Home

Rechtbank Haarlem, 16-08-2006, AY6687, 15/500629-06

Rechtbank Haarlem, 16-08-2006, AY6687, 15/500629-06

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
16 augustus 2006
Datum publicatie
22 augustus 2006
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2006:AY6687
Zaaknummer
15/500629-06

Inhoudsindicatie

Medeplegen invoer cocaïne; slikkerscriteria. Ter terechtzitting heeft de raadsman van verdachte aangevoerd dat het bewijs onrechtmatig verkregen is, omdat verdachte is aangehouden vanwege het feit dat hij vanuit een doorvoerland – zoals Ghana in het proces-verbaal is aangemerkt – Nederland binnenreisde. In de visie van de verdediging is Ghana geen gebruikelijke route voor het vervoer van harddrugs, en was er onvoldoende grond om verdachte aan te houden. Het bewijs dat na deze aanhouding is verkregen, is hierdoor onrechtmatig, waardoor verdachte dient te worden vrijgesproken. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt. In het proces-verbaal van aanhouding is aangegeven dat verdachte voldeed aan 12 criteria op grond waarvan bolletjesslikkers kunnen worden aangehouden. Ook als Ghana niet bekend zou staan als doorvoerland en dit criterium dus ten onrechte is aangekruist, vormden de andere elf criteria tezamen voldoende grond om hem aan te houden. De rechtbank is derhalve van oordeel dat de aanhouding rechtmatig is geschied, zodat geen sprake is van onrechtmatig verkregen bewijs.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

VESTIGING SCHIPHOL

SECTOR STRAFRECHT

MEERVOUDIGE STRAFKAMER

Parketnummer: 15/500629-06

Uitspraakdatum: 16 augustus 2006

Tegenspraak

VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 3 augustus 2006 in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],

zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,

thans gedetineerd in P.I. HvB Ter Apel, Ter Apel.

1. Tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd wat in de dagvaarding is omschreven in dier voege dat

hij op of omstreeks 22 april 2006 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

2. Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3. Vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot:

- bewezenverklaring van het feit;

- oplegging van een gevangenisstraf van 9 maanden met aftrek;

- verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen voorwerpen.

4. Bewijs

4.1 Overweging ten aanzien van de rechtmatigheid van het bewijs

Ter terechtzitting heeft de raadsman van verdachte aangevoerd dat het bewijs onrechtmatig verkregen is, omdat verdachte is aangehouden vanwege het feit dat hij vanuit een doorvoerland – zoals Ghana in het proces-verbaal is aangemerkt – Nederland binnenreisde. In de visie van de verdediging is Ghana geen gebruikelijke route voor het vervoer van harddrugs, en was er onvoldoende grond om verdachte aan te houden. Het bewijs dat na deze aanhouding is verkregen, is hierdoor onrechtmatig, waardoor verdachte dient te worden vrijgesproken.

De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.

In het proces-verbaal van aanhouding is aangegeven dat verdachte voldeed aan 12 criteria op grond waarvan bolletjesslikkers kunnen worden aangehouden. Ook als Ghana niet bekend zou staan als doorvoerland en dit criterium dus ten onrechte is aangekruist, vormden de andere elf criteria tezamen voldoende grond om hem aan te houden. De rechtbank is derhalve van oordeel dat de aanhouding rechtmatig is geschied, zodat geen sprake is van onrechtmatig verkregen bewijs.

4.2 Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan in dier voege dat hij op 22 april 2006 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I.

Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet geschaad in zijn verdediging.

Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5. Strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:

medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.

6. Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.

7. Motivering van de sanctie en van overige beslissingen

7.1 Hoofdstraf

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.

Verdachte heeft zich samen met degene die hem op Schiphol heeft opgehaald en wiens telefoonnummer in de mobiele telefoon stond die verdachte in Ghana van de organisatie had gekregen, schuldig gemaakt aan de invoer van ongeveer 970 gram van een materiaal bevattende cocaïne. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.

Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.

7.2 Verbeurdverklaring

De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten twee vliegtickets, twee SIM-kaarten, een telefoontoestel, een reisschema en een betalingsbewijs, dienen te worden verbeurdverklaard. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat het bewezenverklaarde feit met behulp van die voorwerpen, die aan verdachte toebehoren, is begaan of voorbereid.

8. Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:

Wetboek van Strafrecht: 33, 33a, 47;

Opiumwet: 2, 10.

9. Beslissing

De rechtbank:

Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.2 vermeld.

Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.

Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert.

Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden.

Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.

Verklaart verbeurd:

38. 1.00 stk vliegticket

KLM;

39. 1.00 stk vliegticket

KLM;

40. 1.00 stk kaart

SIMKAART;

41. 1.00 stk telefoontoestel kl: grijs

MOTOROLA;

42. 1.00 stk diverse

REISSCHEMA;

43. 1.00 stk diverse

BETALINGSBEWIJS;

48. 1.00 stk kaart

SIMKAART.

10. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum

Dit vonnis is gewezen door

mr. Terwiel-Kuneman, voorzitter,

mrs. Van Dam en Heidinga, rechters,

in tegenwoordigheid van de griffier mr. Alexander,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 augustus 2006.

Mr. Heidinga is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.