Home

Rechtbank Limburg, 28-07-2014, ECLI:NL:RBLIM:2014:6733, 03/700107-14

Rechtbank Limburg, 28-07-2014, ECLI:NL:RBLIM:2014:6733, 03/700107-14

Gegevens

Instantie
Rechtbank Limburg
Datum uitspraak
28 juli 2014
Datum publicatie
28 juli 2014
ECLI
ECLI:NL:RBLIM:2014:6733
Zaaknummer
03/700107-14

Inhoudsindicatie

Dagvaarding kinderporno (partieel) nietig. Verdachte wordt ter zake van het bezit van kinderporno veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 11 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 10 jaren en een taakstraf voor de duur van 200 uren subsidiair 100 dagen hechtenis. Verdachte wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde bezit van dierenporno.

Uitspraak

Zittingsplaats Maastricht

Strafrecht

Parketnummer : 03/700107-14

Datum uitspraak : 28 juli 2014

Tegenspraak

Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken,

in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],

wonende te [adresgegevens verdachte].

1 Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 juli 2014.

De rechtbank heeft op deze terechtzitting gehoord de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman, mr. R. Mahovic, advocaat te Maastricht.

2 De tenlastelegging

De - ter terechtzitting gewijzigde - tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

Ten aanzien van feit 1:

(een groot aantal) afbeeldingen, te weten 993 foto’s en/of 545 video’s en een gegevensdrager (een computer), bevattende kinderporno heeft verworven en/of in bezit heeft gehad en daarvan een gewoonte heeft gemaakt.

Ten aanzien van feit 2:

afbeeldingen, te weten 21 foto’s, bevattende dierenporno in bezit heeft gehad.

3 De voorvragen

Geldigheid van de dagvaarding ten aanzien van feit 1

Ambtshalve overweegt de rechtbank wat betreft de geldigheid van de dagvaarding van het onder feit 1 ten laste gelegde als volgt.

De rechtbank stelt voorop dat aan de term “afbeelding van een seksuele gedraging” in de zin van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht op zichzelf onvoldoende feitelijke betekenis toekomt. Dit brengt mee dat zonder een feitelijke omschrijving van deze afbeeldingen in de tenlastelegging, een dagvaarding niet aan de in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering gestelde eisen van opgave van het feit voldoet. Oftewel: wil de dagvaarding voldoende feitelijk zijn en daarmee voldoen aan de in artikel 261, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering gestelde eis, dan dient de “afbeelding van een seksuele gedraging” nader omschreven te zijn.

De rechtbank is - in lijn met hetgeen de Hoge Raad heeft overwogen in onder meer zijn arrest van 20 december 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BS1739, NJ 2012/147) - van oordeel dat de onder feit 1 ten laste gelegde primaire variant voor zover deze betrekking heeft op de acht nader omschreven afbeeldingen, voldoende de afzonderlijke strafbare feiten identificeert die de tenlastelegging op het oog heeft en in zoverre dan ook voldoet aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. Dat geldt echter niet voor de overige foto’s en de video’s die in de tenlastelegging niet expliciet zijn benoemd en/of omschreven. Die overige foto’s en video’s zijn naar het oordeel van de rechtbank in deze tenlastelegging voor wat betreft de feitelijke inhoud onvoldoende feitelijk omschreven. De rechtbank zal dat onderdeel van de tenlastelegging dan ook nietig verklaren.

De rechtbank verwijst op deze plaats ook naar het arrest van de Hoge Raad van 24 juni 2004 (ECLI:NL:HR:2014:1497) dat onder andere handelt over de (onnodige) complicaties die kunnen ontstaan indien ervoor wordt gekozen in de tenlastelegging grote hoeveelheden kinderpornografische afbeeldingen op te nemen. Voor de Hoge Raad zijn deze complicaties aanleiding om een duidelijke voorkeur uit te spreken voor een tenlastelegging die zich beperkt tot het beschrijven van een gering aantal afbeeldingen zonder in de tenlastelegging zelf enige aanduiding of verwijzing op te nemen naar een wellicht grotere hoeveelheid waarvan die afbeeldingen deel uit maken. Dat voorkomt onnodige complicaties met betrekking tot de geldigheid van de dagvaarding en/of de bewezenverklaring.

4 De beoordeling van het bewijs

5 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie

6 De strafbaarheid van verdachte

7 De oplegging van straf

8 Het beslag

9 De wettelijke voorschriften

10 De beslissing