Home

Rechtbank Leeuwarden, 18-05-2011, BR2117, 110652/FA RK 11-315

Rechtbank Leeuwarden, 18-05-2011, BR2117, 110652/FA RK 11-315

Gegevens

Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Datum uitspraak
18 mei 2011
Datum publicatie
19 juli 2011
ECLI
ECLI:NL:RBLEE:2011:BR2117
Zaaknummer
110652/FA RK 11-315

Inhoudsindicatie

Familierecht, Jeugdrecht, ontzetting uit gezag, misbruik van gezag, verontachtzaming aanwijzigingen BJZ, belemmering van de uithuisplaatsing

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN

Sector civiel recht

zaak-/rekestnummer: 110652 / FA RK 11-315

beschikking ontzetting ouderlijk gezag van de meervoudige kamer d.d. 18 mei 2011

inzake

RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING

vestiging Leeuwarden,

hierna ook te noemen de raad,

vertegenwoordigd door mw. Douma,

tegen

[A],

wonende [plaats],

hierna ook te noemen: de moeder,

niet in rechte verschenen,

en

[B],

[adres],

hierna ook te noemen: de vader,

in persoon verschenen,

belanghebbende:

BUREAU JEUGDZORG FRIESLAND,

gevestigd te Leeuwarden,

hierna ook te noemen BJZ,

vertegenwoordigd door mw. Schuiling,

Procesgang

Op 18 februari 2011 heeft de raad ter griffie van deze rechtbank een verzoekschrift met bijlagen ingediend, strekkende tot ontzetting van de vader en de moeder van het gezag over de minderjarige [X], geboren [in 1998] in [gemeente], en tot ontzetting van de moeder van het gezag over de minderjarige [Y], geboren [in 1997] in [gemeente] alsmede tot benoeming van Bureau Jeugdzorg Friesland tot voogdes over beide minderjarigen.

De zaak is behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren van deze meervoudige kamer op 14 april 2011.

Bij de stukken bevindt zich een rapport van de raad voor de kinderbescherming van 16 februari 2011, en een bereidverklaring van BJZ, de voorgestelde voogdes.

De minderjarigen zijn door de rechtbank in de gelegenheid gesteld om op 14 april 2011 hun mening aan de rechtbank kenbaar te maken. Van deze mogelijkheid hebben de minderjarigen geen gebruik gemaakt.

Motivering

Gelet op hetgeen ter zitting is behandeld en op de inhoud van het dossier, overweegt de rechtbank het volgende.

Vaststaande feiten

Het gezag over [X] berust bij de moeder en de vader.

Bij beschikking van 23 november 2009 is de voorlopige ondertoezichtstelling uitgesproken over [X]. Op 10 februari 2010 is de definitieve ondertoezichtstelling uitgesproken en is [X] door middel van een spoedmachtiging uit huis geplaatst. De maatregelen van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing duren nog steeds voort.

Bij beschikking van 27 januari 2011 heeft de kinderrechter -behoudens herroeping- BJZ belast met de voorlopige voogdij over [X]. Deze voogdijmaatregel is, na het horen van de belanghebbenden ter zitting van 9 februari 2011, bij beschikking van 18 februari 2011 in stand gelaten.

Tijdens de ondertoezichtstelling heeft BJZ, de uitvoerder, diverse malen een schriftelijke aanwijzing gegeven aan ouders. De eerste aanwijzing werd kort na het uitspreken van de voorlopige ondertoezichtstelling gegeven, waarbij ouders werd opgedragen de verblijfplaats van [X] kenbaar te maken. Ouders hebben hier geen gehoor aan gegeven. De laatste aanwijzing werd gegeven op 7 januari 2011. Ouders werd daarmee, teneinde de plaatsing bij [jeugdinstelling] te kunnen laten slagen, een aantal gedragsregels opgelegd.

Het gezag over [Y] berust bij moeder. Vader is de stiefvader van [Y]. Hij is noch de juridische, noch de biologische vader van [Y].

Bij beschikking van 23 november 2009 is de voorlopige ondertoezichtstelling uitgesproken over [Y]. Op 10 februari 2010 is de definitieve ondertoezichtstelling uitgesproken. Deze maatregel duurt nog steeds voort. In het voorjaar van 2010 is [Y] voor een periode van drie maanden op vrijwillige basis in [jeugdinstelling] geplaatst.

Standpunt raad

De raad voert aan dat vader en moeder misbruik maken van het gezag en de opvoeding van de minderjarigen op grove wijze verwaarlozen. Zij veronachtzamen in ernstige mate de aanwijzingen van BJZ en belemmeren de uithuisplaatsing van de minderjarigen. Volgens de raad is er geen adequate samenwerking met de (stief)ouders van [X] en [Y] mogelijk. Vader houdt er bizarre denkbeelden op na en zijn gedrag levert sterke aanwijzingen op voor persoonlijke problematiek. Vader is bovendien -als gevolg van zijn religieuze overtuiging- principieel tegen onderwijs. Moeder lijkt erg beïnvloedbaar en gaat volledig mee in vaders denkbeelden en gedrag. Een voortzetting van de ondertoezichtstelling levert onder deze omstandigheden voor alle betrokkenen slechts frustraties op, terwijl aan het eigenlijke doel, het toewerken naar een oplossing voor de problemen die de ontwikkeling van deze kinderen bedreigen, niet wordt toegekomen. Voor wat betreft de ontwikkeling van de beide kinderen merkt de raad op dat [X] een meisje met beperkingen is. Zij is berekenend en manipulatief in contacten. Er is sprake van ernstige indentiteitsproblematiek en haar gedragingen zijn volgens de raad niet los te zien van het opvoedershandelen van beide ouders. Over [Y] wordt opgemerkt dat hij een cognitief beperkte, kwestbare jongen is. Hij is wantrouwend en reageert vanuit achterdocht waardoor er, in ieder geval op school, situaties ontstaan waarin hij onvoorspelbaar en explosief reageert.

De raad acht een ontzetting -en niet een ontheffing- van het gezag op zijn plaats, omdat sprake is van opzettelijk en verwijtbaar handelen van ouders.

Standpunt BJZ

BJZ heeft aangegeven achter het verzoek van de raad te staan. Volgens BJZ gaat het sinds het uitspreken van de voorlopige voogdij maatregel iets beter met [X] omdat zij -wetend dat nu alleen BJZ beslissingen over haar kan nemen- zich vrijer lijkt te voelen in haar handelen. Gedurende de ondertoezichtstelling zijn er minstens 5 aanwijzingen aan ouders gegeven die telkens niet werden opgevolgd. Vader instrueert de kinderen voortdurend en belast de kinderen, die beiden een verstandelijke beperking hebben, met zijn extreme denkbeelden. Moeder heeft meer oog voor wat wel en niet goed is voor de kinderen, maar stelt uiteindelijk steeds haar eigen belang voorop door mee te gaan in de denkbeelden van vader, die richting geven aan zijn handelen.

Over [Y] bestaan op dit moment grote zorgen. Tijdens de vrijwillige plaatsing in [jeugdinstelling] bloeide hij op. [jeugdinstelling] adviseerde als vervolgtraject een systeem behandeling voor het gezin. Ouders weigerden hier echter hun medewerking aan te verlenen. [Y] is op dit moment geschorst van school omdat hij daar woedeuitbarstingen liet zien. Hij maakt een sombere en geïsoleerde indruk.

Standpunt ouders

Vader heeft aan de raadsonderzoeker aangegeven dat de kinderen beschermd kunnen worden door de situatie weer terug te brengen naar zoals deze oorspronkelijk was, waarbij [X] bij haar moeder woonde en voornamelijk door moeder en oma moederszijde werd opgevoed. De ouders zullen dan, passend bij wat goed is voor [X] en wat [X] wil, vaders rol in haar opvoeding bepalen. Volgens vader is BJZ er alles aan gelegen om hem uit te schakelen, hetgeen als onderdeel van een landelijk complot moet worden gezien, waarbij -zo heeft hij ter zitting naar voren gebracht- het doel is om [X] in handen van een pedofiel netwerk te laten vallen.

Moeder heeft niet persoonlijk gereageerd op uitnodigingen van de raadsonderzoeker om in gesprek te gaan. Wel heeft vader tijdens het gesprek dat hij op 15 december 2010 op het kantoor van de raad voerde, te kennen gegeven namens moeder een volmacht te willen overhandigen om het standpunt van moeder aan de raadsonderzoeker kenbaar te maken. De raadsonderzoeker heeft daarop aangegeven met vader in gesprek te willen gaan over zijn eigen visie op [X] en haar situatie.

Bij (onverwachte) thuisbezoeken is moeder niet thuis aangetroffen. Moeder is evenmin ter zitting verschenen. Het standpunt van moeder over de verzochte ontzetting is derhalve onbekend.

Oordeel rechtbank

Op grond van het bepaalde in artikel 1: 269 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan een ouder van het gezag over één of meer van zijn kinderen ontzet worden indien dit noodzakelijk geacht wordt in het belang van de kinderen op grond van onder meer misbruik van het gezag, of grove verwaarlozing van de verzorging of opvoeding van een of meer kinderen of in geval van het in ernstige mate veronachtzamen van de aanwijzingen van de gezinsvoogdij-instelling of belemmering van een uithuisplaatsing krachtens het bepaalde in artikel 1:162 BW.

De rechtbank stelt voorop dat ondanks het feit dat er ten aanzien van beide kinderen sinds november 2009 een maatregel van ondertoezichtstelling van kracht is en ten aanzien van [X] ook een machtiging uithuisplaatsing, BJZ, de uitvoerder van de maatregelen, er niet in geslaagd is om de kinderen (voldoende) te beschermen. Door de extreme tegenwerking van ouders, waarbij vader leidend is en moeder zich volgzaam opstelt, kon aanvankelijk, doordat ouders de verblijfplaats van [X] ondanks een aanwijzing van de gezinsvoogd daartoe, niet bekend maakten, de noodzakelijk geachte uithuisplaatsing van [X] niet geëffectueerd worden. De plaatsing in kindergezinsvervangend [naam tehuis] van [naam Stichting ], die na [naam] volgde, is uiteindelijk beëindigd als gevolg van de dermate ingewikkelde verhouding tussen [naam Stichting] en ouders. Zo beschuldigden ouders [naam Stichting] van kinderarbeid en kindermishandeling. Voorts diende [naam Stichting] dagelijks extra zorgpersoneel in te zetten omdat [X] van haar ouders geen onderwijs mocht volgen. Tijdens de hierop volgende en huidige plaatsing in [jeugdinstelling] heeft BJZ, het nodig geacht om een voorlopige voogdij-maatregel te vragen -en deze is ook verleend-, teneinde de plaatsing van [X] niet in gevaar te brengen. Doordat ouders weigerden de zorgovereenkomst ten aanzien van [X] te tekenen dreigde namelijk de plaatsing per direct te worden beëindigd.

Voor wat betreft [Y] geldt dat er met name vanuit school grote zorgen worden gemeld over zijn ontwikkeling. [Y] wordt door school omschreven als wantrouwend en onzeker, waarbij hij thuis geïnstrueerd lijkt te worden. Voorts is het [Y] verboden om in een één op één situatie met een leerkracht te praten. Eén en ander lijkt grote spanningen voor [Y] op te leveren, als gevolg waarvan hij een aantal keer explosief heeft gereageerd op relatief onbelangrijke zaken. Ter zitting heeft de gezinsvoogd aangegeven dat [Y], wegens een dergelijk incident, inmiddels van school is geschorst.

Moeder, vertegenwoordigd door vader, maakt school allerlei verwijten. Zo zou school met een huisbezoek binnendringen in de privacy van een leerling en zou school slechts uit eigen belang handelen. (Stief)ouders zijn niet voor school te bereiken. Zij reageren niet op uitnodigingen en zijn ook telefonisch niet bereikbaar. De rechtbank stelt vast dat moeder, de gezaghebbende ouder van [Y], ondanks de grote zorgen die school over haar zoon heeft, geen actie onderneemt en nalaat hier zelfs maar het gesprek over aan te gaan.

Ook tijdens de plaatsing van [Y] in [jeugdinstelling] in 2010 kwam het niet tot samenwerking. (Stief)vader bemoeide zich met het beleid en zag de taken die [Y] in [jeugdinstelling] kreeg als kindermishandeling. De systeemtherapie die [jeugdinstelling] na afloop van de plaatsing van [Y] noodzakelijk achtte om de gezinsproblematiek waar [Y] onder lijdt, aan te pakken, kon niet gestart worden omdat (stief)ouders hieraan hun medewerking weigerden. De gezinsvoogd is niet in staat om met moeder in gesprek te komen en krijgt daardoor –behoudens de informatie van school- onvoldoende zicht op [Y].

Uit het vorenstaande volgt naar het oordeel van de rechtbank in de eerste plaats dat een verderstrekkende maatregel in het belang van de kinderen noodzakelijk is. De ontwikkeling van de kinderen loopt ernstig gevaar en gebleken is dat dit gevaar door de maatregelen van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing niet wordt weggenomen.

De rechtbank is voorts van oordeel dat vader met zijn hiervoor beschreven gedragingen, zoals het instrueren van de kinderen in hun contacten met derden en het hen belasten met zijn extreme denkbeelden over onder meer de hulpverleningsorganisaties, de kinderen schade berokkent en misbruik van zijn gezag maakt. Daarnaast is uit het vorenstaande gebleken dat aanwijzingen van de gezinsvoogdij-instelling in ernstige mate worden veronachtzaamd en dat de uithuisplaatsing van [X] wordt belemmerd. Aanvankelijk was sprake van belemmering doordat ouders de verblijfplaats van [X] niet kenbaar maakten en later doordat vader, door allerlei beschuldigingen te doen aan het adres van de zorgverleners, de plaatsingen in gevaar bracht waarbij de plaatsing bij [naam Stichting] zelfs daadwerkelijk werd beëindigd. De daarop volgende plaatsing in [jeugdinstelling] kon slechts worden veilig gesteld door een voorlopige voogdij-maatregel, waarbij ouders in de uitoefening van het gezag werden geschorst. Een en ander leidt tot de conclusie dat voldaan is aan de gronden voor ontzetting van vader uit het gezag over [X].

Voor wat betreft moeder geldt dat zij voor vrijwel alle contacten met derden betreffende [X] en [Y], zoals school, BJZ, de raad en de rechtbank, vader machtigt om namens haar op te treden. Moeder laat vader derhalve volledig vrij om te handelen zoals hem dat goeddunkt en waarover hiervoor overwogen is dat dit handelen schadelijk is voor de kinderen. Door niet in te grijpen en haar gezag niet aan te wenden om de kinderen wel de juiste hulp en het juiste onderwijs te geven, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van grove verwaarlozing van de opvoeding van de kinderen.

Daarnaast is moeder als gevolg van haar niet ingrijpen mede verantwoordelijk voor het veronachtzamen van de aanwijzingen van BJZ en het belemmeren van de uithuisplaatsing van in elk geval [X].

Nu moeder bovendien noch bij de raad, noch bij de rechtbank het verzoek heeft weersproken leidt een en ander tot de slotsom dat ook ten aanzien van moeder het verzoek tot ontzetting van het gezag over beide kinderen kan worden toegewezen.

De voogdijvoorziening

Omdat de ontzetting van het ouderlijk gezag ertoe zal leiden dat een gezagsvoorziening over [Y] komt te ontbreken, dient de rechtbank op grond van artikel 1:275 lid 1 BW een voogd te benoemen. Voor [X] geldt dat thans sprake is van een voorlopige voogdijmaatregel, maar dit betreft slechts een tijdelijke maatregel die geldt totdat een definitieve voorziening in het gezag is getroffen. Ook ten aanzien van [X] dient derhalve in de voogdij te worden voorzien. Conform het verzoek van de raad zal de rechtbank BJZ tot voogd benoemen.

Beslissing

De rechtbank:

ontzet [B], geboren [in 1956] te [plaats], [adres], van het gezag over de minderjarige [X], geboren [in 1998] in [gemeente] en ontzet [A], wonende te [adres] van het gezag over de minderjarigen [Y], geboren [in 1997] in [gemeente] en [X], geboren [in 1998] in [gemeente];

benoemt Bureau Jeugdzorg Friesland, gevestigd te Leeuwarden, tot voogdes over voornoemde minderjarigen;

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Deze beschikking is gegeven door mrs. I.M. Dölle, voorzitter, P.R. Tjallema en S.M. Barkhuijsen, leden van de kamer, tevens kinderrechters, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 mei 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.

(fn: 98)

Van deze beschikking kan binnen 3 maanden hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Leeuwarden. Indien u in deze procedure bent verschenen start deze termijn op de dag van de uitspraak. Als u niet in de procedure bent verschenen kan de termijn op een latere datum beginnen. Volgens de wet bent u verplicht om voor het instellen van hoger beroep een advocaat in te schakelen. In verband met de beperkte termijn dient u zo spoedig mogelijk contact met uw/een advocaat op te nemen!

De griffier.