Rechtbank Gelderland, 01-11-2022, ECLI:NL:RBGEL:2022:7521, 0588059718
Rechtbank Gelderland, 01-11-2022, ECLI:NL:RBGEL:2022:7521, 0588059718
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Gelderland
- Datum uitspraak
- 1 november 2022
- Datum publicatie
- 22 maart 2023
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RBGEL:2022:7521
- Zaaknummer
- 0588059718
Inhoudsindicatie
Verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren voor medeplichtigheid aan het medeplegen van poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade. Hij wordt vrijgesproken van het medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving van de ex-werknemer van zijn medeverdachte en diens vriendin en het medeplegen van dwang, omdat de rechtbank van oordeel is dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte(n) niet is komen vast te staan. De bijdrage van verdachte aan het onder 1, 2 en 3 primair tenlastegelegde is naar het oordeel van de rechtbank van onvoldoende gewicht om te kunnen spreken van medeplegen. De door benadeelde gevorderde materiële en immateriële schade wijst de rechtbank gedeeltelijk toe.
Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/880597-18
Datum uitspraak : 1 november 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[Verdachte] ,
geboren op [Geboortedatum] in [Geboorteplaats] ,
wonende aan [Adres] [Plaats] ,
Raadsman: mr. R.J.H. van der Wal, advocaat in Hengelo.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.
1 De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 31 maart 2018 te [Plaats] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [Aangever] en/of [Aangeefster] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door
- de (toegangs)deur van het pand, gelegen aan de [Adres] , af te sluiten en/of afgesloten te houden en/of
- een of meermalen te weigeren die [Aangever] en/of [Aangeefster] te laten vertrekken en/of
- een of meerdere personen bij die [Aangever] en/of die [Aangeefster] te laten staan en/of een of meerdere personen die [Aangever] en/of die [Aangeefster] in de gaten te laten houden en/of
- ( dreigend) tegen die [Aangever] en/of die [Aangeefster] te zeggen "jullie komen hier niet meer weg", althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking en/of
- ( dreigend) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [Aangever] en/of die [Aangeefster] te tonen en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, een stekende en/of slaande beweging te maken richting het hoofd en/of het (boven)lichaam van die [Aangever] en/of
- die [Aangever] een of meermalen (met gebalde vuist) op/tegen zijn hoofd en/of lichaam te slaan/stompen en/of
- die [Aangever] (terwijl hij op de grond lag) een of meermalen op/tegen zijn hoofd en/of lichaam te schoppen/trappen en/of
- die [Aangever] (terwijl hij op de grond lag) een of meermalen (met gebalde vuist) op/tegen zijn hoofd en/of lichaam te slaan/stompen en/of
- ( dreigend) tegen die [Aangever] te zeggen dat die [Aangever] een Facebookbericht over een krantenartikel moest verwijderen;
2.
hij op of omstreeks 31 maart 2018 te [Plaats] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een ander, te weten [Aangever] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander wederrechtelijk heeft/hebben gedwongen iets te doen, te weten het verwijderen van een Facebookbericht over een krantenartikel, door
- de (toegangs)deur van het pand, gelegen aan de [Adres] , af te sluiten en/of afgesloten te houden en/of
- een of meermalen te weigeren die [Aangever] en/of [Aangeefster] te laten vertrekken en/of
- een of meerdere personen bij die [Aangever] en/of die [Aangeefster] te laten staan en/of een of meerdere personen die [Aangever] en/of die [Aangeefster] in de gaten te laten houden en/of
- ( dreigend) tegen die [Aangever] en/of die [Aangeefster] te zeggen "jullie komen hier niet meer weg", althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking en/of
- ( dreigend) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [Aangever] en/of die [Aangeefster] te tonen en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, een stekende en/of slaande beweging te maken richting het hoofd en/of het (boven)lichaam van die [Aangever] en/of
- die [Aangever] een of meermalen (met gebalde vuist) op/tegen zijn hoofd en/of lichaam te slaan/stompen en/of
- die [Aangever] (terwijl hij op de grond lag) een of meermalen op/tegen zijn hoofd en/of lichaam te schoppen/trappen en/of
- die [Aangever] (terwijl hij op de grond lag) een of meermalen (met gebalde vuist) op/tegen zijn hoofd en/of lichaam te slaan/stompen en/of
- ( dreigend) tegen die [Aangever] te zeggen dat die [Aangever] een Facebookbericht over een krantenartikel moest verwijderen;
3.
Primair
hij op of omstreeks 31 maart 2018 te [Plaats] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [Aangever] opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, een stekende en/of slaande beweging heeft gemaakt richting het hoofd en/of het (boven)lichaam van die [Aangever] en/of
- die [Aangever] een of meermalen (met gebalde vuist) op/tegen zijn hoofd en/of lichaam heeft geslagen/gestompt en/of
- die [Aangever] (terwijl hij op de grond lag) een of meermalen op/tegen zijn hoofd en/of lichaam heeft geschopt/getrapt en/of
- die [Aangever] (terwijl hij op de grond lag) een of meermalen (met gebalde vuist) op/tegen zijn hoofd en/of lichaam heeft geslagen/gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
[Medeverdachte 1] en/of [Medeverdachte 2] en/of een of meerdere onbekende daders op of omstreeks 31 maart 2018 te [Plaats] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door hen voorgenomen misdrijf om aan [Aangever] opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, een stekende en/of slaande beweging heeft/hebben gemaakt richting het hoofd en/of het (boven)lichaam van die [Aangever] en/of
- die [Aangever] een of meermalen (met gebalde vuist) op/tegen zijn hoofd en/of lichaam heeft/hebben geslagen/gestompt en/of
- die [Aangever] (terwijl hij op de grond lag) een of meermalen op/tegen zijn hoofd en/of lichaam heeft/hebben geschopt/getrapt en/of
- die [Aangever] (terwijl hij op de grond lag) een of meermalen (met gebalde vuist) op/tegen zijn hoofd en/of lichaam heeft/hebben geslagen/gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 31 maart 2018 te [Plaats] opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
- ( samen met [Medeverdachte 2] en/of een of meerdere onbekende daders) de kamer te betreden waar die [Aangever] zich bevond en/of
- tijdens bovenomschreven feit(en) in de kamer aanwezig te blijven en/of (daardoor) bij te dragen aan een numeriek overwicht ten opzichte van die [Aangever] en/of
- zich niet van het plegen van voornoemd feit te distantiëren, althans niet in te grijpen;
Meer Subsidiair
hij op of omstreeks 31 maart 2018 te [Plaats] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met voorbedachten rade [Aangever] heeft mishandeld door
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, een stekende en/of slaande beweging te maken richting het hoofd en/of het (boven)lichaam van die [Aangever] en/of
- die [Aangever] een of meermalen (met gebalde vuist) op/tegen zijn hoofd en/of lichaam te slaan/stompen en/of
- die [Aangever] (terwijl hij op de grond lag) een of meermalen op/tegen zijn
hoofd en/of lichaam te schoppen/trappen en/of
- die [Aangever] (terwijl hij op de grond lag) een of meermalen (met gebalde vuist) op/tegen zijn hoofd en/of lichaam te slaan/stompen;
Meest Subsidiair
[Medeverdachte 1] en/of [Medeverdachte 2] en/of een of meerdere onbekende daders op of omstreeks 31 maart 2018 te [Plaats] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met voorbedachten rade [Aangever] heeft/hebben mishandeld door
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, een stekende en/of slaande beweging te maken richting het hoofd en/of het (boven)lichaam van die [Aangever] en/of - die [Aangever] een of meermalen (met gebalde vuist) op/tegen zijn hoofd en/of lichaam te slaan/stompen en/of
- die [Aangever] (terwijl hij op de grond lag) een of meermalen op/tegen zijn hoofd en/of lichaam te schoppen/trappen en/of - die [Aangever] (terwijl hij op de grond lag) een of meermalen (met gebalde vuist) op/tegen zijn hoofd en/of lichaam te slaan/stompen, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 31 maart 2018 te [Plaats] opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
- ( samen met [Medeverdachte 2] en/of een of meerdere onbekende daders) de kamer te betreden waar die [Aangever] zich bevond en/of
- tijdens bovenomschreven feit(en) in de kamer aanwezig te blijven en/of (daardoor) bij te dragen aan een numeriek overwicht ten opzichte van die [Aangever] en/of
- zich niet van het plegen van voornoemd feit te distantiëren, althans niet in
te grijpen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs 1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1, feit 2 en ten aanzien van feit 3 het primair tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten omdat de verklaringen van aangevers en de herkenning van verdachte [Verdachte] als onbetrouwbaar moeten worden beoordeeld en daarom niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt. Daarnaast heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat op basis van de bewijsmiddelen niet kan worden bewezen dat verdachte [Verdachte] medepleger is, nu hij niet nauw en bewust met de medeverdachte(n) heeft samengewerkt.
Beoordeling door de rechtbank
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Feit 1, 2 en 3 primair
Aan verdachte is onder 1 het medeplegen van wederrechtelijke vrijheid beroving van [Aangever] en [Aangeefster] ten laste gelegd. Onder 2 is aan verdachte het medeplegen van dwang aan verdachte ten laste gelegd. Onder 3 primair is aan de verdachte kortgezegd ten laste gelegd dat hij in vereniging heeft gepoogd om opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel aan [Aangever] toe te brengen.
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of bewezen kan worden dat verdachte [Verdachte] op de plaats delict aanwezig was. Aangeefster [Aangeefster] heeft verklaard dat zij de kleine dikke kale man met tatoeages in zijn gezicht herkende. Een verbalisant toonde zoals gezegd een foto van verdachte [Verdachte] aan aangeefster [Aangeefster] en zij heeft toen verklaard dat zij deze persoon zeer vermoedelijk had gezien op 31 maart 2018 in het pand van [Medeverdachte 1] . Zij herkende de man aan zijn opvallende tatoeages en de persoon die zij in het pand van [Medeverdachte 1] zag had een tatoeage onder zijn kin met de tekst ‘ [Tekst] ’ en dat had de man op de foto ook. Aan aangever [Aangever] werd een foto getoond van een man met tatoeages in zijn gezicht en hij herkende deze man. De herkenning van verdachte door aangevers acht de rechtbank betrouwbaar, mede gelet op het navolgende.
Uit de hieronder genoemde bewijsmiddelen blijkt dat een verbalisant zag dat er zich op 1 juli 2017 een kale man in het voertuig met het kenteken [Kenteken] bevond die zijn hele gezicht had getatoeëerd. Toen is de identiteit van deze man vastgesteld en het bleek te gaan om verdachte [Verdachte] . De verbalisant zag dat in meerdere zogenoemde mutaties naar voren kwam dat verdachte [Verdachte] de beschikking heeft over de Seat Leon met kenteken [Kenteken] . Verbalisanten hebben verder beschreven dat zij op 31 maart 2018 omstreeks 21:15 uur naar het pand aan de [Adres] in [Plaats] zijn gereden naar aanleiding van een melding. Omstreeks 21:50 uur zagen verbalisanten een man uit het pand komen en naar een geparkeerde Seat Leon met het kenteken [Kenteken] lopen. De man leek iets uit de auto te pakken en liep daarna terug naar het pand. De man keek continu wat schichtig om zich heen en hij keek meerdere malen naar verbalisanten.
Bovendien is op de uitdraai, van de tijdlijn van de forensische kopie van de telefoon van medeverdachte [Medeverdachte 2] van 31 maart 2018, te zien dat er op genoemde datum omstreeks 22:24 uur een ‘outgoing call’ was naar [Telefoonnummer] @s.whatsapp.net [Verdachte] gedurende 31 seconden. Op de uitdraai van de tijdlijn van 31 maart 2018 is te zien dat er op genoemde datum omstreeks 22:33 uur er een ‘outgoing call’ was naar [Telefoonnummer] @s.whatsapp.net [Verdachte] gedurende 1 minuut en 27 seconden. Op 31 maart 2018 had het toestel van [Medeverdachte 2] daarnaast contact met [Telefoonnummer] Whatsapp.net [Verdachte] . Op basis van de profielfoto in de contactenlijst werd de gebruiker van het nummer [Telefoonnummer] herkend als zijnde verdachte [Verdachte] . De rechtbank acht daarom de verklaringen van aangevers, waaronder de herkenning van verdachte [Verdachte] , betrouwbaar en gaat uit van deze verklaringen en de aanwezigheid van verdachte op de plaats delict. Verdachte [Verdachte] heeft geen redelijke verklaring gegeven op basis waarvan zijn aanwezigheid op de plaats delict niet kan worden aangenomen.
De rechtbank moet vervolgens beoordelen hoe de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde juridisch moet worden gekwalificeerd. De eerste vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of sprake is van medeplegen, zoals onder feit 1, 2 en 3 primair ten laste is gelegd. De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af. Aangever [Aangever] heeft verklaard dat de man met tatoeages in zijn gezicht ook bij het incident aanwezig was, maar hij weet niet of hij hem heeft geslagen. Deze man deelde biertjes uit ten tijde van het incident, aldus [Aangever] . [Aangeefster] heeft daarnaast verklaard dat de man met tatoeages in zijn gezicht overal bij is geweest, maar zelf voor zover haar bekend geen handelingen heeft verricht. Aangeefster heeft verklaard dat zij niet heeft gezien dat de man met tatoeages in zijn gezicht aangever [Aangever] sloeg. Deze man had niet een hele actieve rol. Zij verklaarde verder dat de man met gezichtstatoeages er bij was, maar werd overruled door een groep mannen.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte [Verdachte] en de medeverdachte(n) niet is komen vast te staan. De bijdrage van verdachte aan het onder 1, 2 en 3 primair tenlastegelegde is naar het oordeel van de rechtbank van onvoldoende gewicht om te kunnen spreken van medeplegen. Daarom zal verdachte worden vrijgesproken van feit 1, 2 en 3 primair.
Feit 3 subsidiair
Onder feit 3 subsidiair is aan verdachte kortgezegd ten laste gelegd dat hij medeplichtig is aan het medeplegen van poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade.
De rechtbank dient, voorafgaand aan de vraag of [Verdachte] medeplichtig is, eerst de vraag te beantwoorden of – kortgezegd – bewezen kan worden dat de medeverdachten van [Verdachte] , te weten [Medeverdachte 1] en [Medeverdachte 2] , samen met voorbedachten rade hebben gepoogd om [Aangever] zwaar te mishandelen. De rechtbank overweegt dat bij vonnissen2 van heden bewezen is verklaard dat verdachten [Medeverdachte 1] en [Medeverdachte 2] , in vereniging en met voorbedachten rade een poging hebben gedaan [Aangever] zwaar te mishandelen. Daartoe heeft de rechtbank – onder meer – het navolgende overwogen.
Bewijsmiddelen
Aangever [Aangever] heeft verklaard dat hij op 31 maart 2018 omstreeks 19:00 uur werd gebeld door verdachte [Medeverdachte 1] , zijn ex-werkgever.3 Aangever ging vervolgens samen met getuige [Aangeefster] en haar vader [Vader van aangeefster] naar het bedrijf van verdachte [Medeverdachte 1] aan de [Adres] in [Plaats] . Bij het pand aangekomen werden aangever, [Aangeefster] en [Vader van aangeefster] binnen gelaten. De aangever zag binnen dat een man, door hem man 1 genoemd, een mes in zijn hand vasthield en dit aanhaalde in de richting van aangever.4 De man bracht het mes vanuit zijn heupen met een zwaaiende beweging richting het hoofd van aangever, op zeer korte afstand.5 Direct achter man 1 kwamen er nog meer mannen, ongeveer 8 tot 10, het vertrek inlopen. Een van de mannen sloeg hem onder zijn rechteroog, vervolgens kreeg hij een vuistslag op zijn linkeroog van man 1. Daarna kreeg hij nog 1 of 2 klappen van een andere man, waarna hij denkt het bewustzijn te hebben verloren. Hij kwam toen op de grond te liggen in de hoek van de keuken.6 Daarna werd hij nog geschopt en gaf man 1 hem weer een vuistslag. Op het moment dat [Vader van aangeefster] met de mannen naar het washok ging kreeg aangever een schop in zijn gezicht van verdachte [Medeverdachte 1] .7 Aangever [Aangever] heeft verklaard dat hij verdachte [Medeverdachte 2] herkende als de man met het mes, ook wel man 1 genoemd. Verder zag aangever nog een man met een getatoeëerd hoofd voorbij komen die ook bij het incident aanwezig was.8 Aangever [Aangever] herkent op bijlage 10 de man met de tatoeages in zijn gezicht als degene die ook bij het incident aanwezig was, heen en weer liep naar het washok en biertjes uitdeelde tijdens het incident. Aangever weet niet of hij hem heeft geslagen.9
Op de geneeskundige verklaring is beschreven dat het bij aangever [Aangever] uitwendig waargenomen letsel een bloeduitstorting op het jukbeen rechts en een wond net naast de neus betrof. Daarnaast staat beschreven dat er sprake was van dubbelzien bij naar rechts kijken. Verder was er vermoeden van niet uitwendig waarneembaar letsel, te weten een hersenschudding en een mogelijke kneuzing van het oog.10
Aangeefster [Aangeefster] heeft verklaard dat zij samen met aangever [Aangever] en haar vader [Vader van aangeefster] naar [Plaats] gegaan. Omstreeks 21:15 uur waren zij allen bij het bedrijf [Bedrijfsnaam] van verdachte [Medeverdachte 1] . Eenmaal binnen zag aangeefster dat er een man uit de bijkeuken kwam stormen. Zij zag dat hij een mes in zijn hand had en met gestrekte arm, dit mes naar voren gericht, richting aangever [Aangever] liep. Aangever [Aangever] kon de man met het mes (dader 1) afweren.11 Uit de bijkeuken kwamen vervolgens nog zeker tien mannen en die begonnen aangever [Aangever] te slaan en te schoppen. Verdachte [Medeverdachte 1] gaf aangever [Aangever] zeker twee vuistslagen in zijn gezicht, aldus aangeefster. Aangeefster heeft verklaard dat [Aangever] zeker zes tot tien klappen in zijn gezicht kreeg.12 Aangeefster herkende later op camerabeelden van het bedrijf van [Naam] één van de mannen die bij de mishandeling aanwezig was, te weten een dikke man met tatoeages in zijn gezicht. 13 Aangeefster heeft verklaard dat zij samen met aangever [Aangever] de man met het mes op Facebook had gevonden en zo kwam zij aan zijn naam, te weten [Medeverdachte 2] . Zij verklaarde dat hij de schoonvader van verdachte [Medeverdachte 1] was.14 Aangeefster herkende de kleine dikke kale man met tatoeages in zijn gezicht.15 Een verbalisant toonde een foto van verdachte [Verdachte] aan aangeefster [Aangeefster] en zij heeft toen verklaard dat zij deze persoon zeer vermoedelijk had gezien op 31 maart 2018 in het pand van [Medeverdachte 1] . Zij herkende de man aan zijn opvallende tatoeages en de persoon die zij in het pand van [Medeverdachte 1] zag had een tatoeage onder zijn kin met de tekst ‘ [Tekst] ’ en dat had de man op de foto ook. [Aangeefster] heeft verklaard dat deze persoon overal bij was geweest, maar zelf voor zover haar bekend geen handelingen had verricht.16 Aangeefster heeft verklaard dat zij niet heeft gezien dat de man met tatoeages in zijn gezicht aangever [Aangever] sloeg. Deze man had niet een hele actieve rol.17 Zij verklaarde verder dat de man met gezichtstatoeages er bij was, maar werd overruled door een groep mannen.18
Er is een forensische kopie gemaakt van de data op de Samsung Galaxy S7 Edge, de telefoon van verdachte [Medeverdachte 2] .19 Op de uitdraai van de tijdlijn van 31 maart 2018 is te zien dat er op genoemde datum omstreeks 22:24 uur er een ‘outgoing call’ was naar [Telefoonnummer] @s.whatsapp.net [Verdachte] gedurende 31 seconden. Op de uitdraai van de tijdlijn van 31 maart 2018 is te zien dat er op genoemde datum omstreeks 22:33 uur er een ‘outgoing call’ was naar [Telefoonnummer] @s.whatsapp.net [Verdachte] gedurende 1 minuut en 27 seconden.20 Er is onderzoek ingesteld naar twee telefoonnummers en images die werden aangetroffen op het toestel van verdachte [Medeverdachte 2] . Op 31 maart 2018 had het toestel van [Medeverdachte 2] contact met [Telefoonnummer] Whatsapp.net [Verdachte] . Op basis van de profielfoto in de contactenlijst werd de gebruiker van het nummer [Telefoonnummer] herkend als zijnde verdachte [Verdachte] .21
Op 1 juli 2017 is [Verdachte] , een kale man met tatoeages in zijn gehele gezicht, aangetroffen in het voertuig met het kenteken [Kenteken] . Uit meerdere zogenoemde mutaties kwam naar voren kwam dat verdachte [Verdachte] de beschikking heeft over de Seat Leon met kenteken [Kenteken] .22 Verbalisanten hebben gezien dat op 31 maart 2018 omstreeks 21:50 uur een man uit het pand aan de [Adres] in [Plaats] kwam en naar een geparkeerde Seat Leon met het kenteken [Kenteken] liep. De man leek iets uit de auto te pakken en liep daarna terug naar het pand. De man keek continu wat schichtig om zich heen en hij keek meerdere malen naar verbalisanten.23
De camerabeelden van eetcafé [Bedrijfsnaam] zijn bekeken en daarop was te zien dat verdachte [Medeverdachte 1] om 18.36 uur die avond het café binnenkomt en direct doorloopt naar achteren. Kort daarop komen verschillende mannen binnen, die ook direct doorlopen naar achteren. Om 18.57 uur verlaat verdachte [Medeverdachte 1] het café.24
De eigenaresse van [Bedrijfsnaam] heeft verklaard dat verdachte [Medeverdachte 1] op 31 maart 2018 in de avond in [Bedrijfsnaam] was en 1 biertje had gedronken en dat er ook een groep van ongeveer 14 of 15 mannen - semi-kampers - aanwezig was, die helemaal onder de tatoeages zaten. De eigenaresse heeft verklaard dat enkele mannen spraken met verdachte [Medeverdachte 1] en dat hij deze mannen moet kennen. Zij heeft verklaard dat de groep mannen lopend is vertrokken.25
Verdachte [Medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat hij op 31 maart rond 20:00 uur aangever [Aangever] belde en zei dat hij wilde dat een probleem diezelfde avond nog opgelost werd. Hij sprak met [Aangever] af op zijn kantoor aan de Beukenhorstweg in [Plaats] . Verdachte belde toen hij in de kroeg was, en daar waren meerdere mensen bij waarvan hij de namen niet wilde noemen. Die mensen zijn op initiatief van verdachte meegegaan naar het kantoor naar het gesprek met [Aangever] . [Aangever] , zijn vrouw en een onbekende man kwamen binnen en de onbekende man pakte toen een groot mes uit zijn jaszak en zei ‘geld, geld’. Verdachte zei dat hij dat mes weg moest doen en toen kwamen de mensen die hij mee had genomen uit de spreekkamer en toen is er een schermutseling ontstaan.26
Verdachte [Verdachte] heeft zich bij de politie en ter terechtzitting beroepen op zijn zwijgrecht.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Onder feit 3 primair is aan verdachten [Medeverdachte 1] en [Medeverdachte 2] kortgezegd tenlastegelegd dat zij in vereniging hebben gepoogd om opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel aan [Aangever] toe te brengen. Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat aangever [Aangever] – ook op het moment dat hij op de grond lag – door meerdere personen, waaronder verdachten [Medeverdachte 1] en [Medeverdachte 2] , meermalen tegen zijn hoofd werd geslagen en geschopt. Daarbij maakte verdachte [Medeverdachte 2] een stekende en/of slaande beweging met een mes richting [Aangever] . Blijkens de medische informatie in het dossier heeft [Aangever] als gevolg van de geweldshandelingen van de verdachten letsel aan zijn hoofd, waaronder een hersenschudding, opgelopen.
Het hoofd is een kwetsbaar onderdeel van het lichaam. Omdat de verdachten meermalen op het hoofd van [Aangever] hebben geslagen en geschopt – ook terwijl hij al op de grond lag – en [Aangever] daadwerkelijk letsel had aan zijn hoofd, waaronder een hersenschudding, is er sprake van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan die [Aangever] . Ook het met een mes maken van een stekende en/of slaande beweging richting het hoofd en/of het lichaam van [Aangever] levert voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel op. Het handelen van verdachten [Medeverdachte 1] en [Medeverdachte 2] kan naar zijn uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel bij [Aangever] , dat het niet anders kan dan dat zij die kans ook welbewust hebben aanvaard. Van contra-indicaties die een andersluidend oordeel zouden kunnen rechtvaardigen is de rechtbank niet gebleken.
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat verdachten [Medeverdachte 1] en [Medeverdachte 2] voorwaardelijk opzet hebben gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [Aangever] .
De volgende vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of gepoogd is het zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met voorbedachten rade.
Voor bewezenverklaring van voorbedachten rade is voldoende dat komt vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachten rade is gehandeld, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de omstandigheid dat de besluitvorming en uitvoering in plotselinge drift plaatsvinden, dat slechts sprake is van een korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering of dat de gelegenheid tot beraad eerst tijdens de uitvoering van het besluit ontstaat (Hoge Raad 13 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX6758).
Aan de verklaring van verdachte [Medeverdachte 1] dat hij alleen met [Aangever] afsprak om met hem in gesprek te gaan en er vervolgens in zijn pand tussen een aantal aanwezigen een schermutseling plaatsvond, hecht de rechtbank geen geloof. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte [Medeverdachte 1] terwijl hij zich in eetcafé [Bedrijfsnaam] bevond, een afspraak heeft gemaakt met [Aangever] en dat op verzoek van verdachte een aantal mannen met hem naar zijn woning/bedrijfsruimte is gegaan. Toen [Aangever] het pand betrad waren er al meerdere personen, waaronder verdachte [Medeverdachte 2] en [Verdachte] , aanwezig in een andere ruimte van het pand. Vervolgens is de groep van ongeveer 10 mannen uit de andere ruimte van het pand gekomen waarvan één - te weten verdachte [Medeverdachte 2] - met een mes, waarna de aanval op [Aangever] is begonnen. Uit de camerabeelden van eetcafé [Bedrijfsnaam] blijkt dat verdachte [Medeverdachte 1] om 18.36 uur die avond het café binnenkomt en direct doorloopt naar achteren. Kort daarop komen verschillende mannen binnen, die ook direct doorlopen naar achteren. Om 18.57 uur verlaat verdachte [Medeverdachte 1] het café en begeeft zich naar zijn huis. Als [Aangever] daar aankomt bevinden de mannen zich inmiddels ruim 2 uur in de woning. Tussen het moment in het café waarop verdachte de mannen heeft geïnformeerd over ‘het conflict’ met [Aangever] en de uitvoering van de aanval is geruime tijd verstreken. De rechtbank concludeert op grond van deze feiten en omstandigheden dat verdachten [Medeverdachte 1] en [Medeverdachte 2] voorafgaand aan hun handelen voldoende tijd hebben gehad zich te beraden op het genomen of het te nemen besluit, zodat zij gelegenheid hebben gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van hun voorgenomen daad en zich daar rekenschap van te geven. Aldus staat voor de rechtbank vast dat het handelen van deze verdachten niet het gevolg is geweest van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling.
De rechtbank acht voorts geen contra-indicaties aannemelijk geworden die het aannemen van voorbedachte raad in de weg staan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachten [Medeverdachte 1] en [Medeverdachte 2] met voorbedachte raad hebben gehandeld en acht bewezen dat verdachte in vereniging met anderen en met voorbedachten rade heeft gepoogd aan [Aangever] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Zoals gezegd is de rechtbank evenwel van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte [Verdachte] en de medeverdachten niet is komen vast te staan. Daarom is verdachte [Verdachte] vrijgesproken van feit 1, 2 en 3 primair.
Medeplichtigheid [Verdachte]
De rechtbank stelt voorop dat voor de bewezenverklaring van medeplichtigheid aan een misdrijf is vereist dat niet alleen wordt bewezen dat het opzet van de verdachte was gericht op zijn handelingen als medeplichtige als bedoeld in art. 48, aanhef en onder 1° of 2º Sr, maar ook dat zijn opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, was gericht op het door de dader gepleegde misdrijf (het gronddelict). Bij de bewezenverklaring en kwalificatie van de medeplichtigheid moet worden uitgegaan van de door de dader verrichte handelingen, ook indien het opzet van de medeplichtige slechts was gericht op een deel daarvan. Het opzet van de medeplichtige behoeft niet te zijn gericht op de precieze wijze waarop het gronddelict wordt begaan. Onder die precieze wijze waarop het gronddelict wordt begaan, is ook begrepen of het gronddelict al dan niet in deelneming wordt begaan; op die deelnemingsvorm behoeft het opzet van de medeplichtige dus niet te zijn gericht. Ingeval het (voorwaardelijk) opzet van de medeplichtige niet (volledig) was gericht op het gronddelict, moet het misdrijf waarop het opzet van de medeplichtige wel was gericht, voldoende verband houden met het gronddelict. Of van een dergelijk verband sprake is, is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval. Doorgaans kan worden aangenomen dat dit verband bestaat indien het misdrijf waarop het (voorwaardelijk) opzet van de medeplichtige was gericht, een onderdeel vormt van het gronddelict, zoals het geval is bij een misdrijf dat is begaan onder strafverzwarende omstandigheden. Maar ook in andere gevallen, waarbij zowel de aard van het gronddelict als de aard van de gedraging van de medeplichtige en de overige omstandigheden van het geval van belang zijn, kan sprake zijn van een dergelijk verband.
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast. Verdachte [Verdachte] was tezamen met medeverdachten, waaronder verdachte [Medeverdachte 2] , aanwezig in het bedrijf van verdachte [Medeverdachte 1] , op uitnodiging van die [Medeverdachte 1] . Verdachte had op 31 maart 2018 meermalen telefonisch contact met medeverdachte [Medeverdachte 2] . Hij en de medeverdachten die aanwezig waren in dat bedrijf bevonden zich in een andere ruimte en kwamen na enige tijd, nadat de toegangsdeur door verdachte [Medeverdachte 1] op slot werd gedraaid en hij tegen de aangevers zei dat zij niet meer weg zouden komen, tevoorschijn. Vervolgens maakte verdachte [Medeverdachte 2] een stekende ofwel slaande beweging met een mes richting aangever [Aangever] en werd aangever [Aangever] door de medeverdachten van [Verdachte] en onbekend gebleven personen meermalen tegen zijn hoofd geslagen en getrapt, ook toen hij al enige tijd op de grond lag. Verdachte [Verdachte] was overal bij aanwezig, bevond zich zowel in de kamer als in het washok en deelde biertjes uit aan de groep verdachten. Hij bleef aanwezig gedurende de periode dat de feiten werden gepleegd, distantieerde zich niet van de feiten en greep op geen enkele wijze in. De rechtbank concludeert op grond van de bewijsmiddelen dat verdachte zich samen met de medeverdachten in het bedrijfspand bevond toen [Medeverdachte 2] een stekende ofwel slaande beweging met een mes richting [Aangever] maakte en die [Aangever] meermaals tegen zijn hoofd werd geslagen en getrapt. Door zijn aanwezigheid heeft hij bijgedragen aan een getalsmatig overwicht en een dreigende sfeer voor aangever. Daarbij overweegt de rechtbank dat niet is gebleken dat verdachte op enig moment daadwerkelijk heeft ingegrepen om de dreiging en het geweld te stoppen, dan wel zich daarvan heeft gedistantieerd.
Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zowel opzet heeft gehad op het verschaffen van gelegenheid als voorwaardelijk opzet op hier het tenlastegelegde gronddelict, zakelijk weergegeven het medeplegen van poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade. De rechtbank stelt op grond van bovenstaande bewijsmiddelen vast dat verdachte wist/moet hebben geweten dat zijn medeverdachten met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel aan [Aangever] poogden toe te brengen. Hij heeft gezwegen en heeft met name ook niet aangegeven wat de reden van zijn aanwezigheid in de avonduren die dag in het bedrijf van [Medeverdachte 1] was.
De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder 3 subsidiair ten laste gelegde
3 De bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
3
Subsidiair
[Medeverdachte 1] en/of [Medeverdachte 2] en/of een of meerdere onbekende daders op of omstreeks 31 maart 2018 te [Plaats] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door hen voorgenomen misdrijf om aan [Aangever] opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, een stekende en/of slaande beweging heeft/hebben gemaakt richting het hoofd en/of het (boven)lichaam van die [Aangever] en/of
- die [Aangever] een of meermalen (met gebalde vuist) op/tegen zijn hoofd en/of lichaam heeft/hebben geslagen/gestompt en/of - die [Aangever] (terwijl hij op de grond lag) een of meermalen op/tegen zijn hoofd en/of lichaam heeft/hebben geschopt/getrapt en/of
- die [Aangever] (terwijl hij op de grond lag) een of meermalen (met gebalde vuist) op/tegen zijn hoofd en/of lichaam heeft/hebben geslagen/gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 31 maart 2018 te [Plaats] opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
- (samen met [Medeverdachte 2] en/of een of meerdere onbekende daders) de kamer te betreden waar die [Aangever] zich bevond en/of
- tijdens bovenomschreven feit(en) in de kamer aanwezig te blijven en/of (daardoor) bij te dragen aan een numeriek overwicht ten opzichte van die [Aangever] en/of
- zich niet van het plegen van voornoemd feit te distantiëren, althans niet in
te grijpen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
feit 3 subsidiair:
medeplichtigheid aan medeplegen van poging tot zware mishandeling gepleegd met voorbedachten rade