Home

Rechtbank Haarlem, 13-07-2011, BR1681, 15/800680-11

Rechtbank Haarlem, 13-07-2011, BR1681, 15/800680-11

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
13 juli 2011
Datum publicatie
15 juli 2011
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2011:BR1681
Zaaknummer
15/800680-11

Inhoudsindicatie

Promis; Opiumwet; invoer verdovende middelen; invoer cocaïne; ongeloofwaardige verklaring; volstrekt ongeloofwaardig; opzet.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector Strafrecht

Locatie Schiphol

Meervoudige strafkamer

Parketnummer: 15/800680-11

Uitspraakdatum: 13 juli 2011

Tegenspraak

Strafvonnis

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 29 juni 2011 in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te Curaçao (Nederlandse Antillen),

zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,

thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Hoogeveen.

1. Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

hij op of omstreeks 16 mei 2011 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.

2. Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3. Vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft - zakelijk weergegeven - gerekwireerd tot:

- bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit;

- de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van vier (4) maanden, met aftrek van de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

4. Bewijsbeslissingen

4.1. Redengevende feiten en omstandigheden1

Op 16 mei 2011 is verdachte vanuit Curaçao (Nederlandse Antillen) aangekomen op de luchthaven Schiphol, gelegen in de gemeente Haarlemmermeer. Tijdens een verscherpte douanecontrole is de ruimbagage van verdachte gecontroleerd. Bij het openen van de canvas koffer van verdachte rook de douaneambtenaar direct een sterk chemische lucht. In een plastic tas, welke zich in de koffer van verdachte bevond, zijn in totaal vijf strandtassen met de opdruk 'Curaçao', aangetroffen. Het viel de douaneambtenaar op dat de vijf strandtassen abnormaal zwaar aanvoelden. Deze strandtassen zijn aan een x-ray controle onderworpen, waarbij afwijkende contouren in de handvatten van de strandtassen zichtbaar waren. Voorts constateerde de douaneambtenaar dat de handvatten van de strandtassen niet identiek waren, waarna één van de handvatten is opengesneden en een wit korrelig materiaal tevoorschijn kwam. Dit materiaal is aan een MMC test onderworpen welke een positieve kleurreactie gaf, zodat aangenomen mocht worden dat de geteste stof vermoedelijk cocaïne betrof.2 Uiteindelijk is er in de handvatten van de vijf strandtassen 316,5 gram cocaïne aangetroffen.3

Ter terechtzitting heeft verdachte, overeenkomstig zijn verklaringen afgelegd ten overstaan van de Koninklijke Marechaussee4 en de rechter-commissaris5, verklaard dat hij 1900 Antilliaanse guldens (ANG) bij het casino had gewonnen en hij daarmee een ticket naar Nederland heeft gekocht om zijn zus te bezoeken die hij al tien jaar niet meer had gezien en die hij wilde verrassen. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij drie maanden geleden bij een snackbar op Curaçao een Dominicaans meisje heeft leren kennen waarvan hij behoudens de voornaam '[naam]' helemaal niets af weet en hij, verdachte, verliefd op dat meisje is geworden. Toen [naam] van verdachte hoorde dat hij naar Nederland zou reizen heeft [naam] aan verdachte gevraagd of hij een aantal cadeaus voor haar familie in Nederland mee wilde nemen. Verdachte heeft naar eigen zeggen op de dag van zijn vertrek met [naam] bij een winkel genaamd 'La Curaçao', welke is gelegen op de weg naar het vliegveld, afgesproken. Aangekomen bij voornoemde winkel kwam [naam] de winkel uit met een tas welke [naam] aan verdachte gaf. In de tas bevonden zich volgens verdachte vijf strandtassen, vijf broeken en vijf shirts. Verdachte heeft verder niet naar de inhoud gekeken, maar zag nog wel dat er een bonnetje in de tas zat. Vervolgens heeft verdachte de tas bovenop in zijn koffer gestopt en is hij naar Nederland gereisd. De cadeaus zouden door de familieleden van [naam] thuis bij de zus van verdachte waar hij zou gaan verblijven, worden opgehaald. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij zijn kleding voor vertrek bij een stomerij heeft laten wassen en de door de stomerij gebruikte wasverzachter de oorzaak van de sterke chemische lucht moet zijn geweest.6

De rechtbank overweegt ten aanzien van deze lezing van verdachte als volgt.

Dat verdachte zijn zus die hij al tien jaar niet had gezien en bij wie hij enkele weken zou verblijven, niet in kennis heeft gesteld van zijn komst omdat hij haar wilde verrassen, valt niet te rijmen met het maken van een intercontinentale reis om na lange tijd familie te bezoeken. In dat geval dient men toch van te voren zeker te willen stellen dat die familie in de bezoekperiode ook thuis is en het verblijf daar goed wordt bevonden. Op dit punt wekt de verklaring van verdachte dan ook bevreemding.

Verder merkt de rechtbank op dat verdachte gevraagd naar het adres van zijn zus, slechts de straatnaam weet te noemen maar geen huisnummer. Verdachte zou volgens eigen zeggen de naambordjes in de straat gaan afzoeken, iets wat de rechtbank niet logisch voorkomt.

Daarbij heeft verdachte cadeaus meegenomen voor familieleden van een Dominicaans meisje waarvan hij behoudens de voornaam '[naam]' niets af weet, heeft hij pas op de dag van zijn vertrek naar Nederland en op weg naar het vliegveld met voornoemde [naam] bij de winkel 'La Curaçao' afgesproken, waar zij snel de cadeaus heeft gekocht, terwijl cadeaus voor familieleden in het buitenland - naar het oordeel van de rechtbank - toch vaak met zorg en ruim van te voren plegen te worden gekocht. Bovendien waren voornoemde cadeaus, te weten de strandtassen, slechts in een plastic tas en niet als daadwerkelijke cadeaus verpakt.

Ook betrof de in de tas aanwezige aankoopbon een bon van de winkel 'Senor Barata' terwijl verdachte heeft verklaard dat de strandtassen door [naam] bij de winkel 'La Curaçao' zijn gekocht.

Tenslotte hing er een sterk chemische lucht in de koffer van verdachte die door de verbalisanten van de douane en de Koninklijke Marechaussee op grond van hun kennis en ervaringen met verdovende middelen en de opsporing daarvan direct in verband werd gebracht met de geur van verdovende middelen. De door verdachte aangeduide geur van wasverzachter, neemt de rechtbank daarbij niet serieus.

De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de verklaring van verdachte over het doel en motief van zijn reis en de omstandigheden waaronder hij die heeft ondernomen, volstrekt ongeloofwaardig is en enkel is bedoeld om de waarheid te verhullen, namelijk dat hij wist dat zich in de handvatten van de door hem meegenomen strandtassen cocaïne bevond. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte van de aanwezigheid van cocaïne in de handvatten van de strandtassen op de hoogte was en aldus opzettelijk cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht.

4.2. Bewezenverklaring

Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, in dier voege dat:

hij op 16 mei 2011 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.

Voor zover in de bewezen verklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.

Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5. Strafbaarheid van het feit

Het bewezen verklaarde is strafbaar en levert op:

Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.

6. Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.

7. Motivering van de straf

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer van 316,5 gram van een materiaal bevattende cocaïne. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.

De officier van justitie heeft de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier (4) maanden gevorderd. Deze eis is in overeenstemming met de straf die ten aanzien van dit soort misdrijven in vergelijkbare gevallen pleegt te worden opgelegd. Noch in de omstandigheden van de onderhavige zaak, noch in de persoonlijke omstandigheden van verdachte vindt de rechtbank aanleiding om daarvan af te wijken.

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.

8. Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:

2 en 10 van de Opiumwet.

9. Beslissing

De rechtbank:

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.2. weergegeven.

Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.

Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert.

Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van VIER (4) MAANDEN.

Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum

Dit vonnis is gewezen door:

mr. J.C.M. Swinkels, voorzitter,

mr. J.M. Sassenburg en mr. G. Demmink, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. S.V. Ramdharie, griffier,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van woensdag 13 juli 2011.

Mr. G. Demmink is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

1 De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.

2 Het proces-verbaal van aanhouding en bevindingen, d.d. 16 mei 2011 (dossierparagraaf 1.1).

3 Het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen d.d. 25 mei 2011 (dossierparagraaf 1.1.5) en het deskundigenrapport van het Douane Laboratorium te Amsterdam d.d. 31 mei 2011, kenmerk 4683 X 11 (los opgenomen).

4 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 30 mei 2011 (los opgenomen in een aanvullend proces-verbaal).

5 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] ten overstaan van de rechter-commissaris (inbewaringstelling) d.d. 19 mei 2011 (los opgenomen).

6 De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 29 juni 2011.