Home

Rechtbank Haarlem, 29-06-2012, BX1123, 193121 - KG ZA 12-277

Rechtbank Haarlem, 29-06-2012, BX1123, 193121 - KG ZA 12-277

Inhoudsindicatie

Quasi deurwaardersgeschil over tenuitvoerlegging vonnis in de hoofdzaak na een conservatoir bewijsbeslag in een niet-IE-zaak.

Partijen zijn het erover eens dat de vordering in de hoofdzaak niet strekt tot handhaving van intellectuele eigendomsrechten. Niettemin is volgens verweerders (de deurwaarder en de gerechtelijk bewaarder) het onderhavige beslag te beschouwen als bewijsbeslag ex artikel 1019b en c Rv. Uit het beslagrekest blijkt niet, aldus verweerders, dat eiser heeft bedoeld afgifte van de bescheiden te bewerkstelligen en er is ook niet expliciet verlof voor beslag tot afgifte gevraagd. Volgens verweerders kan daarom niet worden aangenomen dat het onderhavige beslag is gebaseerd op artikel 730 jo. 843a Rv, maar moet het beslag worden aangemerkt als oprekking van bewijsbeslag ex artikel 1019b en c Rv.

De voorzieningenrechter volgt verweerders hierin niet. Artikel 1019 Rv bepaalt expliciet dat Titel 15 Rv (uitsluitend) van toepassing is op de handhaving van rechten van intellectuele eigendom ingevolge de in het artikel genoemde wetten en verordeningen. In de rechtspraktijk is herhaaldelijk uitgemaakt dat ook in niet IE-zaken bewijsbeslag mogelijk is en dat de grondslag daarvoor kan worden gevonden in artikel 730 jo. 843a Rv. In dit geval blijkt uit het beslagrekest dat eiser een dergelijk beslag ook heeft beoogd. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dan ook sprake van beslag dat is gebaseerd op artikel 730 jo. 843a Rv. De enkele omstandigheid dat in het beslagrekest artikel 730 Rv en/of afgifte niet expliciet worden genoemd doet daaraan niet af.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK HAARLEM

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: 193121 / KG ZA 12-277

Vonnis in kort geding van 29 juni 2012

in de zaak van

de vennootschap onder firma

BOUWCOMBINATIE KOMFORT V.O.F.,

gevestigd te Utrecht,

eiseres,

advocaat mr. T.R.B. de Greve te Amsterdam,

tegen

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[de gerechtelijk bewaarder],

gevestigd te [plaats],

2. [de deurwaarder],

wonende te [plaats],

verweerders,

van wie verweerder sub 2 vrijwillig is verschenen in persoon en tevens als

statutair bestuurder van verweerder sub 1.

Eiseres zal hierna Komfort worden genoemd. Verweerders zullen ook worden aangeduid als de gerechtelijk bewaarder respectievelijk de deurwaarder.

1. De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de concept dagvaarding

- de vrijwillige verschijning van partijen

- de mondelinge behandeling

- de pleitnota van Komfort.

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

2. De feiten

2.1. Komfort heeft voor de rechtbank Amsterdam een bodemprocedure gevoerd tegen [A] (hierna: [A]) en Bouwmanagement en Adviesgroep [A] BV, die hierna gezamenlijk zullen worden aangeduid als [A] c.s. De procedure betrof, kort gezegd, een schadevordering ter zake van onrechtmatig handelen van [A] c.s.

2.2. Voordat Komfort de procedure aanhangig maakte heeft zij de voorzieningenrechter van de rechtbank Breda verzocht verlof te verlenen voor, onder meer, het leggen van “bewijsbeslag ex artikel 843a lid 2 Rv” (Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering) en een gerechtelijk bewaarder te benoemen. In het beslagrekest is daarover in paragraaf 31 het volgende vermeld.

Ingevolge artikel 843a Rv. is het mogelijk bepaalde bescheiden te vorderen die betrekking hebben op een rechtsverhouding waarbij De Bouwcombinatie (of haar rechtsvoorgangster) partij is. De rechtsverhouding is in het onderhavige geval de managementovereenkomst en of artikel 6:162 BW. Onder bescheiden kan in dit geval tevens worden verstaan genoemde facturen en/of andere documenten waaruit voornoemd onrechtmatig handelen blijkt alsook gegevensdragers waarop de opgenomen gesprekken zijn opgeslagen. Gelet op het arrest van het gerechtshof Leeuwarden van 4 augustus 2009; LJN BJ4901, is het mogelijk om ook in niet IE-zaken het gevraagde bewijsbeslag te leggen.

2.3. De voorzieningenrechter van de rechtbank Breda heeft bij beschikking van 8 april 2011 het gevraagde verlof verleend en verweerder sub 1 als gerechtelijk bewaarder aangewezen.

2.4. Op 12 april 2011 is blijkens het beslagexploot op verzoek van Komfort ten laste van [A] c.s. “conservatoir beslag tot afgifte/bewijsbeslag” gelegd, waarbij twee USB sticks, twee ordners met administratie en een harde schijf van een computer (hierna: de bescheiden) in beslag zijn genomen en in gerechtelijke bewaring zijn gegeven aan verweerder sub 1.

2.5. In de bodemprocedure heeft de rechtbank Amsterdam op 30 mei 2012 vonnis gewezen. In dat vonnis (hierna: het vonnis) heeft de rechtbank onder meer het volgende overwogen.

4.11. Verder doet Komfort een beroep op artikel 843a Rv en stelt daartoe, kort gezegd, dat zij alleen in staat is om haar - naar de rechtbank begrijpt: verdere - schade vast te stellen indien de inbeslaggenomen goederen (zie hiervoor 2.15) en overige administratie en bankafschriften van [A] c.s. aan haar ter inzage worden afgegeven.

Zoals hiervoor is overwogen staat vast dat [A] c.s. onrechtmatig jegens Komfort heeft gehandeld door onder meer gedurende langere tijd valse facturen te verzenden, waarbij Komfort aannemelijk heeft gemaakt dat deze gang van zaken reeds vele jaren tot de dagelijkse praktijk van [A] behoorde, op welke wijze hij zich ten koste van Komfort en BPMS aanzienlijk heeft verrijkt. Nu [A] c.s. tot op heden heeft geweigerd om openheid van zaken te geven en Komfort voldoende heeft gemotiveerd dat zij zonder deze bescheiden niet de precieze omvang van haar verdere schade kan bepalen, heeft Komfort rechtmatig belang bij inzage dan wel afschrift van de door haar gevorderde bescheiden. Onder de onderhavige omstandigheden zijn, anders dan [A] aanvoert, de gevorderde bescheiden voldoende bepaald.

Voor zover Komfort echter afgifte van de bescheiden vordert, is haar vordering niet toewijsbaar en zal [A] slechts worden veroordeeld tot inzage dan wel afschrift van de gevorderde bescheiden. Verder zal, anders dan gevorderd, een redelijke termijn voor inzage dan wel afschrift worden gegund van zeven dagen na betekening van dit vonnis.

De gevorderde dwangsomveroordeling is gelet op de onwillige houding van [A] en het belang van Komfort bij inzage toewijsbaar. De gevorderde lijfsdwangveroordeling is niet toewijsbaar, nu Komfort onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat alleen de dwangsomveroordeling onvoldoende uitkomst zal bieden.

2.6. Het dictum van het vonnis luidt onder meer als volgt.

De rechtbank

(…)

5.4. beveelt [A] c.s. om aan Komfort na schriftelijk verzoek daartoe, doch in ieder geval binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis, toegang te verlenen tot en inzage te verschaffen in en/of afschrift te nemen van:

- de inbeslaggenomen 2 USB-sticks, twee ordners met administratie en de harde schijf;

- de gehele administratie van Bouwmanagement vanaf oprichting op 7 mei 2007 tot de dag

van dit vonnis;

- alle bescheiden van [A] die betrekking hebben op hetgeen hij in de periode vanaf 28 maart 2007 tot de dag van dit vonnis, direct of indirect, heeft ontvangen (in geld of anderszins) en/of als voordeel heeft genoten als gevolg van en/of gerelateerd aan Komfort (waaronder in ieder geval alle bankafschriften van alle bankrekeningen in de voornoemde periode en de door [A] in het voicemailbericht aan […] genoemde bescheiden (zie 2.14);

op straffe van hoofdelijke verbeurte van een dwangsom van € 25.000,-- per dag of gedeelte daarvan dat niet of niet geheel aan deze veroordeling wordt voldaan,

(…).

Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

2.7. Op 21 mei 2012 is [A] overleden. Het vonnis is op 1 juni 2012 aan zijn erfgenamen en de executeur testamentair, alsmede aan Bouwmanagement en Adviesgroep [A] BV betekend. Daarbij is tevens bevel gedaan om aan de inhoud van de executoriale titel te voldoen als bedoeld in artikel 491 Rv jo. artikel 439 lid 1 Rv.

2.8. Diezelfde dag heeft Komfort de deurwaarder opdracht gegeven om onderdeel 5.4 van het dictum van het vonnis door middels van reële executie af te dwingen door afgifte van of inzage in de bescheiden. Tevens heeft Komfort de gerechtelijk bewaarder verzocht om afgifte van of inzage in de in bewaring gegeven bescheiden. De deurwaarder en de gerechtelijk bewaarder hebben daaraan niet voldaan.

3. Het geschil

3.1. Komfort vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad

3.1.1. zal bepalen dat de gerechtelijk bewaarder gehouden is om de bescheiden aan Komfort af te geven,

3.1.2. zal bepalen dat de deurwaarder gehouden is om op grond van het vonnis conform art. 491 lid 2 Rv de bescheiden onder zich te nemen en aan (de advocaat van) Komfort af te geven,

3.1.3. de gerechtelijk bewaarder zal bevelen om terstond de bescheiden aan Komfort af te geven, althans de gerechtelijk bewaarder zal bevelen om terstond de bescheiden ter inzage aan Komfort te geven, althans afgifte dan wel inzage zal bevelen op een door de voorzieningenrechter te bepalen wijze,

3.1.4. Komfort zal machtigen om de bescheiden onder zich te nemen en de deurwaarder zal veroordelen om te gehengen en te gedogen dat Komfort de bescheiden onder zich neemt, althans Komfort zal machtigen om de bescheiden in te zien en de deurwaarder zal veroordelen om te gehengen en te gedogen dat Komfort de bescheiden inziet,

3.1.5. (zo nodig bij beschikking) op grond van 856 lid 3 Rv de voorwaarden van de gerechtelijke bewaring op een door de voorzieningenrechter te bepalen wijze zal wijzigen en/of aanvullen zodat de gerechtelijk bewaarder gehouden is om op grond van het vonnis tot afgifte, althans inzage, van de bescheiden aan Komfort, althans het mogelijk maakt voor de deurwaarder om tot afgifte als bedoeld in art. 491 lid 2 Rv te komen,

3.1.6. althans ten aanzien van ieder van voornoemde vorderingen steeds die voorzieningen en/of bevelen en/of machtigingen en/of aanpassingen als bedoeld in artikel 856 lid 3 Rv zal treffen die de voorzieningenrechter in de gegeven omstandigheden juist voorkomen en die verweerders zal opleggen,

3.2. De deurwaarder voert verweer.

3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4. De beoordeling

4.1. Het geschil spitst zich toe op de vraag of het onderhavige bewijsbeslag is gebaseerd op artikel 730 Rv (beslag tot afgifte), dan wel op artikel 1019b en c Rv en, samenhangend daarmee, de vraag of de deurwaarder op de voet van artikel 491 lid 2 Rv dient te bewerkstelligen dat Komfort toegang krijgt tot en inzage in en/of afschrift van de beslagen bescheiden.

4.2. Komfort stelt zich op het standpunt dat het beslag is gebaseerd op artikel 730 jo. 843a Rv en voert ter toelichting het volgende aan. Er zijn twee soorten bewijsbeslag, te weten beslag tot afgifte ex artikel 730 Rv jo. – bijvoorbeeld – artikel 843a Rv (hierna: het gewone bewijsbeslag) en IE-bewijsbeslag ex artikel 1019c Rv (hierna: IE-bewijsbeslag). De grondslag voor IE-bewijsbeslag is beperkt tot het toepassingsgebied van artikel 1019 Rv. Volgens Komfort is de onderhavige kwestie geen aangelegenheid als genoemd in titel 15 Rv (rechtspleging in zaken betreffende rechten van intellectuele eigendom). Het gewone bewijsbeslag is ontwikkeld in de rechtspraktijk en kent een ruime toepassing. Grondslag voor het gewone bewijsbeslag kan bijvoorbeeld zijn de exhibitieplicht van artikel 843a Rv. Uit het beslagrekest en het daarop verleende verlof blijkt, aldus Komfort, dat het hier gaat om conservatoir beslag tot afgifte en derhalve een gewoon bewijsbeslag. Het vonnis van 30 mei 2012 bevat onder 5.4. van het dictum een veroordeling tot afgifte van de in beslag genomen zaken. Het recht daarop was door middel van het conservatoir bewijsbeslag zeker gesteld. Door de executoriale titel is het conservatoir beslag, aldus Komfort, op de voet van artikel 704 lid 1Rv overgegaan in een executoriaal beslag. Komfort stelt nu dat de deurwaarder, gelet op zijn ministerieplicht, gehouden is de zaken tot afgifte waarvan [A] c.s. is veroordeeld op de voet van artikel 491 lid 2 onder zich te nemen en aan Komfort af te geven.

4.3. Verweerders betwisten niet dat de deurwaarder, indien sprake zou zijn van beslag ex artikel 730 Rv, de gevraagde tenuitvoerlegging op de voet van artikel 491 Rv zou kunnen verrichten. Verweerders betwisten ook niet dat de hoofdzaak geen geding is tot handhaving van rechten van intellectuele eigendom. Niettemin is volgens verweerders het onderhavige beslag te beschouwen als bewijsbeslag ex artikel 1019b en c Rv. Zij voeren daartoe het volgende aan. Artikel 843a Rv, waarnaar in het beslagrekest wordt verwezen, is materieel recht. Uit de kop van het beslagrekest en uit paragraaf 31 daarvan blijkt niet, aldus verweerders, dat Komfort heeft bedoeld afgifte van de bescheiden te bewerkstelligen en er is ook niet expliciet verlof voor beslag tot afgifte gevraagd. Volgens verweerders kan daarom niet worden aangenomen dat het onderhavige beslag is gebaseerd op artikel 730 jo. 843a Rv, maar moet het beslag worden aangemerkt als oprekking van bewijsbeslag ex artikel 1019b en c Rv. Uit de wetsgeschiedenis met betrekking tot Titel 15 Rv volgt dat het doel van een conservatoir bewijsbeslag uitsluitend is om bewijsstukken veilig te stellen. Vervolgens is het aan de bodemrechter om na een contradictoir debat te beslissen wat er met de in beslag genomen zaken moet gebeuren (artikel 1019 c lid 2 Rv). Het bewijsbeslag ex artikel 1019b Rv gaat niet automatisch over in een executoriaal beslag. In het onderhavige geval heeft de rechter onder 5.4 van het dictum van het vonnis bepaald dat [A] c.s. aan Komfort toegang dient te verlenen tot en inzage dient te verschaffen in en/of afschrift dient te nemen van de in beslag genomen bescheiden. Verweerders stellen zich op het standpunt dat hiervoor een actieve handeling van [A] wordt verlangd en dat het de gerechtelijk bewaarder niet vrij staat om zonder een dergelijke aanwijzing van [A] c.s. Komfort toegang te verlenen tot de beslagen bescheiden. De veroordeling is voorts, aldus verweerders, niet vatbaar voor rechtstreekse tenuitvoerlegging als bedoeld in artikel 491 lid 2 Rv.

4.4. De voorzieningenrechter volgt verweerders hierin niet. Artikel 1019 Rv bepaalt expliciet dat Titel 15 Rv van toepassing is op de handhaving van rechten van intellectuele eigendom ingevolge de in het artikel genoemde wetten en verordeningen. Partijen zijn het erover eens dat de vordering in de hoofdzaak niet strekt tot handhaving van intellectuele eigendomsrechten. In de rechtspraktijk is herhaaldelijk uitgemaakt dat ook in niet IE-zaken bewijsbeslag mogelijk is en dat de grondslag daarvoor kan worden gevonden in artikel 730 jo. 843a Rv. In dit geval blijkt uit de aanhef en paragraaf 31 van het beslagrekest dat Komfort een dergelijk beslag ook heeft beoogd. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is dan ook sprake van beslag dat is gebaseerd op artikel 730 jo. 843a Rv. De enkele omstandigheid dat in het beslagrekest artikel 730 Rv en/of afgifte niet expliciet worden genoemd doet daaraan niet af.

4.5. Op grond van het voorgaande komt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat de deurwaarder, gelet op zijn ministerieplicht, ter uitvoering van het vonnis toepassing dient te geven aan artikel 491 Rv en het ertoe dient te leiden dat aan Komfort, zoals in het dictum van het vonnis onder 5.4. vermeld, toegang wordt verleend tot en inzage wordt verschaft in en/of afschrift wordt verstrekt van de in beslag genomen bescheiden. Een aanwijzing van [A] c.s. is daartoe niet vereist. De gerechtelijk bewaarder dient op instructie van de deurwaarder aan de uitvoering van het vonnis mee te werken.

4.6. Het vorenstaande leidt ertoe dat de vordering in beginsel voor toewijzing vatbaar is. Om executieproblemen te voorkomen zal de voorzieningenrechter de toewijzing anders formuleren dan gevorderd. Conform het eensluidend verzoek van partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd in die zin dat ieder de eigen kosten draagt.

5. De beslissing

De voorzieningenrechter

5.1. beveelt de deurwaarder om voor de tenuitvoerlegging van het door de rechtbank Amsterdam op 30 mei 2012 onder zaaknummer 492280 / HA ZA 11-1858 gewezen vonnis, ten aanzien van de in onderdeel 5.4 genoemde in beslag genomen zaken, toepassing te geven aan artikel 491 Rv en de gerechtelijk bewaarder dienovereenkomstig te instrueren,

5.2. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,

5.3. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,

5.4. weigert de gevraagde voorziening voorzover meer of anders is gevorderd.

Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. van der Meer en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 29 juni 2012.