Home

Rechtbank Limburg, 17-02-2021, ECLI:NL:RBLIM:2021:1390, 8058546 CV EXPL 19-6421

Rechtbank Limburg, 17-02-2021, ECLI:NL:RBLIM:2021:1390, 8058546 CV EXPL 19-6421

Gegevens

Instantie
Rechtbank Limburg
Datum uitspraak
17 februari 2021
Datum publicatie
24 februari 2021
ECLI
ECLI:NL:RBLIM:2021:1390
Zaaknummer
8058546 CV EXPL 19-6421

Inhoudsindicatie

Opzegging huurovereenkomst. Wilsvertrouwensleer.

Uitspraak

Burgerlijk recht

Zittingsplaats Maastricht

Zaaknummer: 8058546 CV EXPL 19-6421

Vonnis van de kantonrechter van 17 februari 2021

in de zaak van:

[eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] ,

wonend te [woonplaats 1] (België) ,

eisende partij in conventie, verweerder in reconventie,

procederende in persoon,

tegen:

[gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] ,

wonend te [woonplaats 2] ,

gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,

gemachtigde mr. ing. J.J. Patelski.

Partijen zullen hierna [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] en [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-

de dagvaarding

-

de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie

-

de conclusie van repliek in conventie tevens conclusie van antwoord in reconventie

-

de conclusie van dupliek in conventie tevens conclusie van repliek in reconventie

-

de conclusie van dupliek in reconventie

-

de akte van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] .

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

Per 1 februari 2018 heeft [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] samen met ene [naam] het appartement aan de [adres] te [plaats] gehuurd van [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] . In de huurovereenkomst is onder meer de volgende bepaling opgenomen:

Boetebepaling

11.1

Huurder en verhuurder komen overeen dat indien huurder tekortschiet in de nakoming van zijn verplichting(en) uit hoofde van nagenoemde bepaling(en), hij aan verhuurder een direct opeisbare boete verbeurt zoals hieronder vermeld:

a. (…)

b. (…)

c. een boete van € 1.000 voor iedere kalenderdag dat de overtreding voortduurt, bij overtreding van artikel (…) 19 (tijdige en correcte wederoplevering) van de algemene bepalingen, met een maximum van € 10.000, onverminderd zijn gehoudenheid om alsnog aan deze verplichting te voldoen en onverminderd verhuurders recht op (aanvullende) schadevergoeding. (…)”

2.2.

Bij brief van 29 oktober 2018 schreef [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] aan [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] en [naam] dat met in achtneming van een opzegtermijn van drie maanden de huur wordt opgezegd en dat de huurovereenkomst is beëindigd per 31 januari 2019. Op 22 november 2018 schreef [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] een e-mail aan [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] en [naam] dat hij op 29 oktober een aangetekend schrijven heeft gestuurd betreffende de huurbeëindiging per 31 januari 2019, waarop [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] en [naam] per e-mail aangeven dat zij graag willen blijven na 31 januari 2019. Per e-mail van 23 november 2018 schreef [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] dat hij na het verstrijken van het eerste jaar de mogelijkheid heeft de huur op te zeggen en dat, als [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] en [naam] wensen te blijven, dat bespreekbaar is, maar dan onder andere voorwaarden (een huurverhoging naar € 815,-).

2.3.

[gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] en [naam] hebben hierop bij e-mail van 26 november 2018 gereageerd dat het een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd met een minimumduur van twaalf maanden betreft, die door een verhuurder enkel kan worden opgezegd als er een opzeggingsgrond aanwezig is, wat niet het geval is wanneer een verhuurder een huurverhoging wil doorvoeren.

2.4.

In een aangetekend verstuurde brief van 29 november 2018 schreven [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] en [naam] dat de huur met ingang van 31 januari 2019 wordt opgezegd.

2.5.

Per e-mail van 24 januari 2019 hebben [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] en [naam] [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] bericht dat de aangetekende brief niet is afgehaald en dat zij de huur opzeggen per 31 januari 2019 met de mededeling dat de betaalde borg aan het begin van het huurcontract (€ 850,-) reeds gedeeltelijk is verrekend met de te betalen huur van februari 2019 (€ 782,96) en dat daardoor € 67,- blijft openstaan die bij de sleuteloverdracht moet worden voldaan.

2.6.

[gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] heeft het appartement op 28 februari 2019 leeg en schoon aan [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] opgeleverd.

3 Het geschil

in conventie

3.1.

Volgens [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] moest [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] het gehuurde op 31 januari 2019 verlaten en heeft zij dus niet voldaan aan de verplichting om het gehuurde tijdig op te leveren, reden waarom de contractuele boete van artikel 11.1 onder c verschuldigd is. [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] vordert daarom dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, zal worden veroordeeld tot betaling van € 10.132,65 aan hoofdsom en € 1.600,- aan buitengerechtelijke kosten, beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente, en de proceskosten.

3.2.

[gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] voert als verweer dat per 31 januari 2019 is opgezegd tegen de datum 28 februari 2019 en dat het appartement dus tijdig is opgeleverd, zodat de boete niet verschuldigd is. Verder voert zij aan dat het betreffende beding buiten toepassing moet blijven op grond van de Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten.

3.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

in reconventie

3.4.

Volgens [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] moest [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] haar de borg op grond van artikel 21.3 van de algemene bepalingen terugstorten op haar bankrekening, wat ondanks een verzoek daartoe niet is gebeurd. Zij vordert daarom dat [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, zal worden veroordeeld tot betaling van € 850,00 aan hoofdsom, € 154,28 aan buitengerechtelijke incassokosten inclusief btw, beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente, en de proceskosten.

3.5.

[eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] voert als verweer dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] de waarborgsom niet kan opeisen zolang zij haar betalingsverplichtingen uit de huurovereenkomst geëist in conventie niet is nagekomen.

3.6.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

5 De beslissing