Home

Rechtbank Limburg, 03-04-2019, ECLI:NL:RBLIM:2019:3068, 7576156 AZ VERZ 19-31

Rechtbank Limburg, 03-04-2019, ECLI:NL:RBLIM:2019:3068, 7576156 AZ VERZ 19-31

Gegevens

Instantie
Rechtbank Limburg
Datum uitspraak
3 april 2019
Datum publicatie
3 april 2019
ECLI
ECLI:NL:RBLIM:2019:3068
Zaaknummer
7576156 AZ VERZ 19-31

Inhoudsindicatie

Slapend dienstverband. Werknemersverzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Werknemer maakt aanspraak op billijke vergoeding ter hoogte van transitievergoeding die op grond van het Algemeen Werkgeversfonds (Awf) gecompenseerd zal worden. Geen sprake van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van werkgever. Volgt toewijzing van het ontbindingsverzoek, zonder toekenning van een billijke vergoeding aan werknemer ten laste van werkgever.

Uitspraak

Burgerlijk recht

Zittingsplaats Maastricht

Zaaknummer: 7576156 AZ VERZ 19-31

Beschikking van de kantonrechter van 3 april 2019

MD

in de zaak van:

[verzoeker] ,

wonend aan het [adres] ,

[woonplaats] ,

verzoekende partij,

gemachtigde mr. H.P. Mannens,

tegen:

de stichting

stichting mee zuid-limburg ,

gevestigd en kantoor houdend te Heerlen,

verwerende partij,

gemachtigde mr. N.G.N. Laumen.

Partijen zullen hierna [verzoeker] respectievelijk Mee Zuid-Limburg genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het verzoekschrift met bijlagen 1 tot en met 18;

- het verweerschrift met bijlagen 1 tot en met 2;

- de mondelinge behandeling op 26 maart 2019 en de bij die gelegenheid door de gemachtigde van [verzoeker] overgelegde en voorgedragen pleitnota.

1.2.

Ten slotte is beschikking bepaald.

2 De feiten

2.1.

Mee Zuid-Limburg is een organisatie die ‘MEEdoen’ mogelijk maakt voor mensen die door hun beperking of kwetsbaarheid worden belemmerd. Mee Zuid-Limburg werkt onafhankelijk van zorgaanbieders en instellingen en biedt diverse diensten aan kinderen, jongeren, volwassenen en ouderen met een (vermoeden van) een beperking of andere kwetsbaarheid. Voor het merendeel van de opdrachtgevers is Mee Zuid-Limburg afhankelijk van een subsidie op jaarbasis.

2.2.

[verzoeker] , geboren op [geboortedatum] , is op 1 februari 1988 krachtens arbeidsovereenkomst bij één van de rechtsvoorgangsters van Mee Zuid-Limburg in dienst getreden. Op de arbeidsovereenkomst is de cao gehandicaptenzorg krachtens incorporatie van toepassing verklaard. Laatstelijk was [verzoeker] werkzaam in de functie van consulent.

2.3.

Sinds 2 juli 2013 is [verzoeker] (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt wegens ziekte. Met ingang van 29 juni 2015 zijn partijen schriftelijk overeengekomen dat [verzoeker] gemiddeld twintig uur per week gaat werken. Voor de overige twintig uren ontvangt hij een loongerelateerde WIA-uitkering. Zijn maandloon – uitgaande van die twintig uur per week - bedroeg € 2.137,39 bruto.

2.4.

Met ingang van 26 januari 2016 is [verzoeker] volledig (dus ook voor de twintig uren die hij gemiddeld nog per week werkte) uitgevallen. Die arbeidsongeschiktheid heeft 104 weken aaneengesloten voortgeduurd. Met ingang van 23 januari 2018 is aan [verzoeker] een WIA-uitkering (meer specifiek: een IVA-uitkering) toegekend. Die bedraagt, zonder vakantiebijslag, € 2.736,12 bruto per maand.

2.5.

Mee Zuid-Limburg heeft in januari 2018 aan [verzoeker] een voorstel gedaan om de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden te laten eindigen. Mee Zuid-Limburg heeft daartoe een vaststellingsovereenkomst aan [verzoeker] overhandigd, waarbij zij [verzoeker] heeft aangeraden om daarover juridisch advies in te winnen. Daarop heeft [verzoeker] zich laten bijstaan door de gemachtigde die hem in deze procedure ook bijstaat. Ofschoon (de gemachtigden van) partijen hebben getracht een minnelijke regeling te bereiken, zijn zij daar niet in geslaagd.

3 Het verzoek en het verweer

3.1.

[verzoeker] verzoekt om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

I. de arbeidsovereenkomst te ontbinden tegen een door de kantonrechter te bepalen datum;

II. Mee Zuid-Limburg te veroordelen om aan [verzoeker] een billijke vergoeding van € 53.158,85 bruto ex art. 7:671c lid 1 juncto lid 2 BW toe te kennen, althans een in goede justitie te bepalen bedrag;

III. Mee Zuid-Limburg te veroordelen in de kosten van deze procedure.

3.2.

[verzoeker] legt, zakelijk weergegeven, aan zijn verzoek ten grondslag dat Mee Zuid-Limburg de arbeidsovereenkomst enkel in stand houdt vanwege het niet willen voorschieten van het bedrag aan transitievergoeding dat Mee Zuid-Limburg door het Algemeen Werkgeversfonds (Awf) vergoed zal krijgen. Door geen rekening te houden met de belangen van [verzoeker] (die volledig arbeidsongeschikt wegens ziekte is), heeft Mee Zuid-Limburg ernstig verwijtbaar gehandeld. Onder verwijzing naar de uitspraak van het Scheidsgerecht Gezondheidszorg van 27 december 2018 (KG 18/24) en uitspraken van minister Koolmees tijdens de behandeling van de Wet Arbeidsmarkt in Balans (WAB), stelt [verzoeker] dat Mee Zuid-Limburg verplicht was om mee te werken aan een vaststellingsovereenkomst waarbij [verzoeker] een bedrag van € 53.158,85 bruto [een billijke vergoeding ter hoogte van het bedrag aan transitievergoeding dat volgens [verzoeker] door het Awf wordt gecompenseerd] ontvangt. Op de verdere uitwerking van de grondslagen van het verzoek wordt hierna bij de beoordeling ingegaan.

3.3.

Mee Zuid-Limburg voert verweer. Daarop zal hierna bij de beoordeling, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

4 De beoordeling

5 De beslissing