Home

Rechtbank Haarlem, 23-09-2010, BN8614, 15/700242-10

Rechtbank Haarlem, 23-09-2010, BN8614, 15/700242-10

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
23 september 2010
Datum publicatie
29 september 2010
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2010:BN8614
Zaaknummer
15/700242-10

Inhoudsindicatie

promis; voorbereidingshandelingen; voorbereiding diefstal met geweld in vereniging; voorbereiding afpersing met geweld/wapens in vereniging; ripdeal; wapenbezit; verweer onbetrouwbare getuige; verweer ontbreken nauwe en bewuste samenwerking. Verdachte heeft samen met een drietal andere personen een overval op een persoon die zou beschikken over een grote hoeveelheid cocaïne, voorbereid. Hij heeft daartoe met die andere personen afgesproken elkaar te ontmoeten teneinde die overval te plegen, waarna hij met die mededaders, terwijl zij in het bezit waren van een tweetal met scherpe patronen geladen vuurwapens, in twee auto’s op weg is gegaan om die overval te gaan plegen. Slechts doordat de politie – die op de hoogte was gebracht van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf – tijdig heeft ingegrepen, kon worden voorkomen dat een dergelijke overval met alle mogelijke ernstige gevolgen van dien heeft plaats gevonden. Deze voorgenomen overval acht de rechtbank des te ernstiger, nu verdachte en zijn mededaders van plan waren zich daardoor een grote hoeveelheid – voor de verdere verspreiding en handel bestemde en voor de gezondheid van personen schadelijke – cocaïne te verschaffen. Dat verdachte en zijn mededaders bij die voorgenomen overval kennelijk gebruik zouden maken van echte – met scherpe patronen geladen – vuurwapens, waarmee gemakkelijk mensen gedood zouden kunnen worden, is een omstandigheid die dit voorgenomen misdrijf nog ernstiger maken.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector Strafrecht

Locatie Haarlem

Meervoudige strafkamer

Parketnummer: 15/700242-10

Uitspraakdatum: 23 september 2010

Tegenspraak

Strafvonnis

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 9 september 2010 in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],

wonende te ([postcode]) [woonplaats], [adres],

thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Amsterdam – Huis van Bewaring Demersluis, te Amsterdam.

1. Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

Feit 1:

hij op of omstreeks 10 april 2010 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter voorbereiding van het misdrijf diefstal met geweldpleging in vereniging (artikel 312 Wetboek van Strafrecht) en/of afpersing in vereniging (artikel 317 Wetboek van Strafrecht) van een (grote) hoeveelheid (20 kilogram) cocaïne (een zogenaamde ripdeal),

opzettelijk handschoenen en/of een bandana en/of een pistool van het merk Glock en een patroonhouder met 14 kogelpatronen en/of een revolver van het merk Ruger met (in de trommel) 4 kogelpatronen bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft/hebben verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden heeft/hebben gehad;

Feit 2:

hij op of omstreeks 10 april 2010 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer wapens van categorie III, te weten:

- een pistool, merk Glock, type 19, kaliber 9 mm en/of

- een revolver, merk Ruger, type SP-101, kaliber .357 Magnum

en/of (de in bovengenoemde vuurwapens aangetroffen) munitie van categorie III, te weten:

- 14 kogelpatronen in een patroonhouder (9 mm) en/of,

- 4 kogelpatronen van het kaliber .357 Magnum,

voorhanden heeft/hebben gehad.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank de tenlastelegging verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.

2. Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3. Vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft – zakelijk weergegeven – gerekwireerd tot:

- bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten;

- de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht;

- onttrekking aan het verkeer van de onder de nummers 4 en 5 op de beslaglijst vermelde goederen, te weten één paar zwarte handschoenen en een rode bandana.

4. Bewijs

4.1. Bespreking van het bewijsverweer

De raadsvrouw heeft betoogd dat de tweede verklaring van de getuige [getuige 4], te weten de verklaring van 15 april 2010 van het bewijs moet worden uitgesloten, aangezien het eerste deel van die verklaring niet is gerelateerd, maar is verscheurd.

De rechtbank overweegt als volgt.

De rechtbank stelt voorop dat het transparanter en juister ware geweest, wanneer ook het eerste deel van die verklaring in het verhoor van de getuige [getuige 4] van 15 april 2010 was opgenomen.

De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van 15 april 2010, zoals is opgenomen en ondertekend door de getuige desalniettemin bruikbaar is voor het bewijs, omdat allereerst niet is gesteld of gebleken dat de politie door het weglaten en verscheuren van het eerste deel van die verklaring de verdediging of de rechtbank heeft willen misleiden of anderszins welbewust tekort heeft willen doen aan de rechten van verdachte op eerlijke behandeling van zijn zaak. Voorts is op grond van de verklaring van de getuige ten overstaan van de rechter-commissaris en het aanvullend proces-verbaal van de verbalisant [verbalisant] voldoende helderheid is verkregen over de gang van zaken bij dat verhoor.

4.2. Redengevende feiten en omstandigheden1

Op vrijdag 9 april 2010 om 13:30 uur belt [getuige 1], de moeder van [verdachte], de politie Hoofddorp met de mededeling dat er die avond een schietpartij zou plaatsvinden dit naar aanleiding van een ripdeal. Daarbij zou de auto van haar zoon zijn betrokken. Het zou gaan om een rode Volvo V40, voorzien van het kenteken [kenteken], op naam gesteld van [verdachte], wonende [adres].2 Voorts heeft [getuige 1] contact gehad met de politie Utrecht, aan wie zij had meegedeeld dat een buurman van [verdachte], woonachtig op de [adres], die avond tussen 19:00 en 20:00 uur in een rode Volvo, voorzien van het kenteken [kenteken], naar Hoofddorp zou gaan rijden. Deze buurman zou een zogenaamde voorverkenner zijn die in Hoofddorp zou gaan kijken, of de waar aanwezig zou zijn. Het zou gaan om 40 kilogram harddrugs. Als deze werd aangetroffen, zou de voorverkenner telefonisch contact met [verdachte] opnemen. [verdachte] zou dan in een Opel Tigra naar Hoofddorp komen. Zodra zij de waar in hun bezit hadden, zouden ze doorrijden naar Gravenstein te Amsterdam Bijlmer, en daarna naar Den Haag of Rotterdam om de waar verder te verdelen. Deze informatie werd door de politie Utrecht op vrijdag 9 april 2010 om 17:00 uur doorgegeven aan de politie Hoofddorp.3 Op 9 april 2010 om 22:15 uur is meldster [getuige 1] teruggebeld door een brigadier van de Dienst Regionale Recherche bureau Zware Criminaliteit van de politie Amsterdam-Amstelland. [getuige 1] gaf te kennen dat het niet die avond zou plaatsvinden, maar de volgende middag omstreeks 15:00 uur.4

Op basis van deze informatie heeft de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, na verkregen machtiging van de rechter-commissaris aldaar, bevel gegeven tot het opnemen van telecommunicatie via het telefoonnummer [mobiel telefoonnummer], welk nummer wordt gebruikt door [verdachte].5 Voorts is naar aanleiding van de door [getuige 1] verstrekte informatie besloten tot het inzetten van een observatie- en een arrestatieteam. Op 10 april 2010 vanaf 15:35 uur werd de in de meldingen van [getuige 1] genoemde [verdachte], die door opsporingsambtenaren van het observatieteam werd herkend van een door het onderzoeksteam verstrekte foto, geobserveerd. De verbalisanten zagen dat [verdachte] om 15:35 uur ter hoogte van de in- en uitgang van de McDonalds op de Vuursteen in Hoofddorp stond. Hij stond kennelijk te wachten. Om 15:58 uur ging [verdachte] de McDonalds binnen en nam daar aan een tafel plaats. Om 16:05 uur pakte [verdachte] zijn mobiele telefoon en bracht deze naar zijn oor. Kort daarop beëindigde [verdachte] het gesprek en bracht de telefoon wederom naar zijn oor. Rond 16:09 uur stond [verdachte] op en maakte contact met een manspersoon NN1. Het betrof een man met een donkere huidskleur, een kaal hoofd, een normaal tot stevig postuur en de man was tussen de 1.85 en 1.95 meter lang. Daarop verlieten zij de McDonalds en reden samen weg in een rode Volvo met het kenteken [kenteken], welk kenteken overeenkwam met het door de moeder van [verdachte] genoemde kenteken. Om ongeveer 16:25 uur parkeerden zij de personenauto aan de achterzijde van het hotel Novotel aan de Europaboulevard te Amsterdam. [verdachte] en NN1 stapten vervolgens uit de personenauto, waarop NN1 een mobiele telefoon aan zijn oor hield. Kort daarop stapte NN1 weer in de personenauto. Vervolgens ging [verdachte] het hotel binnen. Om 17:12 uur stonden [verdachte] en NN1, die inmiddels met [verdachte] aan een tafeltje in de lobby was gaan zitten, beiden op en liepen zij naar voornoemde personenauto. Om 17:14 uur stapten [verdachte] en NN1 in de auto en reden zij via de De Klencke weg, echter korte tijd later kwam de Volvo weer terug om vervolgens bij de kruising met de Boelelaan te parkeren. Om 17:18 uur reed een zwarte Volkswagen Beetle De Klencke op en stopte ter hoogte van de Volvo, waarna de bestuurder via een geopende portierraam met de bestuurder van de Volvo sprak. Een observant zag op dat moment dat [verdachte] de bestuurder van de Volvo was. Om 17:21 uur nam een man, NN2, plaats achter in de Volvo. Het betrof een man met een donkere huidskleur die gekleed was in zwarte kleding. Om 17:27 uur stonden [verdachte], NN1 en NN2 op de stoep met elkaar te praten en stapte een andere man, NN3, in de Volkswagen Beetle. NN3 was eveneens een man met een donkere huidskleur, gekleed in een bruin sweatshirt met capuchon. Daarnaast had de man een baseball pet op en had hij de capuchon over de baseball pet heen getrokken. Om 17:30 uur constateerde een observant dat drie mannen in de Volvo zaten en één man in de Volkswagen Beetle. Om 17.39 uur stopte een Honda Civic in de buurt van de Volvo en de Beetle. De bestuurder, NN4, stapte uit en sprak door het geopende raam met de bestuurder van de Volvo. Om 17:44 uur reed de Volvo, gevolgd door de Volkswagen Beetle, weg.6

Om 18:02 uur werden de bestuurder en de inzittenden van voornoemde personenauto van het merk Volvo, die respectievelijk bleken te zijn genaamd [verdachte], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], op het parkeerterrein van restaurant McDonalds, gevestigd op de Vuursteen 5 te Hoofddorp, aangehouden ter zake van vermoedelijke overtreding van artikel 312 lid 1 in verband met artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht. Eveneens werd aldaar aangehouden de bestuurder van de Volkswagen Beetle, die bleek te zijn genaamd [medeverdachte 3]. Tijdens de aanhouding werden alle verdachten aan een kledingonderzoek onderworpen, waarbij in de broeksband van verdachte [medeverdachte 3] een vuurwapen werd aangetroffen.7 Voorts werd tijdens de doorzoeking van de Volkwagen Beetle in een tas van het merk Gucci een zilverkleurig handvuurwapen met een zwarte kolf, type revolver, aangetroffen.8 Uit nader onderzoek is gebleken, dat het onder verdachte [medeverdachte 3] in beslag genomen vuurwapen een pistool van het merk Glock, type 19, kaliber 9 millimeter, betreft. In het vuurwapen was een patroonhouder aangebracht met daarin 14 kogelpatronen van 9 millimeter. Dit pistool betreft een vuurwapen met bijbehorende munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie.9 Voorts is gebleken, dat het in de Volkswagen Beetle aangetroffen vuurwapen een revolver van het merk Ruger, type SP-101, kaliber .357 Magnum, betreft. In de trommel van de revolver zaten 4 kogelpatronen van het kaliber .357 Magnum. Ook deze revolver betreft een vuurwapen met bijbehorende munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie.10

Op 11 april 2010 is van zowel verdachte [medeverdachte 3] als verdachte [medeverdachte 2] een verklaring opgenomen. Verdachte [medeverdachte 3] verklaarde, dat hij op 10 april 2010 werd aangehouden met een pistool, voorzien van munitie, in zijn broeksband. Voorts verklaarde verdachte [medeverdachte 3], dat hij het vuurwapen ter bescherming bij zich draagt en het in Amsterdam voor € 2000,00 heeft gekocht.11 Verdachte [medeverdachte 2] verklaarde, dat hij sinds november 2009 wist van de in beslag genomen revolver en daarover beschikte. Kort daarna verklaarde verdachte [medeverdachte 2], dat hij ongeveer twee dagen over die revolver, die was aangetroffen in de door hem geleende Volkswagen Beetle, beschikte.12

Uit het onderzoek van de tapgesprekken via de mobiele telefoon van verdachte [verdachte] is gebleken dat deze op 10 april 2010 om 11:29 uur uitbelt met het nummer [mobiel telefoonnummer]. Dit nummer is in gebruik bij verdachte [medeverdachte 1]. Verdachte [medeverdachte 1] meldt aan verdachte [verdachte] dat zij moeten wachten tot zij gebeld worden en dat de afspraak om drie uur zal plaatsvinden.13 Vervolgens wordt [verdachte] om 14:35 uur gebeld door het nummer [mobiel telefoonnummer]. Ook dit nummer is in gebruik bij verdachte [medeverdachte 1]. Verdachte [verdachte] meldt aan verdachte [medeverdachte 1] dat zijn moeder er inmiddels niet meer is, waarop verdachte [medeverdachte 1] aan verdachte [verdachte] meldt dat het niet zo lang rijden is en dat hij, [medeverdachte 1], naar verdachte [verdachte] toekomt.14 Om 15:35 uur belt verdachte [verdachte] uit met het nummer [mobiel telefoonnummer], waarbij uit het tapverslag blijkt dat hij belt met een vrouw. [verdachte] meldt in dit gesprek dat hij door [bijnaam medeverdachte 1] (de rechtbank begrijpt: de verdachte [medeverdachte 1]) bij de McDonalds is afgezet en dat hij aldaar moest wachten op de jongens die uit Rotterdam zouden komen. Deze jongens zouden hem daar oppikken.15 Vervolgens belt [verdachte] om 16:08 uur uit met het nummer [mobiel telefoonnummer] van [medeverdachte 1], waarbij [medeverdachte 1] aan [verdachte] meldt dat hij er over twee minuten is.16 Om 16:37 uur is door het observatieteam gezien dat [medeverdachte 1] de auto op De Klencke bij het Novotel te Amsterdam parkeert.17 Om 16:39 uur wordt [verdachte] wederom door [medeverdachte 1] gebeld, waarbij [medeverdachte 1] aan [verdachte] vraagt waar hij is, omdat [medeverdachte 1] hem niet ziet zitten. [verdachte] antwoordt dat hij bij de receptie is en vraagt aan [medeverdachte 1] of hij naar buiten moet komen.18 Vervolgens belt [verdachte] om 17:02 uur weer uit met het nummer [mobiel telefoonnummer] en meldt hij aan de vrouw dat hij bij het Novotel in Amsterdam is en dat de andere jongens er nog niet zijn.19 De mobiele telefoon van [medeverdachte 1] is niet getapt, maar wel is uit het onderzoek naar het mobiele telefoonverkeer tussen in het onderzoek bekend geworden telefoonnummers inzichtelijk geworden met wie hij telefonisch contact heeft gehad en in welk tijdsbestek dit telefoonverkeer heeft plaatsgevonden. Daarvan is door het onderzoeksteam een tijdlijn opgesteld. De telefoons, waarvan is gebleken dat zij in gebruik waren bij de verdachte [medeverdachte 1] en verdachte [medeverdachte 2] hebben op 10 april 2010 over en weer veertien keer contact met elkaar gehad tussen 12:52 uur en 17:02 uur.20 Voorts heeft de telefoon in gebruik bij [medeverdachte 2] om 15:20 uur kort contact gehad met de telefoon van verdachte [verdachte].21 Hierover heeft [verdachte] verklaard, dat [bijnaam medeverdachte 1] het nummer van de Rotterdammer die later in de auto van [verdachte] is aangehouden en die – naar is gebleken – de verdachte [medeverdachte 2] is, aan [verdachte] kenbaar wilde maken.22 Voorts heeft de telefoon in gebruik bij verdachte [medeverdachte 1] op 10 april 2010 tussen 12:22 uur en 18:30 uur zeventien keer onder meer via sms berichten, contact gehad met de telefoon van een persoon aangeduid als Dorp.23 Daarnaast heeft de telefoon van verdachte [medeverdachte 1] op 10 april 2010 tussen 13:05 uur en 17:16 uur zes telefonische contacten gehad met een persoon aangeduid als Wonder.24 Op 9 juni 2010 werd [getuige 2] als getuige gehoord. [getuige 2] verklaarde, dat zijn bijnaam Wonder is. Voorts heeft [getuige 2] verklaard, dat hij op 10 april 2010 op Curaçao verbleef en dat hij aldaar door een kennis genaamd [bijnaam medeverdachte 1] [medeverdachte 1] is gebeld en dat [mobiel telefoonnummer] zijn mobiele nummer is. Tevens verklaarde [getuige 2] dat hij op Curaçao de beschikking had over het mobiele nummer [mobiel telefoonnummer Curacao] en dat hij daarmee contact had gezocht met zijn collega [getuige 3] uit Hoofddorp, evenals [getuige 2] werkzaam bij de KLM afdeling accessoires en componenten. Dit komt overeen met de gegevens uit het onderzoek naar het mobiele telefoonverkeer. Daaruit komt namelijk naar voren dat het telefoonnummer [mobiel telefoonnummer Curacao] om 16:09 uur en 16:52 uur telefonisch contact heeft gehad met het mobiele nummer [mobiel telefoonnummer] van Dorp.25 Ook [getuige 3] is als getuige gehoord en deze verklaarde dat hij werkzaam is op de afdeling accessoires en componenten van de KLM en dat hij [getuige 2] kent als een collega van hem. Voorts verklaarde [getuige 3] dat het goed mogelijk is dat het mobiele nummer [mobiel telefoonnummer] het nummer van zijn werktelefoon betreft.26 Derhalve is aannemelijk dat Dorp, zoals aangeduid onder in de telefoon van [medeverdachte 1], gekoppeld is aan de naam [getuige 3].27

Voorts is bij onderzoek gebleken dat met de telefoon van verdachte [medeverdachte 2] op 10 april 2010 om 14:35 uur een sms-bericht wordt verstuurd naar het mobiele nummer [mobiel telefoonnummer] en dat de persoonsgegevens van de gebruiker van die telefoon onbekend zijn gebleven. De vertaalde inhoud van dat bericht is: “[bijnaam medeverdachte 1] die gaat weg om die dingen te bekijken maar ik vertrek om 3 uur, en zal jouw kant op rijden.” Vervolgens wordt om 15:11 uur naar hetzelfde telefoonnummer het (vertaalde) sms-bericht verzonden: “Ik zal eerst langs Wonder rijden. Als het me lukt zal ik het nemen. Maar hoe zit het met het geld? Of ga ik naar hun toe zonder.” Wederom om 15:11 uur en om 17:17 uur wordt naar hetzelfde telefoonnummer het (vertaalde) sms-bericht verzonden: “Ik sta bij de RAI te wachten. Kom je me daar ophalen.”28 Daarnaast is op de telefoon in gebruik bij verdachte [medeverdachte 1] op 10 april 2010 van Dorp – gekoppeld aan de naam [getuige 3] – een aantal sms-berichten ontvangen. De gebruiker van de telefoon met de aanduiding Dorp (die op dat moment uiteraard niet weet dat er aanhoudingen hebben plaatsgevonden) tracht vanaf het moment van aanhouding vele malen met de telefoon van [medeverdachte 1] contact op te nemen, hetgeen hem niet lijkt te lukken, waarna hij overgaat tot het versturen van sms-berichten. Om 19:22 uur wordt met de telefoon van Dorp naar de telefoon van [medeverdachte 1] een bericht verstuurd met als inhoud: “Waar zit je” Om 19:37 uur wordt er nogmaals een bericht van het telefoonnummer met de aanduiding Dorp gestuurd met als inhoud: “Hey swa sta met als en kan nu niets neemop” en om 19:55 uur wederom een bericht van Dorp met als inhoud: “Matty hoenu? (vertaald als: Vriend/broeder hoe nu verder?).”29 Vervolgens valt uit de tijdlijn van het onderzoek naar het mobiele telefoonverkeer op te maken, dat Dorp een telefoongesprek voert met een telefoonnummer afkomstig uit Curaçao, waarna Wonder – gekoppeld aan de naam [getuige 2] – binnen enkele minuten contact tracht op te nemen met de inmiddels aangehouden verdachte [medeverdachte 1].30 [medeverdachte 1] heeft namelijk op 10 april 2010 om 21:13 uur van Wonder een sms-bericht ontvangen. De inhoud hiervan betrof: “Hey broeder/broer bel me. Die andere broeders zijn aan het wachten en ze moeten die dingen controleren.”31

Verdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard, dat hij op 10 april 2010 rond 15:00 uur samen met [verdachte] naar Hoofddorp is gegaan. Daarna zijn zij samen naar het Novotel gegaan om vervolgens weer terug te keren naar Hoofddorp. Voorts verklaarde [medeverdachte 1] dat hij tezamen met verdachten [verdachte] en [medeverdachte 2] is aangehouden en dat [medeverdachte 2] in Amsterdam bij het Novotel bij hen is ingestapt. De man in de Volkswagen is, zo verklaarde hij, [medeverdachte 3]32 [medeverdachte 1] verklaarde voorts dat hij met een persoon genaamd Charlie, die in zijn telefoon onder de naam Dorp staat, had afgesproken en dat hij niet wilde dat [verdachte] daarbij aanwezig zou zijn. Daarop heeft hij [verdachte] bij de McDonalds te Hoofddorp achtergelaten en hem verzocht om aldaar op hem te wachten.33 Verdachte [verdachte] heeft verklaard, dat hij op 10 april 2010 met [medeverdachte 1] naar Hoofddorp is geweest, waar [medeverdachte 1] hem een uur bij de McDonalds heeft laten staan. Ongeveer een uur later kwam [medeverdachte 1] weer terug, heeft verdachte [verdachte] weer opgepikt en hem verteld dat zij naar het Novotel te Amsterdam moesten, waar hij contact maakte met twee donkere jongens in een donkere Golf. Op een gegeven moment zei [medeverdachte 1] dat ze weer naar Hoofddorp moesten en dat de andere auto achter hen aanreed en dat [medeverdachte 1] steeds druk aan het bellen was.34 In een latere verklaring verklaarde hij, dat zij jongens uit Rotterdam zouden ontmoeten. [medeverdachte 1] vertelde dat zij hadden afgesproken bij het Novotel, aangezien de jongens uit Rotterdam het niet konden vinden. Aldaar parkeerde een Volkswagen Beetle tegenover hun en is de bestuurder van die Volkswagen Beetle bij hen achterin de auto gestapt, waarna zij terug zijn gereden naar de McDonalds te Hoofddorp.35 Verdachte [medeverdachte 2] verklaarde, dat hij op 10 april 2010 samen met [medeverdachte 3] in de door hem geleende Volkswagen Beetle vanuit Rotterdam naar Amsterdam is gereden. Onderweg werd hij opgebeld door [medeverdachte 1], die hem vroeg om naar het Novotel nabij de RAI te komen. Samen met [medeverdachte 3] is [medeverdachte 2] naar het Novotel gereden en aldaar is hij bij [medeverdachte 1] in de auto gaan zitten. Achter het stuur zat een blanke man en daarnaast zat [medeverdachte 1] op de passagiersstoel. Vervolgens kreeg [medeverdachte 1] een telefoontje en daarna vroeg hij aan [medeverdachte 2] of hij mee wilde naar Hoofddorp, waar hij een aantal mannen zou gaan ontmoeten. [medeverdachte 2] stemde hier mee in en is met [medeverdachte 1] en de blanke man naar Hoofddorp gegaan.36 Verdachte [medeverdachte 3] verklaarde, dat hij op 10 april 2010 door [medeverdachte 2] thuis in Rotterdam is opgehaald en dat zij samen naar Amsterdam zijn gereden. [medeverdachte 2] had met een vriend genaamd [bijnaam medeverdachte 1] – de achternaam [medeverdachte 1] komt hem desgevraagd bekend voor – afgesproken. Bij de RAI is [medeverdachte 2] bij [medeverdachte 1] in de rode Volvo gestapt. [medeverdachte 3] is achter het stuur van de Volkswagen Beetle gaan zitten, waarna hij achter de rode Volvo aan is gereden naar Hoofddorp.37

Ten overstaan van twee verbalisanten van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland heeft meldster [getuige 1] op 10 april 2010 te 12.30 uur een in een proces-verbaal van bevindingen samengevatte verklaring afgelegd. Zij verklaarde dat zij op 9 april 2010 van haar zoon [verdachte] had gehoord dat hij samen met zijn buurman, die hij [bijnaam medeverdachte 1] noemt en die woonachtig is op [adres], op 10 april 2010 om 15:00 uur in Hoofddorp een ripdeal zou gaan plegen. De rip zou gaan plaatsvinden op een medewerker van EMS die op Schiphol werkt. De EMS medewerker zou namelijk 20 kilogram cocaïne binnen gekregen hebben via een KLM vlucht en deze bewaren in zijn woning te Hoofddorp. De EMS medewerker haalt pakketten, welke zijn gemarkeerd met een rood kruis, tussen de vracht vandaan en daar zit dan de cocaïne in. De medewerker had eerder ook al een pakket van 40 kilogram cocaïne op deze manier ontvangen. Het plan met betrekking tot de ripdeal zou als volgt verlopen. [bijnaam medeverdachte 1] zou samen met haar zoon [verdachte] naar de woning van de EMS medewerker gaan. Aldaar zou [verdachte] door [bijnaam medeverdachte 1] worden geïntroduceerd als potentiële koper van de cocaïne. Later zou [verdachte] dan terugkomen, terwijl hij in het bezit was van een lege koffer waar dan zogenaamd 200.000 à 300.000 euro in zou zitten. Op het moment dat [verdachte] dan naar binnen zou gaan, zouden ook drie mannen, die afkomstig zijn uit Rotterdam, naar binnen stormen en de EMS medewerker van de cocaïne rippen. De mannen uit Rotterdam zijn mogelijk in het bezit van een vuurwapen, aldus [getuige 1].38

Ter terechtzitting heeft getuige [getuige 1] deze verklaring onder ede bevestigd.39

Op 15 april 2010 heeft [getuige 4], de vriendin van verdachte [verdachte], bij de politie een verklaring afgelegd. Zij verklaarde dat haar vriend [verdachte] met [bijnaam medeverdachte 1] mee zou gaan. [verdachte] zou geld mee hebben wat hij niet had. [bijnaam medeverdachte 1] zou in onderhandeling met de personen gaan en als deze geld wilden zien, dan zou [verdachte] samen met de personen uit Rotterdam binnenkomen, waarna vervolgens een rip zou plaatsvinden. Voorts had [getuige 4] van [verdachte] gehoord dat de rip in Hoofddorp of Amsterdam zou plaatsvinden. Volgens [getuige 4] ging het om 21 kilogram cocaïne, welke van dezelfde soort moest zijn. De cocaïne zou afkomstig zijn van Schiphol en zou door een medewerker van TNT naar buiten worden gebracht. De waarde van de cocaïne was 600.000 euro en [verdachte] zou ongeveer 350.000 euro krijgen. Het idee om te rippen kwam niet van haar vriend [verdachte]. Zij heeft voorts verklaard dat zij dit ruim een week voor 15 april 2010 met [verdachte] had besproken40

Bewijsoverweging

In het licht van voormelde verklaringen van de getuige [getuige 4] en van de getuige [getuige 1] omtrent een ripdeal die de verdachten [verdachte], [medeverdachte 1] en uit Rotterdam afkomstige mannen (op 10 april 2010 te Hoofddorp of te Amsterdam) voornemens waren te plegen, is de rechtbank van oordeel dat

a) de - hiervoor weergegeven - door leden van het observatieteam waargenomen gedragingen van verdachte en zijn medeverdachten,

b) het aantreffen van een met scherpe patronen geladen pistool in de broeksband van de verdachte [medeverdachte 3] en het aantreffen van een door de verdachte [medeverdachte 2] meegebrachte met scherpe patronen geladen revolver in de door [medeverdachte 3] bestuurde auto en

c) de uit de afgeluisterde telefoongesprekken, de hiervoor weergegeven sms-berichten en de vastgestelde frequente telefonische contacten tussen de verdachten onderling en met anderen blijkende bevindingen, alles in onderling verband en samenhang bezien, geen andere conclusie toelaten, dan dat verdachte en zijn medeverdachten bezig waren met de voorbereiding van een gewapende overval, een zogenaamde ‘ripdeal’ in Hoofddorp gericht op het verkrijgen van een grote hoeveelheid, te weten 20 kilogram, cocaïne, en dat zij daartoe vorenbedoelde met scherpe patronen geladen vuurwapens voorhanden hebben gehad.

Bij dat oordeel heeft de rechtbank betrokken dat de ter terechtzitting gehoorde getuige [getuige 1] - anders dan de raadsvrouw heeft betoogd - een betrouwbare en overtuigende indruk op de rechtbank heeft gemaakt en dat die verklaring bovendien steun vindt in de hiervoor weergegeven verklaring van de getuige [getuige 4].

Bij dat oordeel heeft de rechtbank voorts nog betrokken dat geen van de verdachten een - bij gebreke van een deugdelijke onderbouwing van de juistheid van die verklaring - geloofwaardige verklaring heeft afgelegd omtrent de reden dat zij elkaar hebben ontmoet en met welk doel zij na hun ontmoeting in Amsterdam naar Hoofddorp zijn gereden.

Anders dan de raadsvrouw meent, blijkt uit de hiervoor weergegeven redengevende feiten en omstandigheden genoegzaam van een nauwe en bewuste samenwerking van verdachte met zijn medeverdachten ter voorbereiding van een zogenaamde ripdeal en dat zij daartoe gezamenlijk twee geladen vuurwapens voorhanden hadden.

4.3. Bewezenverklaring

Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat:

Feit 1:

hij op 10 april 2010 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen ter voorbereiding van het misdrijf diefstal met geweldpleging in vereniging (artikel 312 Wetboek van Strafrecht) of afpersing in vereniging (artikel 317 Wetboek van Strafrecht) van een grote hoeveelheid (20 kilogram) cocaïne een zogenaamde ripdeal, opzettelijk een pistool van het merk Glock en een patroonhouder met 14 kogelpatronen en een revolver van het merk Ruger met in de trommel 4 kogelpatronen bestemd tot het begaan van dat misdrijf, voorhanden heeft gehad.

Feit 2:

hij op 10 april 2010 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen wapens van categorie III, te weten:

- een pistool, merk Glock, type 19, kaliber 9 mm en

- een revolver, merk Ruger, type SP-101, kaliber .357 Magnum

en de in bovengenoemde vuurwapens aangetroffen munitie van categorie III, te weten:

- 14 kogelpatronen in een patroonhouder 9 mm en

- 4 kogelpatronen van het kaliber .357 Magnum,

voorhanden hebben gehad.

Voor zover in de bewezen verklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank de tenlastelegging verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.

Hetgeen aan verdachte onder de feiten 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5. Strafbaarheid van de feiten

Het bewezen verklaarde is strafbaar en levert op:

De voortgezette handeling van:

medeplegen van voorbereiding van

diefstal, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken of, om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of aan andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen of afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen

en

medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd

en

medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.

6. Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.

7. Motivering van sanctie

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.

Verdachte heeft samen met een drietal andere personen een overval op een persoon die zou beschikken over een grote hoeveelheid cocaïne, voorbereid. Hij heeft daartoe met die andere personen afgesproken elkaar te ontmoeten teneinde die overval te plegen, waarna hij met die mededaders, terwijl zij in het bezit waren van een tweetal met scherpe patronen geladen vuurwapens, in twee auto’s op weg is gegaan om die overval te gaan plegen. Slechts doordat de politie – die op de hoogte was gebracht van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf – tijdig heeft ingegrepen, kon worden voorkomen dat een dergelijke overval met alle mogelijke ernstige gevolgen van dien heeft plaats gevonden. Deze voorgenomen overval acht de rechtbank des te ernstiger, nu verdachte en zijn mededaders van plan waren zich daardoor een grote hoeveelheid – voor de verdere verspreiding en handel bestemde en voor de gezondheid van personen schadelijke – cocaïne te verschaffen. Dat verdachte en zijn mededaders bij die voorgenomen overval kennelijk gebruik zouden maken van echte – met scherpe patronen geladen – vuurwapens, waarmee gemakkelijk mensen gedood zouden kunnen worden, is een omstandigheid die dit voorgenomen misdrijf nog ernstiger maken. De rechtbank heeft bij de strafoplegging in aanmerking genomen dat verdachte eerder ter zake van misdrijf is veroordeeld. De rechtbank acht – gelet op de omstandigheid dat enige uitvoeringshandelingen van het voorgenomen misdrijf niet is gevolgd – de door de officier van justitie gevorderde vrijheidsbenemende straf passend en geboden.

8. Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:

46, 47, 56, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht,

26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9. Beslissing

De rechtbank:

Verklaart bewezen dat verdachte de onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.3. weergegeven.

Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder de feiten 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.

Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.

Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van TWAALF (12) MAANDEN.

Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Gelast de teruggave aan [verdachte] van:

- (4) één paar zwarte handschoenen en

- (5) een rode bandana.

Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum

Dit vonnis is gewezen door:

mr. R.E.A. Toeter, voorzitter,

mrs. E.L. Grosheide en E.A. Minderhoud, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. S.V. Ramdharie, griffier,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 september 2010.

Mrs. E.L. Grosheide en E.A. Minderhoud zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

1 De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.

2 Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 april 2010 (pagina 166).

3 Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 april 2010 (pagina 168).

4 Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 april 2010 (pagina 169-170).

5 Het bevel opnemen van (tele)communicatie d.d. 13 april 2010 (los opgenomen).

6 Het proces-verbaal van observatie d.d. 12 april 2010 (pagina 154-159).

7 Het proces-verbaal van aanhouding d.d. 10 april 2010 (pagina 65-68).

8 Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 april 2010 (pagina 173-174).

9 Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 april 2010 (pagina 175).

10 Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 april 2010 (pagina 181).

11 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 3] d.d. 11 april 2010 (pagina 75-76).

12 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2] d.d. 11 april 2010 (pagina 99-100).

13 Overzicht tap journaal pagina 4 (los opgenomen) en het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 juni 2010 (pagina 222).

14 Overzicht tap journaal pagina 7 (los opgenomen) en het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 juni 2010 (pagina 222).

15 Overzicht tap journaal pagina 10 (los opgenomen).

16 Overzicht tap journaal pagina 13 (los opgenomen).

17 Het proces-verbaal van observatie d.d. 12 april 2010 (pagina 154-159).

18 Overzicht tap journaal pagina 18 (los opgenomen).

19 Overzicht tap journaal pagina 20 (los opgenomen).

20 Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 juni 2010 (pagina 223).

21 Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 juni 2010 (pagina 223).

22 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] d.d. 14 juni 2010 (pagina 131).

23 Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 juni 2010 (pagina 223-224).

24 Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 juni 2010 (pagina 224).

25 Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] d.d. 9 juni 2010 (pagina 143-144) en het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 juni 2010 (pagina 224).

26 Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] d.d. 16 juni 2010 (pagina 152).

27 Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 juni 2010 (pagina 224).

28 Het bij het proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 mei 2010 gevoegde overzicht van vertaalde sms-berichten in de telefoon van [medeverdachte 2] (pagina 200-201).

29 Het bij het proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 mei 2010 gevoegde overzicht van vertaalde sms-berichten in de telefoon van [medeverdachte 1] (pagina 205) en het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 juni 2010 met de daarbij behorende tijdlijn (pagina 222-225)

30 Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 juni 2010 met de daarbij behorende tijdlijn (pagina 222-225).

31 Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 juni 2010 met de daarbij behorende tijdlijn (pagina 222-225).

32 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] d.d. 11 april 2010 (pagina 50-52).

33 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] d.d. 16 juni 2010 (pagina 56-58).

34 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] d.d. 12 april 2010 (pagina 121).

35 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] d.d. 14 juni 2010 (pagina 130-131).

36 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2] d.d. 11 april 2010 (pagina 97-98).

37 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 3] d.d. 11 april 2010 (pagina 75-77).

38 Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 april 2010 (pagina 171-172).

39 De verklaring van getuige [getuige 1] afgelegd ter terechtzitting van 9 september 2010.

40 Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4] d.d. 15 april 2010 (pagina 139-141).