Home

Rechtbank Groningen, 07-02-2011, BP3810, 18/630222-10

Rechtbank Groningen, 07-02-2011, BP3810, 18/630222-10

Gegevens

Instantie
Rechtbank Groningen
Datum uitspraak
7 februari 2011
Datum publicatie
9 februari 2011
ECLI
ECLI:NL:RBGRO:2011:BP3810
Zaaknummer
18/630222-10

Inhoudsindicatie

Afpersing. Minderjarige. Jeugddetentie en Gedragsbeinvloedende maatregel (art.77W Sr.)

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN

Sector Strafrecht

parketnummer: 18/630222-10 (promis)

datum uitspraak: 7 februari 2011

op tegenspraak

raadsman: mr. E.J. de Mare

V O N N I S

van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op, [geboortedatum]

wonende te [woonplaats], [adres].

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen met gesloten deuren van 15 oktober 2010, 10 december 2010 en 25 januari 2011.

Tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:

1.

hij op of omstreeks 8 april 2010, te Groningen, op of aan de openbare weg, te weten in de [straatnaam], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon toebehorende aan [aangever 1] welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld

en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat verdachte, tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), voor de scooter van die [aangever 1] is gaan staan en die [aangever 1] de doorgang heeft belemmerd en onverhoeds van achteren de mobiele telefoon uit de hand van die [aangever 1] heeft getrokken en opzettelijk dreigend een mes op die [aangever 1] heeft gericht en die

[aangever 1] heeft toegevoegd: "Hier met dat kankergeld", althans woorden van gelijke of nagenoeg gelijke dreigende aard en/of strekking;

en

hij op of omstreeks 8 april 2010, te Groningen, op of aan de openbare weg, te weten in de [straatnaam], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een persoon, genaamd [aangever 1], heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee, inhoudende (onder meer) een geldbedrag en een rijbewijs, toebehorende aan

(respectievelijk) [benadeelde 1] en [aangever 1], welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededader(s) voor de scooter van die [aangever 1] is gaan staan en die [aangever 1] de doorgang

heeft belemmerd en onverhoeds van achteren de mobiele telefoon uit de hand van die [aangever 1] heeft getrokken en opzettelijk dreigend een mes op die [aangever 1] heeft gericht en die [aangever 1] heeft toegevoegd: "Hier met dat kankergeld", althans woorden van gelijke of nagenoeg gelijke dreigende aard en/of strekking;

2.

hij op of omstreeks 24 juni 2010, te Groningen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een persoon genaamd [aangever 2], heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon toehorende aan die [aangever 2] en een portemonnee met geld en twee pizza's toebehorende aan [aangever 3] en/of bedrijf [benadeelde 2], welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte, tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), opzettelijk dreigend een mes of messen op die [aangever 2] heeft gericht en/of die [aangever 2] daarbij of daarna heeft toegevoegd: "Geef mij alles", althans woorden van gelijke of nagenoeg gelijke dreigende aard en/of strekking;

3.

hij op of omstreeks 13 april 2010 te Groningen met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 3] heeft bewogen tot de afgifte van een (mobiele) telefoonabonnement, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich gelegitimeerd met een rijbewijs op naam van [aangever 1], waardoor [benadeelde 3] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.

Bewijsvraag ten aanzien van het onder 1 en 3 tenlastegelegde

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft aangevoerd dat verdachte van het onder 1 en 3 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken, aangezien deze feiten niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.

Standpunt van de verdediging

De raadsman is van mening dat verdachte van het onder 1 en 3 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken, aangezien er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is.

Beoordeling

De rechtbank acht hetgeen onder 1 en 3 ten laste is gelegd niet wettig en overtuigend bewezen. De in het dossier met betrekking tot het onder 1 en 3 tenlastegelegde aanwezige bewijsmiddelen leveren onvoldoende aanwijzingen op dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

Bewijsvraag ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft aangevoerd dat op grond van de aangifte van [aangever 2], de aangifte van [aangever 3], de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1], de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] en het feit dat de telefoon van aangever [aangever 2] bij verdachte is aangetroffen het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.

Standpunt van de verdediging

De raadsman is van mening dat er voldoende wettig bewijs in het dossier aanwezig is met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde. Ten aanzien van de overtuiging heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

Beoordeling

De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen:

- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte,

nr. PL01KN 2010060863-1, d.d. 25 juni 2010, pag. 39 e.v. van politiedossier 01GHR10017, genaamd [dossiernaam], d.d. 10 september 2010, inhoudende de verklaring van [aangever 2], zakelijk weergegeven:

Ik werk bij het afhaalrestaurant [benadeelde 2], gevestigd aan de [straatnaam] te Groningen. Ik moest gisteren een maaltijd bezorgen aan de [straatnaam]. Toen ik aanbelde deed een man open die zei dat hij niets besteld had. Toen ik naar beneden liep stonden daar twee jongens met messen. Ik moest mijn portemonnee en telefoon afgeven. Daarna moest ik weglopen. (…) Ik krijg, voordat ik begin aan het bezorgen, een portemonnee mee van mijn baas. (…) Ik wilde naar beneden lopen. Op dat moment zag ik dat twee jongens de trap opliepen. De jongens renden de trap op. Ik zag direct dat allebei de jongens een groot mes in hun handen hadden. Ik zag dat de jongens op mij afkwamen. Ik schrok ontzettend. Ik was erg bang. De jongens kwamen alle twee op mij af en hielden het mes met uitgestrekte arm voor mijn gezicht en dreigden daarmee. Ik hoorde dat de jongens riepen, terwijl ze de punt van het mes op mijn richtten: “Geef mij alles!” Ik was bang dat ze me dood zouden maken. Ik heb toen gezegd: “rustig, rustig.” Ondertussen heb ik mijn portemonnee en mijn mobiele telefoon uit mijn broekzak gehaald en aan die jongens gegeven. Ik gooide de portemonnee en mobiel op de grond. De jongens hebben het van de grond gepakt. (…) De telefoon was van mij. Het was een Nokia telefoon. Het telefoonnummer is

06-[telefoonnummer]. Er is 197,00 euro weggenomen. Dat geld was van mijn baas.

- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte,

nr. PL01KC 2010060863-2, d.d. 25 juni 2010, pag. 49 e.v. van politiedossier 01GHR10017, genaamd [dossiernaam], d.d. 10 september 2010, inhoudende de verklaring van [aangever 3], zakelijk weergegeven:

Ik ben eigenaar van bedrijf “[benadeelde 2].” Op donderdag 24 juni 2010 was ik aan het werk. Op die datum kreeg ik om 21.22 uur een telefoontje. Ik kreeg een man aan de lijn. Hij vertelde mij dat de bestelling op [straatnaam] moest worden bezorgd. Ik heb de bestelling aan [aangever 2] meegegeven. (…) [aangever 2] vertelde mij dat de jongen die opendeed op eerdergenoemd adres niets had besteld. Daarna is hij naar beneden gegaan en werd hij overvallen. [aangever 2] heeft de portemonnee met het geld, zijn telefoon en het eten afgegeven. Er zat 197 euro in de portemonnee.

- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor,

nr. PL01KN 2010032818-40, d.d. 21 juli 2010, pag. 216 e.v. van politiedossier 01GHR10017, genaamd [dossiernaam], d.d. 10 september 2010, inhoudende de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1], zakelijk weergegeven:

Ik was bij [verdachte] thuis. Iemand kwam op het idee om een pizzakoerier te beroven. [verdachte] zocht een telefoonnummer op het internet en belde vervolgens naar die pizzakoerier, bestelde eten en wilde dat laten bezorgen op [adres] te Groningen. De pizzakoerier kwam in de portiek waar [verdachte] woont. [verdachte] liep naar de pizzakoerier toe en had een mes bij zich. Ik stond in de deuropening van de woning van [verdachte]. De pizzakoerier liep de portiek in en liep naar boven. [verdachte] liep naar de pizzakoerier toe. [verdachte] had een mes in zijn hand en hield deze dreigend naar voren gericht, in de richting van de pizzakoerier. [verdachte] dreigde met de woorden ‘geef je geld en eten.’ [verdachte] zwaaide met het mes en daarna zei [verdachte]: “geef ook je mobiel.” De pizzakoerier schrok zich dood, was in paniek en gaf gelijk alles aan [verdachte]. Ik stond er een beetje bij toen [verdachte] die pizzakoerier beroofde. [verdachte] gaf mij de portemonnee en de telefoon van de pizzakoerier. [verdachte] stuurde de pizzakoerier de portiek uit. Binnen vroeg [verdachte] mij om de gestolen portemonnee. [verdachte] heeft het geld uit de portemonnee gehaald. De buit was meer dan 120,00 euro. De gestolen telefoon had [verdachte] ergens in zijn kamer gelegd. Wij waren in de woning van [verdachte] aan de [straatnaam] toen we besloten de pizzakoerier te beroven.

- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor,

nr. PL01KG 2010032818-43, d.d. 22 juli 2010, pag. 219 e.v. van politiedossier 01GHR10017, genaamd [dossiernaam], d.d. 10 september 2010, inhoudende de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1], zakelijk weergegeven:

[verdachte] heeft gebeld met zijn huistelefoon. (…) Volgens mij was de beroving vorige maand.

- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor,

nr. PL01KN 2010032818-52, d.d. 29 juli 2010, pag. 248 e.v. van politiedossier 01GHR10017, genaamd [dossiernaam], d.d. 10 september 2010, inhoudende de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2], zakelijk weergegeven:

Ik ben met [naam vriendin] de kant van de [straatnaam] opgelopen. De politie ging de portiek van [verdachte] binnen. [verdachte] kwam bij ons staan. (…) [verdachte] vertelde dat hij samen met [medeverdachte 1] een pizzakoerier had overvallen en zo. (…) [verdachte] vertelde dat hij samen met [medeverdachte 1] een pizzakoerier had beroofd.

- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, nr. 2010032818, d.d. 10 september 2010, pag. 7 e.v. van politiedossier 01GHR10017, genaamd [dossiernaam], d.d. 10 september 2010, inhoudende de relatering van verbalisant H. Schoonveld, zakelijk weergegeven:

Uit de verkeersgegevens bleek dat op donderdag 24 juni 2010 te 21.23 uur gebeld werd met het nummer [telefoonnummer] naar het nummer [telefoonnummer]. Op internet matcht dit nummer met de internetsite www.gemakkelijketenbestellen.nl/groningen. Op deze site staan onder ander [naam restaurant], [straatnaam] te Groningen met het telefoonnummer [telefoonnummer]. Op donderdag 29 juli 2010 heb ik telefonisch contact opgenomen met [aangever 3]. [aangever 3] verklaarde dat in zijn bedrijf aan de [straatnaam] twee specialiteiten worden verkocht en dat voor beiden een eigen nummer aanwezig is. Het nummer [telefoonnummer] is volgens [aangever 3] gekoppeld aan [naam restaurant].

- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal aanvraag vordering verstrekking verkeersgegevens vaste telefonie, nr. 2010032818, d.d. 23 juli 2010, pag. 349 e.v. van politiedossier 01GHR10017, genaamd [dossiernaam], d.d. 10 september 2010, inhoudende de relatering van verbalisant G. Bies, zakelijk weergegeven:

Het telefoonnummer [telefoonnummer] staat op naam van [moeder verdachte], [straatnaam] te Groningen. Op dit adres staat tevens verdachte [verdachte] ingeschreven.

- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen, nr. PL01KG 2010032818-23, d.d. 6 juli 2010, pag. 113 e.v. van politiedossier 01GHR10017, genaamd [dossiernummer], d.d. 10 september 2010, inhoudende de relatering van verbalisanten G. Bies en H.P. Kaspers, zakelijk weergegeven:

Op maandag 5 juli 2010 zagen wij in de slaapkamer van [verdachte] op de aanwezige plank boven zijn bed een mobiele telefoon liggen. De telefoon is door ons inbeslaggenomen. Op het identiteitsplaatje onder de batterij zagen wij het volgende imeinummer staan [imeinummer]. Dit imeinummer komt overeen met het imeinummer van een weggenomen telefoon in een zaak betreffende een diefstal met geweld op een maaltijdbezorger gepleegd aan de [straatnaam] te Groningen op 24 juni 2010. In deze zaak zijn printgegevens opgevraagd voor het telefoonnummer van de weggenomen telefoon. Uit deze printgegevens blijkt dat het imeinummer van de telefoon moet zijn: [imeinummer]. Als een imeinummer wordt achterhaald via printgegevens wordt het laatste cijfer altijd weergegeven als een 0. Uit de printgegevens blijkt dat het telefoonnummer wat gebruik maakt van het toestel voor de beroving is: [telefoonnummer].

Op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. De rechtbank heeft hierbij gelet op de gedetailleerde verklaring van [medeverdachte 1], waarin hij zichzelf en verdachte belast en die aansluit bij de verklaring van aangever [aangever 2], de verklaring van horen zeggen van [medeverdachte 2], het gegeven dat de bestelling is geplaatst met de telefoon van het adres waar verdachte woonachtig is, hetgeen ook overeenkomt met de verklaring van [medeverdachte 1], alsmede het aantreffen van de gestolen telefoon van aangever [aangever 2] in de slaapkamer van verdachte.

Bewezenverklaring

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat

hij op 24 juni 2010 te Groningen, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld een persoon genaamd [aangever 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon toehorende aan die [aangever 2] en een portemonnee met geld toebehorende aan [aangever 3] en/of bedrijf [benadeelde 2], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte, tezamen en in vereniging met zijn mededader, opzettelijk dreigend een mes of messen op die [aangever 2] heeft gericht en die [aangever 2] daarbij heeft toegevoegd: "Geef mij alles."

De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 2 meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het feit

Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert het volgende strafbare feit op:

Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitings-gronden aanwezig worden geacht.

Motiveren van de straf / maatregel

Vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 2 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 12 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met oplegging van een gedragsbeïnvloedende maatregel voor de duur van 1 jaar ingevuld zoals door de Raad voor de Kinderbescherming en de William Schrikker Groep Jeugdreclassering is geadviseerd, alsmede oplegging van de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens de jeugdreclassering, zolang deze instelling dat noodzakelijk acht.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft, voor het geval de rechtbank een feit bewezen mocht achten, gepleit voor oplegging van de straf, gedragsbeïnvloedende maatregel en bijzondere voorwaarde, zoals door de Raad voor de Kinderbescherming en de William Schrikker Groep Jeugdreclassering is geadviseerd.

Oordeel van de rechtbank

Bij de bepaling van de straf / maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen- en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de aangaande zijn persoon opgemaakte rapportages, alsmede de vordering van de officier van justitie.

De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

Verdachte heeft zich samen met zijn mededader schuldig gemaakt aan afpersing van een pizzakoerier. Door een bestelling te plaatsen hebben ze de pizzakoerier naar hen toe gelokt, om hem vervolgens door bedreiging met één of meerdere messen en bedreigende bewoordingen te dwingen tot afgifte van een mobiele telefoon en een portemonnee met geld. Het slachtoffer heeft dit als buitengewoon bedreigend ervaren en daarbij doodsangsten uitgestaan en zal hier naar verwachting nog lange tijd nadelige psychische gevolgen van ondervinden. Voorts is het een feit van algemene bekendheid dat dergelijk handelen een grote impact heeft op de samenleving en gevoelens van angst en onveiligheid teweeg brengen. Dit alles rekent de rechtbank verdachte ten zeerste aan.

Tevens houdt de rechtbank er rekening mee dat uit de justitiële documentatie is gebleken dat verdachte in maart 2007 ook is veroordeeld voor een poging tot diefstal in vereniging vergezeld van geweld.

Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het ad informandum gevoegde feit, zoals deze op de dagvaarding is vermeld en door verdachte ter terechtzitting is erkend.

Op grond van het bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat aan verdachte een vrijheidsstraf van na te melden duur moet worden opgelegd, waarvan een deel voorwaardelijk, met oplegging van een bijzondere voorwaarde, alsmede oplegging van de maatregel betreffende het gedrag. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.

De Raad voor de Kinderbescherming heeft in haar rapport d.d. 18 januari 2011 geadviseerd aan verdachte een deels onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, met oplegging van een gedragsbeïnvloedende maatregel voor de duur van één jaar in de vorm van drie maanden elektronisch toezicht en zes maanden Multi Systeem Therapie en begeleiding bij dag- en vrijetijdsbesteding door “Radar”gedurende één jaar, alsmede oplegging van de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd dient te houden aan de aanwijzingen en voorschriften van jeugdreclassering van de Willem Schrikker Groep Jeugdreclassering.

Blijkens de rapportage d.d. 21 januari 2011 heeft de Willem Schrikker Groep Jeugd-reclassering ten aanzien van de afdoening eenzelfde advies uitgebracht.

Het op 26 november 2010 uitgebrachte multi-disciplinair gedragsonderzoek van de deskundigen M. van Genabeek, Gz-psycholoog en drs. B.G.J. Gunnewijk, kinder- en jeugdpsychiater, bevat de conclusie dat verdachte met een intelligentie op zwakbegaafd niveau, met een aan autisme verwante stoornis en een oppositionele gedragsstoornis moeite heeft om zelf voldoende structuur aan te brengen en onvoldoende in staat is om, rekening houdend met zichzelf en anderen, proactieve oplossingen te bedenken. Bij het ontbreken van een duidelijke ondersteunende omgeving of opvoedingssituatie zal hij eerder geneigd zijn terug te vallen op hem bekende en daardoor vertrouwde patronen, ook als deze schadelijk zijn. Uit een brief d.d. 9 januari 2011van drs. Gunnewijk blijkt dat deze het advies om aan verdachte een gedragsbeïnvloedende maatregel op te leggen, ondersteunt.

De rechtbank zal deze adviezen overnemen, gezien:

- de ernst van het begane misdrijf en het feit dat verdachte reeds eerder is veroordeeld voor een dergelijk feit;

- het gegeven dat de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte: uit de verrichte onderzoeken is gebleken dat verdachte een duidelijke structuur en controle nodig heeft en dient te worden ondersteund bij de terugkeer in de maatschappij en het opbouwen van een maatschappelijk aanvaardbaar bestaan.

Vordering van de benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [aangever 1], wonende te [woonplaats]. De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk wordt verklaard, omdat de officier van justitie gevorderd heeft dat verdachte van het onder 1 tenlastegelegde wordt vrijgesproken.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft bepleit dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk wordt verklaard indien verdachte ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde wordt vrijgesproken.

Beoordeling

Verdachte is vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde.

De rechtbank zal daarom bepalen dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk is. Dit houdt in dat de vordering niet in dit strafgeding wordt afgedaan, maar slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 77a, 77g, , 77i, 77w, 77x, 77y, 77z, 77aa en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

De rechtbank:

Verklaart het onder 1 en 3 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.

Verklaart het 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.

Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.

Verklaart het onder 2 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.

Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:

een jeugddetentie voor de duur van 365 dagen.

Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.

Bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot 158 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op 2 jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Bepaalt dat de tenuitvoerlegging ook kan worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet naleeft.

Stelt als bijzondere voorwaarde:

- de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd gedragen naar voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens de William Schrikker Groep Jeugdreclassering, zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt. Draagt deze instelling op om de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde.

Legt op de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige voor de duur van 1 jaar, uit te voeren door de William Schrikker Groep Jeugdreclassering bestaande uit:

• Elektronisch toezicht voor de duur van 3 maanden

• Multi Systeem Therapie voor de duur van 6 maanden

• Een jaar begeleiding bij dag- en vrijetijdsbesteding door Radar

Eén en ander onder toezicht en begeleiding van de William Schrikker Groep Jeugdreclassering.

Bepaalt dat als veroordeelde niet naar behoren aan de tenuitvoerlegging van de maatregel meewerkt, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 6 maanden.

Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij

Verklaart de benadeelde partij [aangever 1], wonende te [woonplaats], in de vordering

niet-ontvankelijk. Bepaalt dat de benadeelde partij en de veroordeelde ieder de eigen kosten dragen.

Dit vonnis is aldus gewezen door mr. L.C. Bosch, voorzitter, kinderrechter,

mrs. M.J. Oostveen en S. Tempel, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Offerein-Hulshoff, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 februari 2011.