Home

Rechtbank Haarlem, 12-03-2008, ECLI:NL:RBHAA:2008:578 BC8294, 07/6060

Rechtbank Haarlem, 12-03-2008, ECLI:NL:RBHAA:2008:578 BC8294, 07/6060

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
12 maart 2008
Datum publicatie
29 april 2008
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2008:BC8294
Zaaknummer
07/6060

Inhoudsindicatie

BPM. Eiser had het pemanente centrum van zijn belangen in België en heeft derhalve recht op de vrijstelling van BPM in verband met de overbrenging van zijn motorvoertuig van België naar Nederland.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, enkelvoudige douanekamer

Procedurenummer: AWB 07/6060

Uitspraakdatum: 12 maart 2008

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

X, wonende te Z, eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Douane West/ kantoor Hoofddorp, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 27 juli 2007 op het bezwaar van eiser tegen de afwijzing van verweerder op eisers verzoek om aanspraak te maken op de vrijstelling van belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM).

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 maart 2008.

Eiser is daar in persoon verschenen.

Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. A en B.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- gelast dat verweerder de door eiser gevraagde vrijstelling verleent;

- gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiser betaalde griffierecht van € 143 vergoedt.

Gronden

1. Op 10 februari 2006 kocht eiser een personenauto merk XX (hierna: het motorvoertuig). Het motorvoertuig is voorzien van een Belgisch kenteken, 000. Eiser was van 1 januari 2004 tot 1 januari 2007 werkzaam bij de Y te [plaatsnaam] (België). Eiser beschikte in deze periode over een huurwoning in België. Eiser bracht soms het weekend bij zijn gezin in Nederland door. De rest van de tijd bracht eiser door in België en andere landen, in verband met dienstreizen. Per 28 augustus 2004 is eiser wegens vertrek uit Nederland naar België uitgeschreven uit de Gemeentelijke Basisadministratie (hierna: de GBA) van de gemeente C. Per 15 december 2004 zijn eiser, zijn echtgenote en hun kinderen ingeschreven in de GBA van D. In de “verklaring met betrekking tot aanmelding GBA” van 2 februari 2007 is vermeld dat eiser zich op 30 januari 2007 persoonlijk voor opname in de GBA heeft gemeld voor opneming in de GBA van D, komend uit België.

2. Op 6 februari 2007 heeft eiser een verzoek gedaan om vrijstelling van belasting van personenauto’s en motorrijwielen in verband met de overbrenging van het motorvoertuig van België naar Nederland.

3. Ingevolge artikel 4, lid 1 van het Uitvoeringsbesluit belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 juncto artikel 2 van Verordening (EEG) nummer 918/93 van de Raad van 28 maart 1983 kan onder voorwaarden vrijstelling van belasting van personenauto’s en motorrijwielen worden verleend voor een tot iemands persoonlijke goederen behorend, in een andere lidstaat geregistreerd motorvoertuig. Een voorwaarde daartoe is dat iemand zijn normale (gewone) verblijfplaats buiten Nederland had.

4. Volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (hierna: het Hof) wordt iemands gewone verblijfplaats bepaald in het kader van een algemene beoordeling op basis van alle relevante feitelijke elementen. Indien het niet mogelijk is om de plaats waar het permanente centrum van zijn belangen is gelegen vast te stellen moet voorrang worden gegeven aan de plaats met persoonlijke bindingen. In zijn uitspraak van 23 april 1991, Ryborg C-297/89 heeft het Hof bepaald dat het enkele feit dat een onderdaan van lidstaat b, die naar lidstaat a is verhuisd, waar hij werk en huisvesting heeft gevonden, maar die vanaf een bepaald tijdstip met behoud van zijn werk en zijn woning in lidstaat a meer dan een jaar lang nagenoeg alle nachten en weekends bij een vriendin in lidstaat b heeft doorgebracht, niet volstaat om te concluderen, dat hij zijn gewone verblijfplaats naar lidstaat b heeft overgebracht.

5. Gesteld en niet weersproken is dat het gezin van eiser in Nederland een onafhankelijk bestaan leidde terwijl eiser in België woonde en werkte. Ter zitting heeft eiser verklaard dat hij zich destijds uit de GBA van de gemeente C heeft laten uitschrijven omdat hij bij de Y in België ging werken. Het gezin bleef achter in C. In het verleden, toen de kinderen klein waren, ging het gezin mee naar het buitenland. Echter vanwege de speciale zorg en het bijzonder onderwijs voor de drie uit [land] geadopteerde kinderen van eiser was het in hun belang dat zij met de echtgenote van eiser in Nederland bleven. Toen het gezin van eiser van C naar D verhuisde is abusievelijk ook eiser in de GBA van D ingeschreven. Dit was onjuist omdat eiser in België ingeschreven was. Eiser heeft verklaard dat het centrum van zijn belangen in overwegende mate in België was. Hij woonde daar in een vrijstaande woning met tuin, en niet in een appartement zoals verweerder aangeeft, waar hij zijn gezin regelmatig ontving. Hij was lid van lokale sportverenigingen, deed aldaar aan hardlopen en fietsen en had zijn vrienden en collega’s in België. Eiser verbleef niet vaak bij zijn gezin in Nederland. Voor zijn werk was hij overigens veel in het buitenland. De auto is in Nederland gekocht en heeft onder Y-kenteken in België gereden. Dat was voor eiser, uit hoofde van zijn functie, verplicht. Zijn echtgenote werkt. Toen eiser destijds van Nederland naar België verhuisde heeft hij een inboedel meegenomen, welke inboedel hij bij terugkeer weer meeverhuisd heeft. Eiser verwijst naar de afhandeling van een eerder verzoek om vrijstelling voor een auto in 1999 dat wel is gehonoreerd.

6. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat bij de beoordeling van een vrijstelling eerst gekeken wordt naar de registratie in de GBA en de BKR en dan naar andere zaken. Doorslaggevend bij de beoordeling zijn de sociale bindingen in Nederland. Naast de bevolkingsregistratie leidt verweerder die af uit hetgeen eiser heeft aangevoerd omtrent de omstandigheden waarin hij verkeerde. Omtrent het verzoek voor de auto in 1999 heeft verweerder geen onderzoek gedaan bij andere vestigingen van de Douane.

7. Uit hetgeen eiser daarover verklaard heeft, ondersteund door de stukken van het geding, concludeert de rechtbank dat eiser het permanente centrum van zijn belangen gedurende de periode dat hij bij de Y werkte in België had. Doorslaggevend zijn de feiten en omstandigheden die eiser omtrent zijn persoonlijke bindingen met België heeft aangevoerd, zoals zijn sociale leven, zijn vrijetijdbesteding en zijn woonomstandigheden. Dat eiser soms het weekend bij zijn gezin in Nederland doorbracht, doet aan dit oordeel niet af, nu bij eiser gedurende het grootste deel van het jaar zijn beroepsmatige en persoonlijke bindingen met België voorop stonden. Mitsdien heeft eiser zijn normale verblijfplaats van België naar Nederland overgebracht en dient hem de vrijstelling ter zake van belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 in verband met de registratie in het Nederlandse kentekenregister van het onder 1. genoemde motorvoertuig te worden verleend.

Gelet op het vorenoverwogene is het beroep gegrond.

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gesteld dat eiser kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.

Deze uitspraak is gedaan op 12 maart 2008 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. A. van Dongen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J.P. Wismeijer, griffier.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van het proces-verbaal in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (douanekamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.