met de Hells Angels geknokt moet worden, blijkt zelfs uit afgeluisterde gesprekken tussen [verdachte 1] en zijn zoon. Voorts omschrijft [verdachte 3] de club zelf als criminelen en is het onderwerp criminele organisatie zelfs onderwerp van gesprek op een van de vergaderingen.

Geen oogmerk tot afpersing / diefstal met geweld

Ter onderbouwing van het vermeende oogmerk tot afpersing en diefstal met geweld zijn onder meer de zaakdossiers 2 (diefstal met geweld [slachtoffer 1] ), 3 (poging afpersing [slachtoffer 3] ), 4 (afpersing [slachtoffer 4] ), 5 (afpersing [slachtoffer 5] ), 6 (afpersing [slachtoffer 6] ) en 11 (geweld en poging afpersing [slachtoffer 10] ) opgevoerd.

Anders dan het Openbaar Ministerie is de rechtbank van oordeel dat uit deze zaakdossiers niet blijkt van een oogmerk tot afpersing en/of diefstal met geweld van het Sittardse chapter van de Bandidos MC, maar van betrokkenheid van individuele leden bij strafbare feiten.

Zaakdossier 2 beschrijft een diefstal van een bestelbus bij [slachtoffer 1] , waarbij [verdachte 1] , [verdachte 3] , [verdachte 7] en [verdachte 8] betrokken zijn. De achtergrond van deze diefstal is niet duidelijk geworden. Aldus kan enkel gesteld wordt dat er diverse leden van de Bandidos betrokken waren, doch niet dat de Bandidos als club betrokken was.

Datzelfde geldt voor de afpersing en het witwassen van een bus van [slachtoffer 5] , zaakdossier 5. Daarbij waren betrokken [verdachte 2] en [verdachte 1] en kwam [verdachte 3] in beeld als tussenpersoon. Ook hier blijkt niet of, en zo ja op welke wijze, de club Bandidos betrokken was.

De vermeende afpersingen van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6] kan en zal de rechtbank niet betrekken in de beoordeling. Het Openbaar Ministerie zal immers niet-ontvankelijk worden verklaard in de vervolging van de verdachten van de afpersing van [slachtoffer 4] . Daarnaast volgt uit zaakdossier 6 niet dat [slachtoffer 6] door het Sittardse chapter van de Bandidos is afgeperst, dan wel dat zij daartoe een poging hebben gedaan.

De poging tot afpersing van [slachtoffer 3] was van oorsprong een privé-geschil van [verdachte 3] over een kennelijk scheef geplaatste schutting en daaropvolgende bedreigingen van [slachtoffer 3] richting het gezin van [verdachte 3] . [verdachte 3] vader ( [verdachte 4] ) en [verdachte 15] vergezelden uiteindelijk [verdachte 3] en ook [verdachte 6] en [verdachte 12] waren aanwezig toen de eerste drie [slachtoffer 3] probeerden af te persen. Ook hier geldt weer: er zijn weliswaar diverse leden van de Bandidos betrokken, doch niet blijkt dat de Bandidos als club betrokken was.

Ook de geweldpleging tegen en diefstal en vermeende afpersing van [slachtoffer 10] betreffen privé-aangelegen van [verdachte 4] en [verdachte 3] . Ook hierbij is voor zover bekend, behalve het lidmaatschap van deze twee verdachten, geen relatie met het Sittardse chapter van de Bandidos te leggen.

Hoewel bij de genoemde zaken dus verschillende Bandidos-leden betrokken waren, blijkt niet van afspraken daarover binnen de club, aansturing vanuit de club of enig belang of voordeel voor de club. Anders dan bijvoorbeeld de problemen met de Hells Angels blijkt niet dat deze zaken onderwerp van gesprek zijn geweest op vergaderingen. Dat er personen zijn die zich presenteerden als lid van de club, maakt naar het oordeel van de rechtbank nog niet dat daaruit een oogmerk van de club op deze feiten afgeleid kan worden. Het dossier wekt eerder de indruk dat de clubleden elkaar weten te vinden als ze versterking nodig hebben.

De rechtbank acht dus niet bewezen dat het Sittardse chapter van de Bandidos ook het oogmerk had tot afpersingen of diefstal met geweld.

Geen oogmerk tot verboden wapenbezit

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het Sittardse chapter van de Bandidos het oogmerk had op bedreiging en openlijke geweldpleging, in het bijzonder gericht tegen de Hells Angels en daaraan gelieerde clubs. De vraag is of in deze context het oogmerk mede bestond op verboden wapenbezit. Daarvoor ziet de rechtbank echter geen bewijs omdat bij de incidenten op 24 januari en 7 mei 2015 – met uitzondering van de boksbeugel die [verdachte 3] hanteerde – voor zover bekend verder geen wapens aanwezig waren bij leden van de Bandidos. [verdachte 15] houdt weliswaar - nadat er vanuit de [naam café 1] een schot is gelost - een voorwerp vast op een wijze die sterk doet denken aan het vasthouden van een vuurwapen, maar of het daadwerkelijk een wapen was, is niet vast te stellen.

Verder valt uit het onderzoek op te maken dat bij een aantal verdachten wapens of munitie is gevonden en dat bij de zaakdossiers [slachtoffer 1] (2) en de geweldpleging tegen [slachtoffer 10] (11) wapens waren betrokken, maar hiervoor geldt een vergelijkbare redenering zoals bij het vermeende oogmerk op afpersing/diefstal: er zijn weliswaar diverse individuele leden van de Bandidos betrokken bij verboden wapenbezit, maar niet blijkt dat zij als samenwerkingsverband hierop het oogmerk hadden.

De rechtbank acht dus niet bewezen dat het Sittardse chapter van de Bandidos ook het oogmerk had op verboden wapenbezit.

Deelneming

Nu de rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een criminele organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van bedreigingen en openlijk geweld, zal zij thans nagaan wie er lid is van deze organisatie.

Om van deelnemen in de zin van art. 140 Sr te kunnen spreken moet de verdachte (a.) behoren tot de criminele organisatie en (b.) een aandeel hebben in dan wel gedragingen ondersteunen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Er hoeft niet te worden deelgenomen aan de misdrijven waarop het oogmerk is gericht

ad. A: behoren tot de organisatie

[verdachte 10] was president, [verdachte 1] vice-president, [verdachte 6] en [verdachte 9] waren sergeant of arms, [verdachte 13] secretary/treasurer en [verdachte 2] road-captain. Daarnaast waren [verdachte 3] , [verdachte 4] , [verdachte 12] , [verdachte 14] en [verdachte 21] full members. Deze zogenaamde kaderleden en full members waren volwaardig lid van het Sittardse chapter van de Bandidos en behoorden daarmee tot die organisatie.

[verdachte 15] was als hangaround in beginsel geen volwaardig lid. Wel was hij aanwezig bij een viertal vergaderingen en tijdens de zogenaamde klopjacht op de Hells Angels en bij de openlijke geweldpleging bij de [naam café 1] . Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat ook hij behoorde tot de organisatie van het Sittardse chapter van de Bandidos.

Ad. B: Aandeel in / ondersteuning van gedragingen oogmerk

Bij de klopjacht en de bedreiging in café [naam café 1] op 24 januari 2015 waren onder anderen aanwezig [verdachte 10] , [verdachte 12] , [verdachte 13] , [verdachte 15] , [verdachte 3] en [verdachte 9] .

Aan de openlijke geweldpleging op 7 mei 2015 namen deel [verdachte 10] , [verdachte 9] , [verdachte 14] , [verdachte 21] , [verdachte 15] , [verdachte 13] , [verdachte 3] , [verdachte 2] , [verdachte 6] , [verdachte 1] en [verdachte 4] .

Bij de provocatie richting de Hells Angels bij café [naam café 3] in de nacht van 7 op 8 mei 2015 waren onder anderen aanwezig: [verdachte 10] , [verdachte 1] , [verdachte 2] , [verdachte 12] , [verdachte 21] , [verdachte 15] , [verdachte 6] , [verdachte 9] , [verdachte 4] , [verdachte 3] , [verdachte 13] en [verdachte 14] .

De verdachte was betrokken bij al deze incidenten. Dat leidt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte een aandeel heeft gehad in gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van voornoemd oogmerk tot bedreiging of openlijke geweldpleging.

Conclusie

Het voorgaande betekent dat de rechtbank van oordeel is dat de verdachte heeft behoord tot een op bedreiging en openlijke geweldpleging (richting Hells Angels en daaraan gelieerde clubs) gericht samenwerkingsverband, bestaande uit de MC Bandidos chapter Sittard en dat hij daarnaast ook een aandeel heeft gehad in gedragingen die mede strekten tot of verband hielden met de verwezenlijking van het binnen die organisatie bestaande oogmerk. Daarom acht de rechtbank bewezen dat de verdachte heeft deelgenomen aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht.

3.4.2

Hennepteelt in Duitsland (ZD 8 / feit 2)

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte in maart 2015 samen met anderen ruim 1.700 hennepplanten heeft geteeld. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.

In de nacht van 18 op 19 maart 2015 werd in de Duitse plaats Waldniel, gemeente Schwalmtal, welke deel uitmaakt van het Kreis Viersen, in een loods een hennepkwekerij van ruim 1.700 planten aangetroffen. Ter plekke, net buiten de loods, werden onder andere [verdachte 13] en twee Duitse medeverdachten, [getuige 8] en [getuige 9] , aangetroffen. [verdachte 13] legde in eerste instantie, bij de politie, geen verklaring af. [getuige 8] en [getuige 9] wel. Zij belastten daarin zichzelf, [verdachte 13] , maar ook [verdachte 2] en [verdachte 19] . De twee laatstgenoemden legden bij de politie ook geen verklaring af. Eerst ter terechtzitting in 2021 hebben [verdachte 13] en [verdachte 2] – elk in hun eigen zaak – een verklaring afgelegd.

Betrouwbaarheid verklaringen [getuige 8] en [getuige 9]

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van [getuige 8] en [getuige 9] niet geloofwaardig zijn.

Anders dan de verdediging acht de rechtbank deze verklaringen wel geloofwaardig, betrouwbaar en daarmee bruikbaar voor het bewijs. Beiden hebben reeds in juni 2015 en de daarop volgende maanden verklaringen afgelegd tegenover zowel de Duitse als Nederlandse politie. In die verklaringen verklaarden zij grotendeels overeenkomstig voor zover het betreft het opzetten en exploiteren van de hennepkwekerij alsmede de betrokkenheid van [verdachte 6] , [verdachte 13] , [verdachte 2] en [verdachte 19] . Hetgeen de verdachte hier, pas voor het eerst ter terechtzitting, over verklaarde, acht de rechtbank onvoldoende en bovendien niet voldoende aannemelijk om de verklaringen van [getuige 8] en [getuige 9] terzijde te schuiven. De verdachte heeft immers slechts verklaard dat hij als extra service vanuit zijn werkzaamheden bij de growshop enkele keren in de hennepkwekerij Viersen in geweest om advies te geven.

Conclusies

In het bijzonder op grond van de verklaringen van [getuige 8] en [getuige 9] acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 6] , [verdachte 13] , [verdachte 2] en [verdachte 19] als medepleger zijn aan te merken bij deze hennepteelt. [verdachte 13] was belast met de uitvoering van de hennepteelt: hij zorgde voor aanlevering van de benodigde materialen én hij teelde (verzorgde) daadwerkelijk de planten. Bij diverse van deze werkzaamheden werkte hij ook samen met [getuige 8] , [getuige 9] en [verdachte 2] .

[verdachte 2] en [verdachte 19] hebben geen uitvoerende handelingen met de hennepplanten verricht, maar kunnen wel als initiators en beslissingsbevoegden worden gezien. [verdachte 19] nam het eerste initiatief, had de benodigde contacten, controleerde de hal en schoof vervolgens [verdachte 2] naar voren als eerste contactpersoon. [verdachte 2] controleerde de hal, gaf instructies, ging ook zelf mee om bijvoorbeeld potgrond te halen en gaf [getuige 8] een vergoeding na de eerste oogst. Hoewel deze handelingen niet een gezamenlijke uitvoering betreffen, is deze bijdrage naar het oordeel van de rechtbank wel zodanig dat die als wezenlijk voor de exploitatie van de hennepkwekerij kan worden gekwalificeerd en derhalve als een nauwe en bewuste samenwerking gericht op de hennepteelt kan worden bestempeld. Overigens vindt de rechtbank ook steun voor die conclusies in hetgeen in Swalmen werd aangetroffen en een OVC-gesprek tussen [verdachte 3] en [verdachte 4] . Zo werden in een door de firma [naam VOF] gehuurde loods, bij welke huur in eerste instantie [verdachte 2] betrokken was, maar later vooral [verdachte 19] , goederen aangetroffen die in relatie kunnen worden gebracht tot zowel hennepteelt als tot [getuige 8] . En [verdachte 3] en [verdachte 4] spraken in de auto over kennelijk deze hennepplantage als zijnde van onder meer [verdachte 2] .

De rechtbank acht aldus bewezen dat de verdachte, samen met anderen, in maart 2015 circa 1.707 hennepplanten heeft geteeld.

Pleegplaats/adres

De tenlastelegging vermeldt als pleegplaats de gemeente Viersen. Uit het dossier blijkt echter van diverse plaatsnamen, te weten Waldniel, Schwalmtal en Viersen. De rechtbank merkt op dat Waldniel een plaats is in de gemeente Schwalmtal, die deel uitmaakt van het Kreis Viersen, Duitsland. Nu Viersen niet een gemeente betreft, is de primaire plaatsaanduiding onjuist. Daarom zal de rechtbank bewezen verklaren dat de hennepteelt plaatsvond in Duitsland.

Voorts zal de rechtbank de straatnaam ambtshalve corrigeren, te weten naar [adres 1] , zoals ook uit het dossier blijkt. De rechtbank gaat er vanuit dat in deze sprake was van een kennelijke verschrijving, bij welke correctie de verdachte niet in zijn belangen geschaad wordt.

3.4.3

Openlijke geweldpleging (ZD 9 / feit 3)

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat de verdachte openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 8] , [slachtoffer 7] en [slachtoffer 9] . Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.

Inleiding

Op 7 mei 2015 vond op en nabij het terras van café [naam café 1] in Sittard een vechtpartij plaats. Die vechtpartij vond plaats tussen diverse leden van de Bandidos en drie personen die kennelijk betrokkenheid hadden bij (supportclubs van) de Hell’s Angels. De verdachte was als lid van de Bandidos ook aanwezig.

Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [verdachte 2] , [verdachte 13] , [verdachte 15] , [verdachte 6] , [verdachte 3] en [verdachte 4] zelf actief geweld hebben uitgeoefend door te slaan en/of te trappen tegen een van de slachtoffers. Daarbij stelt de rechtbank bovendien vast dat [verdachte 2] een kopstoot aan een van de slachtoffers heeft gegeven en dat [verdachte 4] op het hoofd van een van de slachtoffers is gesprongen. Voorts stelt zij vast dat [verdachte 10] , [verdachte 9] , [verdachte 14] en [verdachte 21] ook aanwezig waren, maar zelf geen direct geweld tegen een van de drie slachtoffers hebben toegepast.

De rechtbank ziet zich hierbij voor de vraag gesteld of het handelen van de verdachte in deze strafbaar is en zo ja, op welke wijze. Daartoe overweegt zij als volgt.

Openlijk en in vereniging geweld plegen

De rechtbank stelt voorop dat van het ‘in vereniging’ plegen van geweld sprake is, indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt, is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die ’in vereniging"’ geweld pleegt. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is. Daarvoor is niet nodig dat de deelnemers gelijktijdig aan het geweld zijn begonnen. De enkele omstandigheid dat de dader de groep getalsmatig versterkte is daarvoor ‘niet zonder meer’ voldoende. Welbewust een bijna zekere confrontatie aangaan en meegaan in de aanvalsgolf met anderen is meer dan getalsmatig versterken van een groep. Van een significante en wezenlijke bijdrage kan overigens ook sprake zijn wanneer iemand, zonder aan de geweldpleging deel te nemen, die geweldpleging heeft ‘bevorderd en wellicht zelfs uitgelokt.’

Op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen overweegt de rechtbank als volgt.

[verdachte 2] , [verdachte 13] , [verdachte 15] , [verdachte 6] en [verdachte 3] hebben (overigens net als [verdachte 1] en [verdachte 4] , doch hen wordt primair een poging tot doodslag verweten) zelf actief geweld uitgeoefend, ieder op minimaal één van de drie slachtoffers. De rechtbank is van oordeel dat zij daarmee een voldoende significante of wezenlijke bijdrage hebben geleverd aan het openlijke geweld tegen de drie slachtoffers. De rechtbank acht dus bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem ten laste gelegde openlijke geweldpleging.

3.4.4

Criminele Opiumwet-organisatie (ZD 10A en 10B / feit 4)

De verdachten [verdachte 1] , [verdachte 2] , [verdachte 3] , [verdachte 4] , [verdachte 5] , [verdachte 6] , [verdachte 9] , [verdachte 12] , [verdachte 13] en [verdachte 16] worden ervan verdachte dat zij – met ook nog andere personen en al dan niet in wisselende samenstellingen – een criminele organisatie ex art. 11b (tot 1 maart 2015: 11a) van de Opiumwet hebben gevormd.

De rechtbank acht dit niet bewezen. Daartoe overweegt zij als volgt.

Uitgangspunten

De rechtbank stelt voorop dat van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 11b van de Opiumwet slechts dan sprake kan zijn, indien de verdachte behoort tot een samenwerkingsverband én een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk, te weten het plegen van een aantal misdrijven uit de Opiumwet.

Voor de bewezenverklaring van 'een organisatie' als bedoeld in art. 11b van de Opiumwet is vereist dat sprake is van een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en tenminste één andere persoon. Niet is vereist dat daarbij komt vast te staan dat een persoon om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt moet hebben samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is.

De verdenking

De verdenking van deelneming aan een criminele Opiumwetorganisatie is voornamelijk gebaseerd op de zaakdossiers 10A en 10B.

Zaakdossier 10A

Zaakdossier 10A bevat vooral een weergave van opgenomen vertrouwelijke communicatie (OVC), tapverslagen, sms- en mailberichten. De politie leidt daaruit af dat de verdachten [verdachte 4] en [verdachte 3] , [verdachte 9] , [verdachte 1] , [verdachte 6] , [verdachte 2] en [verdachte 5] – in wisselende samenstellingen – zich bezig houden met (voorbereidings)handelingen strafbaar gesteld in de Opiumwet. Voorts worden diverse voorwerpen en drugs beschreven die bij de verdachten [verdachte 10] , [verdachte 3] en [verdachte 5] werden aangetroffen.

De aanvulling van zaakdossier 10A is opgemaakt na afronding van het onderzoek aan de BlackBerry die wordt toegeschreven aan [verdachte 9] . Na het uitlezen van alle berichten heeft de politie de daarop gebaseerde samenwerkingsverbanden en drugsstromen zoals omschreven in zaakdossier 10A herschreven en opnieuw gegroepeerd.

De politie heeft die verbanden en stromen als volgt gegroepeerd, waarbij eerst is genoemd waar de communicatie over gaat, vervolgens welke personen daarbij betrokken zouden zijn en tot slot in welke periode die communicatie gevoerd werd:

-

Miau miau (mefedron), Turkije, Engelsman, MDMA ( [verdachte 9] / [verdachte 6] / [verdachte 13] / [verdachte 2] ) – juni/aug. ‘14

-

Hennep ( [verdachte 9] / [verdachte 6] ) – juli ‘14

-

A-olie ( [verdachte 9] / [verdachte 6] ) – juli/aug. ‘14

-

Amnesia ( [verdachte 9] / [verdachte 6] ) – juli/aug. 14

-

Haze Denemarken ( [verdachte 9] / [verdachte 6] ) - juni/aug. ‘14

-

Zwavel ( [verdachte 9] / [verdachte 2] ) – aug. ‘14

-

Pep Denemarken ( [verdachte 9] / [verdachte 6] ) – aug. ‘14

-

Blokke, coke ( [verdachte 9] / [verdachte 6] ) – juli/okt. ‘14

-

MDMA, formamide ( [verdachte 9] / [verdachte 6] , [verdachte 3] / [verdachte 5] ) – feb. ‘15

-

Hennepteelt ( [verdachte 3] / [verdachte 13] / [verdachte 6] / [verdachte 4] ) – nov. ’14 t/m mei ‘15

-

Apaan ( [verdachte 1] / [verdachte 6] / [verdachte 9] ) – jan./maart ‘15

-

“A” ( [verdachte 1] / [verdachte 6] / [verdachte 10] ) – maart ‘15

-

UK, Gucci, Ami, Keta ( [verdachte 6] / [verdachte 9] / [verdachte 1] , [verdachte 12] / [verdachte 3] ) – mei ‘15

-

Productie synth. drugs ( [verdachte 3] / [verdachte 12] / [verdachte 5] ) – maart t/m mei ‘15

-

Drugs algemeen ( [verdachte 5] / [verdachte 3] / [verdachte 4] / [verdachte 8] ) – feb/mrt/mei ‘15

Zaakdossier 10B

Zaakdossier 10B beschrijft de vermeende betrokkenheid van de verdachten [verdachte 1] , [verdachte 2] , [verdachte 6] , [verdachte 7] en [verdachte 11] bij de productie c.q. handel in drugs dan wel voorbereidingshandelingen daartoe. Zulks is in dit zaakdossier voornamelijk gebaseerd op opgenomen vertrouwelijke communicatie (OVC), tapverslagen en observaties. Dit wordt bovendien aangevuld met verwijzingen naar de zaakdossiers 2 (gekwalificeerde diefstal [slachtoffer 1] ), 5 (afpersing [slachtoffer 5] ), 7 (export amfetamine/hennep), 8 (hennepplantage Duitsland) en 10A (hiervoor beschreven).

Overwegingen

De rechtbank constateert dat de zaakdossiers 10A en 10B inderdaad sterke aanwijzingen bevatten dat de verdachte betrokken was bij drugshandel dan wel soortgelijke strafbare feiten. Die aanwijzingen ziet de rechtbank vooral in de opgenomen communicatie, al dan niet in versluierd taalgebruik. Die aanname van de politie lijkt voor het overgrote deel dus niet uit de lucht gegrepen te zijn.

Evenwel constateert de rechtbank ook dat van concrete, daadwerkelijke geconstateerde strafbare drugsdelicten nauwelijks is gebleken. Uitzonderingen hierop vormen de in Duitsland aangetroffen hennepplantage (zaakdossier 8) die gelieerd zou kunnen worden aan onder meer [verdachte 2] en [verdachte 13] , de onderschepte geëxporteerde amfetamine door [verdachte 16] (zaakdossier 7) en diverse kleinere hoeveelheden drugs die zijn aangetroffen bij huiszoekingen bij van enkele van de verdachten. Maar dat er daarbij sprake is geweest van een criminele organisatie in de zin van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband kan niet worden vastgesteld.

De rechtbank krijgt op basis van het dossier de indruk dat juist sprake lijkt te zijn van diverse individuen die op eigen titel en met elk hun eigen belang betrokken zijn in de drugshandel. Dat [verdachte 9] in veel van de onderschepte communicatie voorkomt is verklaarbaar omdat het overgrote deel van het bewijsmateriaal afkomstig is van een aan hem toegeschreven BlackBerry. De rechtbank ziet hieromheen echter geen duurzaamheid en eenduidige structuur, laat staan hiërarchie. Er ontstaat een beeld van individuen die elkaar ad hoc weten te vinden indien de gelegenheid zich voordoet of die gebruik weten te maken van elkaars kennis of contacten.

De vermoedens over het bestaan van een criminele drugsorganisatie zoals tenlastegelegd worden niet of onvoldoende onderbouwd met concrete feiten. En de enkele omstandigheid dat, op [verdachte 16] na, de betrokkenen lid zijn van de Bandidos, is onvoldoende om te spreken van een dergelijk samenwerkingsverband nu er evenmin een directe relatie zichtbaar is tussen de vermeende drugshandel en de motorclub.

Conclusie Hoewel het dossier wel degelijk sterke aanwijzingen bevat dat sprake is van drugshandel door verschillende personen, is de rechtbank van oordeel dat niet gesproken kan worden van een “organisatie”, te weten een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur. Het voorgaande betekent dat niet is bewezen dat de verdachte heeft deelgenomen aan een organisatie als bedoeld in artikel 11b van de Opiumwet. De rechtbank zal de verdachte dus vrijspreken van deelneming aan een criminele drugsorganisatie.

3.5

De bewezenverklaring

De rechtbank acht ten laste van de verdachte bewezen dat:

feit 1:

hij in de periode van 1 januari 2014 tot en met 27 mei 2015 in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten de leden van MC Bandidos (chapter Sittard), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven te weten:

- bedreiging (art. 285 Sr) en

- openlijk geweld (art. 141 Sr);

feit 2:

hij in de maand maart 2015 in Duitsland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft geteeld (in een pand aan de [adres 1] ) (in totaal) ongeveer 1707 hennep-planten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;

feit 3:

hij op 7 mei 2015 te Sittard, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de [adres 3] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 8] en [slachtoffer 7] en [slachtoffer 9] , welk geweld bestond uit (het met een boksbeugel) slaan en trappen/schoppen van die [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 9] , terwijl dit slaan en trappen/schoppen voor die [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 9] , enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad.

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

5 De strafbaarheid van de verdachte

6 De straf

7 Het beslag

8 De wettelijke voorschriften

9 De beslissing