Home

Rechtbank Gelderland, 28-10-2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:6001, 9359157

Rechtbank Gelderland, 28-10-2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:6001, 9359157

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
28 oktober 2021
Datum publicatie
11 november 2021
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2021:6001
Zaaknummer
9359157

Inhoudsindicatie

Afwijzing ontbindingsverzoek. Lidmaatschap OR

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Nijmegen

zaakgegevens 9359157 \ HA VERZ 21-38 \ 610 \ 456

uitspraak van 28 oktober 2021

beschikking

in de zaak van

de stichting Stichting Kalorama

gevestigd te Beek

verzoekende partij/verwerende partij in het zelfstandig tegenverzoek

gemachtigde mr. A.M. Breedveld

en

[verwerende partij/verzoekende partij]

wonende te [woonplaats]

verwerende partij/verzoekende partij in het zelfstandig tegenverzoek

gemachtigde mr. J.L. Sintemaartensdijk

Partijen worden hierna Kalorama en [verwerende partij/verzoekende partij] genoemd.

1 De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het verzoekschrift van 22 juli 2021 met producties

- het verweerschrift, tevens houdende een zelfstandig tegenverzoek, met producties

- de bij e-mailbericht van 27 september 2021 namens [verwerende partij/verzoekende partij] toegezonden aanvullende productie

- de bij brief van 28 september 2021 namens Kalorama toegezonden aanvullende producties

- de mondelinge behandeling van 30 september 2021, mede inhoudende de pleitnotities van de gemachtigde van Kalorama en de gemachtigde van [verwerende partij/verzoekende partij] .

2 De feiten

2.1.

Kalorama is een zelfstandige zorgorganisatie die zich richt op verpleging en verzorging, geriatrische revalidatiezorg, ouderenzorg, woonzorg en ambulante zorg voor doofblinden. Kalorama heeft een eenhoofdige Raad van Bestuur (verder RvB), bestaande uit bestuurder [bestuurder RvB] , bestuurssecretaris (voorheen [oud bestuurssecretaris RvB] , thans [bestuurssecretaris RvB] ), twee zorgmanagers (voorheen [oud zorgmanager RvB] , thans [zorgmanager RvB 1] en [zorgmanager RvB 2] ). De RvB legt verantwoording af aan de Raad van Toezicht (verder: RvT).

2.2.

[verwerende partij/verzoekende partij] , geboren op [datum] 1959, is sinds 22 maart 1999 voor 20 uur per week bij Kalorama in dienst, laatstelijk in de functie van begeleider binnen het centrum van doofblinden, tegen een salaris van € 1.650,58 bruto per maand, exclusief emolumenten. Sinds 1 april 2021 verricht zij haar functie van doofblindenbegeleider in de nachtdienst. Op de arbeidsovereenkomst is de cao VVT van toepassing.

2.3.

Sinds 2005 maakt [verwerende partij/verzoekende partij] deel uit van de Ondernemingsraad van Kalorama (verder: de OR). Vanaf 2006 bekleedde zij daarin de functie van voorzitter en gold voor haar een urenvrijstelling van 8 uur per week. Bij de laatste OR-verkiezingen op 20 maart 2018 is [verwerende partij/verzoekende partij] herkozen als lid van de OR en op 27 maart 2018 is zij door de OR wederom tot voorzitter gekozen. Inmiddels is het OR-reglement gewijzigd in die zin dat daarin in artikel 4 een maximale zittingsduur is opgenomen. Dit resulteert erin dat [verwerende partij/verzoekende partij] na verloop van de huidige termijn, in de toekomst geen zitting meer zal kunnen hebben in de OR.

2.4.

Eind 2018 heeft een procedure bij deze rechtbank plaatsgevonden, aanhangig gemaakt door destijds de locatiemanager van Kalorama en Kalorama tegen de OR. Deze procedure was het gevolg van een uitlegdiscussie met betrekking tot het OR Reglement en de invulling van een vacante positie. Deze procedure en ook het hiertegen ingestelde hoger beroep, in welk hoger beroep Kalorama geen partij is geweest, is in het voordeel van de OR beslecht.

2.5.

Op 26 mei 2020 is door de leden van de OR unaniem besloten dat [verwerende partij/verzoekende partij] niet langer voorzitter van de OR zou zijn. Namens de bestuurder is door de voormalig bestuurssecretaris bij e-mailbericht van 27 mei 2020 aan [verwerende partij/verzoekende partij] geschreven:

“(…)

Gisteren 26 mei ’20 informeerde de ondernemingsraad mij mondeling dat in de vergadering van de ondernemingsraad van 26 mei 2020 na stemming is besloten dat jij niet langer voorzitter bent van de ondernemingsraad. Het besluit van de ondernemingsraad respecteer ik.

Deze verandering heeft ook gevolgen voor het aantal uren dat je kunt inzetten voor de ondernemingsraad. Vanaf 1 juni 2020 zal het aantal uren hiervoor worden teruggebracht naar het aantal uren die ieder ondernemingsraadslid beschikbaar heeft voor ondernemingsraadswerk.

(…)”

2.6.

Doordat [verwerende partij/verzoekende partij] niet langer voorzitter van de OR mocht zijn, maakte zij ook geen deel meer uit van het dagelijks bestuur van de OR en zou zijn geen toegang meer moeten hebben tot de OR Kalorama mailbox. Deze regeling over informatiedeling is in 2006, toen [verwerende partij/verzoekende partij] bestuurder van de OR was, vastgesteld.

2.7.

Uit een in opdracht van Kalorama door [naam Bedrijfsrecherche] (verder: [naam Bedrijfsrecherche] ) opgesteld rapport van 6 mei 2021 (productie 33 bij verzoekschrift) blijkt dat [verwerende partij/verzoekende partij] na 26 mei 2020 nog gebruik heeft gemaakt van het hiervoor bedoelde e-mailaccount, te weten op 4 juli 2020, 17 oktober 2020 en 29 oktober 2020. Zowel op 4 juli 2020 als op 29 oktober 2020 heeft [verwerende partij/verzoekende partij] e-mailberichten die zich in de e-mailpostbus van de OR bevonden doorgestuurd naar een privé e-mailadres. Op 17 oktober 2020 heeft zij een bericht ter verzending klaargezet. Desgevraagd heeft [verwerende partij/verzoekende partij] aan [naam Bedrijfsrecherche] verklaard: “Ik was mij er niet van bewust dat ik geen toegang meer mocht tot de mailbox OR nadat zij geen voorzitter meer was. Ik had toegang, dus daar heb ik gebruik van gemaakt. U vraagt of ik snap dat er een onderzoek is ingesteld. Nee. Nee, ik wist niet dat ik geen toegang mocht hebben. Ik ben er niet op aangesproken. Ik snap het niet. Er is nooit met een woord over gesproken met mij.” en ook: “Zolang ik toegang had tot de mailbox van de OR, heb ik daar gebruik van gemaakt.” Per e-mailbericht van 19 april 2021 heeft [verwerende partij/verzoekende partij] nog aan haar verklaring toegevoegd: “Toen ik geen toegang meer had heb ik dit kenbaar gemaakt als zijnde een knelpunt binnen mijn OR-taak. Ik heb niet nadat ik geen toegang meer had, me op onrechtmatige wijze toegang verschaft.”. Op een vraag van [naam Bedrijfsrecherche] of [verwerende partij/verzoekende partij] wellicht e-mailberichten vanuit de e-mailpostbus van de OR heeft verwijderd heeft zij ontkennend geantwoord. [naam Bedrijfsrecherche] is in haar rapport niet tot een andersluidende conclusie gekomen.

2.8.

Op 7 juni 2021 heeft de voormalig bestuurssecretaris het rapport van [naam Bedrijfsrecherche] , met bijlagen, via e-mailbericht aan [verwerende partij/verzoekende partij] gezonden, teneinde hierover op 10 juni 2021 met haar te spreken. [verwerende partij/verzoekende partij] heeft zich voor dit overleg afgemeld en meegedeeld op 28 juni 2021 daarvoor beschikbaar te zijn. De voormalig bestuurssecretaris heeft er bij e-mailbericht van 9 juni 2021 bij [verwerende partij/verzoekende partij] op aangedrongen toch op de afspraak te verschijnen, omdat de conclusies in het rapport van [naam Bedrijfsrecherche] dermate verontrustend zijn dat hij deze op korte termijn met haar wil bespreken. De datum van 28 juni 2021 is voor hem onacceptabel. [verwerende partij/verzoekende partij] heeft hierop bij e-mailbericht van dezelfde datum gereageerd met onder meer de mededeling dat zij niet kan, dat zij het stuk afgelopen maandag heeft ontvangen en het op zijn minst wil kunnen lezen, alsmede dat zij door alles was haar de afgelopen periode binnen Kalorama is overkomen, niet in staat is om überhaupt op de genoemde termijn een gesprek aan te gaan.

2.9.

Na een dringende oproep van Kalorama om toch te komen op het gesprek en de daarop nog gevoerde e-mailcorrespondentie is [verwerende partij/verzoekende partij] op het gesprek van 11 juni 2021 verschenen. De voormalig bestuurssecretaris heeft dit gesprek bij een bij het e-mailbericht van dezelfde datum gevoegd verslag aan [verwerende partij/verzoekende partij] bevestigd (laatste bladzijde bij productie 39 bij verzoekschrift). In het e-mailbericht is verder aan [verwerende partij/verzoekende partij] bericht:

“(…)

Op vrijdag 11 juni 2021 (…) hebben wij elkaar gesproken. Van dat gesprek is een kort verslag opgemaakt, dat ik je in de bijlage hierbij toestuur. Graag verneem ik van jou eventuele op- en aanmerkingen bij dit verslag. Wil je mij dut uiterlijk vóór woensdag 16 juni 2021 per e-mail laten weten. Heb ik voor die datum van jou geen reactie op het verslag ontvangen, dan ga ik er vanuit dat de inhoud correct is.

(…)

Helaas is een dialoog niet tot stand gekomen omdat je nergens op wilde reageren. Ik betreur deze opstelling.

Ik heb je genoemd dat de bevindingen in het rapport van [naam Bedrijfsrecherche] door ons als zeer zorgelijk zijn ervaren. Jouw gedrag heeft hier een zeer groot en belangrijk aandeel in. Maar ook jouw reactie nádat je het onderzoeksrapport heb ontvangen (kantonrechter: [verwerende partij/verzoekende partij] had dit doorgestuurd naar de voltallige OR) vinden wij eveneens buitengewoon zorgelijk en niet acceptabel. We moeten tegelijkertijd constateren dat dit gedrag niet op zichzelf staat. We hebben inmiddels al over een langere periode en in verschillende, uiteenlopende situaties ervaren dat jouw opstelling naar onze organisatie, jouw collega’s en het bestuur getuigen van weinig tot geen transparantie, begrip, vertrouwen en/of respect naar de ander. Dit is onze waarneming, wij begrijpen dat jij dit ongetwijfeld anders zult zien. Hierover hoeven we het niet eens te worden. Wij constateren echter dat jouw gedrag – bewust of onbewust – een bepaalde uitwerking heeft die voor ons niet langer acceptabel is.

In het gesprek hebben we jou dan ook voorgehouden dat wij geen basis meer zien om de samenwerking voort te zetten. Jouw initiële reactie om het gesprek met mij uit de weg te gaan omdat jij van mening bent dat er niks verkeerd is gegaan, is hierbij voor ons de laatste druppel geweest. We hadden graag de mogelijkheid besproken van een vrijstelling van werk, echter je wenste in het gesprek alleen te luisteren en nu nergens op te reageren.

Tijdens het gesprek van vanmorgen heb ik je daarom reeds mondeling medegedeeld dat je met ingang van vandaag (…) geschorst bent om zodanige ernstige redenen dat voortzetting van de werkzaamheden naar ons oordeel niet langer verantwoord is. uiteraard houd jij tijdens de schorsing aanspraak op salaris. Je hebt tijdens de schorsing geen toegang meer tot de locaties van Kalorama.

Je wordt begin volgende week nader geïnformeerd over een afspraak om met jou het vervolg te bespreken. Dit zal een afspraak zijn in aanwezigheid van onze advocaat, jij kunt uiteraard ook een jurist meenemen. Indien je eerder al op de schorsing wilt reageren, dan staat jou dat geheel vrij.

Jouw afwezigheid en de redenen hiervoor zullen door ons nu niet actief in de organisatie worden gedeeld. Wij vertrouwen er op dat jij je ook terughoudend zult opstellen en geen mededelingen zult doen, actief of passief.

(…)”

2.10.

Bij e-mailbericht van 15 juni 2021 heeft [verwerende partij/verzoekende partij] aan de voormalig bestuurssecretaris meegedeeld dat zij de schorsing niet accepteert en dat zij haar werkzaamheden van doofblindenbegeleider na haar vakantie gewoon wil voortzetten. Zij verzoekt verder haar toegang te geven tot haar Kalorama-account. [verwerende partij/verzoekende partij] heeft verder aangegeven dat zij op basis van de uitnodiging op 12 mei 2021 voor de afspraak op 11 juni 2021 ervan is uitgegaan dat het gesprek zou gaan over de informatie van [naam Bedrijfsrecherche] die zij op dat moment in haar bezit had en dat zij toen niet kon weten dat het zou gaan over het eerst op 7 juni 2021 door haar ontvangen rapport met 44 bijlagen. [verwerende partij/verzoekende partij] merkt verder op dat zij contact heeft opgenomen met “organen binnen Kalorama die in dit soort situaties te benaderen zijn”, dat zij op basis van het advies gehoor heeft gegeven aan de oproep om op 11 juni 2021 te verschijnen en dat zij voorafgaand aan het gesprek heeft meegedeeld dat zij was gekomen om te luisteren. Zij benadrukt dat zij tijdens het gesprek opnieuw heeft laten weten dat zij op dat moment niet kon reageren, omdat zij onvoldoende tijd had gehad het rapport van [naam Bedrijfsrecherche] met bijlagen te lezen en zij zich onder druk gezet voelde. Tot slot heeft zij meegedeeld dat zij op een later moment nader zal reageren, maar dat dit, gezien de gegunde reactietermijn en haar vakantie tot 1 juli 2021 op dat moment redelijkerwijs niet mogelijk is.

2.11.

Op 5 juli 2021 heeft uiteindelijk een vervolggesprek plaatsgevonden tussen Kalorama en [verwerende partij/verzoekende partij] , waarbij ook de advocaat van [verwerende partij/verzoekende partij] aanwezig was. Tijdens dat gesprek heeft Kalorama meegedeeld de schorsing te zullen handhaven en heeft zij bevestigd de arbeidsovereenkomst met [verwerende partij/verzoekende partij] te willen beëindigen.

3 Het verzoek en het verweer

3.1.

Kalorama verzoekt de kantonrechter bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:

a. de met [verwerende partij/verzoekende partij] bestaande arbeidsovereenkomst op de kortst mogelijke termijn te ontbinden op de in art. 7:669 lid 3 sub d. (disfunctioneren), e. (verwijtbaar handelen of nalaten), g. (verstoorde verhoudingen) en i. (cumulatiegrond) BW bepaalde gronden;

b. bij het bepalen van de datum van ontbinding rekening te houden met de periode gelegen tussen de indiening en ontvangst van het verzoekschrift en de dagtekening van de beschikking;

c. [verwerende partij/verzoekende partij] zal veroordelen in de proceskosten.

3.2.

Kalorama baseert haar verzoek, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, op de uitvoerig in het verzoekschrift gememoreerde voorbeelden en de volgende – zakelijk weergegeven – stellingen.

Zij stelt voorop dat haar verzoek zich niet richt op, respectievelijk zij [verwerende partij/verzoekende partij] geen verwijt maakt op het gebied van haar functioneren als doofblindenbegeleider c.q. haar inzet richting de bewoners van Kalorama.

Het zijn de bevindingen uit het rapport [naam Bedrijfsrecherche] , waaruit het onrechtmatig gebruik van het e-mailaccount van de OR door [verwerende partij/verzoekende partij] volgt en de reactie daarop van [verwerende partij/verzoekende partij] , wat voor Kalorama de spreekwoordelijke druppel is geweest die tot het indienen van het verzoek heeft geleid. Er is geen enkel vertrouwen meer in een vruchtbare samenwerking tussen partijen en bij Kalorama ontbreekt zelfs een beetje hoop dat [verwerende partij/verzoekende partij] zich wil conformeren aan de binnen Kalorama gehanteerde kernwaarden van vertrouwen en verbinding of zelfreflectie en eigenaarschap. Kalorama voert verder aan dat zij al vele jaren behoorlijk veel weerstand en tegenstand in een bijna continue aanhoudende negatieve en wantrouwende grondhouding bij [verwerende partij/verzoekende partij] ervaart, die zich uit in het zich sterk formalistisch opstellen en het geen oog lijken te hebben voor veranderingen en ontwikkelingen binnen de organisatie. [verwerende partij/verzoekende partij] redeneert volgens Kalorama enkel vanuit haar beleving en opvatting, is niet open of transparant in haar handelen en is bovenal niet altijd eerlijk. Zij is selectief in de informatie die zij binnen en buiten Kalorama deelt en stelt in essentie daarbij haar persoonlijk belang voorop in plaats van het belang van de organisatie als geheel. Daarbij lijkt zij zich niet te kunnen of willen verplaatsen in de positie van de ander. Deze houding en dat gedrag hebben een negatief effect op anderen die zich hierdoor onveilig voelen. De onderlinge verhoudingen en samenwerking in de organisatie wordt als gevolg van de door [verwerende partij/verzoekende partij] gecreëerde tweespalt negatief beïnvloed. Kalorama heeft gepoogd [verwerende partij/verzoekende partij] hierop aan te spreken, maar dit heeft geen merkbaar effect gehad.

Door het gedrag van [verwerende partij/verzoekende partij] is haar relatie met collega’s binnen Kalorama, de relatie tot het MT en de bestuurder, en zelfs de relatie met de Raad van Toezicht en de relatie die externen met de organisatie hebben, onder druk gezet. Aldus is in brede zin een ernstig en onherstelbaar verstoorde verhouding ontstaan.

3.3.

Kalorama voert verder aan dat, hoewel op zich sprake is van een opzegverbod in de zin van artikel 7:670 lid 4 sub a BW, haar verzoek geen verband houdt met het lidmaatschap van [verwerende partij/verzoekende partij] van de OR. Kalorama voegt daaraan toe dat zij een onderscheid maakt tussen inhoud en gedrag, waarbij met inhoud wordt bedoeld de medezeggenschaps-rechtelijk inhoudelijke onderwerpen en met gedrag dat wat [verwerende partij/verzoekende partij] laat zien in haar opstelling richting de organisatie, haar manier van communiceren. Daarbij is, aldus Kalorama, een ongezonde, vergaande mate van vereenzelviging bij [verwerende partij/verzoekende partij] zichtbaar tussen haar rol als OR lid en haar persoonlijk.

Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft Kalorama hier nog aan toegevoegd dat [verwerende partij/verzoekende partij] haar optreden telkens plaatst onder de noemer van haar OR-lidmaatschap, waarin zij haar bescherming zoekt, maar dat zij zaken door haar eigen opstelling persoonlijk maakt. Daarmee plaatst zij zich buiten haar rol als OR lid.

Kalorama voert ook nog aan dat zij en ook derden [verwerende partij/verzoekende partij] herhaaldelijk op haar gedrag hebben aangesproken, maar hebben moeten ervaren dat [verwerende partij/verzoekende partij] zich niet laat aanspreken. Ter onderbouwing daarvan wijst Kalorama onder meer op de door haar bij de hiervoor onder “De procedure” genoemde brief van 28 september 2021 gevoegde verklaringen (producties 50, 51, 53, 54 en 55).

3.4.

[verwerende partij/verzoekende partij] voert gemotiveerd verweer dat – beknopt weergegeven – er primair op neerkomt dat het verzoek moet worden afgewezen, omdat dit verband houdt met een opzegverbod en Kalorama niet heeft aangetoond dat sprake is van een of meerdere redelijke gronden die een ontbinding van de arbeidsovereenkomst kunnen rechtvaardigen.

Anders dan Kalorama beweert is er geen sprake van disfunctioneren en/of een onherstelbaar verstoorde arbeidsverhouding. [verwerende partij/verzoekende partij] kan haar werkzaamheden als doofblindenbegeleider in de nachtdienst normaal voorzetten.

[verwerende partij/verzoekende partij] geeft in het verweerschrift haar lezing van de door Kalorama ter onderbouwing van haar verzoek in het verzoekschrift genoemde voorbeelden en wijst erop dat bijna al deze voorbeelden en verwijten (in)direct verband houden met [verwerende partij/verzoekende partij] ’ OR-lidmaatschap respectievelijk medezeggenschapsactiviteiten, welke terug zijn te voeren op een moeizame werkrelatie tussen Kalorama en de OR. Kalorama lijkt onvoldoende begrip voor en kennis van de positie van de medezeggenschap binnen de organisatie te hebben, terwijl Kalorama in dat kader een zorgplicht heeft als ondernemer/bestuurder en gesprekspartner van de OR. Anders dan Kalorama meent, heeft zij nooit de moeite genomen dit op te lossen en is zij telkens de strijd met de OR en met [verwerende partij/verzoekende partij] persoonlijk aangegaan. Hierdoor is de relatie tussen de bestuurder en [verwerende partij/verzoekende partij] als OR-lid steeds verder onder druk komen te staan.

[verwerende partij/verzoekende partij] benadrukt dat Kalorama haar nooit (concreet) heeft aangesproken op haar in het verzoekschrift verweten gedrag en dat er nooit afspraken zijn gemaakt voor een kennelijk door Kalorama gewenste verbetering.

3.5.

Voor het geval de kantonrechter zou oordelen dat het opzegverbod niet van toepassing is en de arbeidsovereenkomst worden ontbonden, betwist [verwerende partij/verzoekende partij] dat er sprake is van een van de door Kalorama daartoe aan haar verzoek ten grondslag gelegde gronden en maakt zij aanspraak op een billijke vergoeding.

Kalorama heeft, zoals gezegd, eerst in het kader van de schorsing en de aankondiging van de gewenste beëindiging van de arbeidsovereenkomst met [verwerende partij/verzoekende partij] over haar functioneren en gedrag (als OR-lid) gesproken, maar heeft haar nooit in de gelegenheid gesteld om dit te verbeteren, noch is haar daarbij door Kalorama begeleiding aangeboden. Evenmin is [verwerende partij/verzoekende partij] in dat kader een (laatste) waarschuwing gegeven. Zij is met onmiddellijke ingang geschorst.

3.6.

Van ernstig verwijtbaar handelen van [verwerende partij/verzoekende partij] is geen sprake geweest. Kalorama heeft deze grondslag van haar verzoek niet of nauwelijks met schriftelijke stukken onderbouwd, noch heeft zij [verwerende partij/verzoekende partij] daarop eerder aangesproken en/of gewaarschuwd. [verwerende partij/verzoekende partij] benadrukt dat het incident met de e-mailbox van de OR, waarvan Kalorama stelt dat dit de druppel was die voor haar de emmer heeft doen overlopen, een kwestie betrof die in eerste instantie binnen de OR moest worden opgelost. Hiertoe is geen poging gedaan en Kalorama heeft de OR daar ook niet op gewezen. Veeleer is er daarom sprake van verwijtbaar handelen door Kalorama. Overigens is het niet juist dat andere OR-leden geen toegang tot de mailbox van de OR mochten hebben, maar is in het verleden uit praktische overwegingen besloten dat alleen het DB van de OR toegang had. De in de mailbox binnenkomende berichten zijn immers gericht aan de OR.

3.7.

[verwerende partij/verzoekende partij] is verder van mening dat Kalorama de gestelde verstoorde arbeidsverhouding onvoldoende heeft onderbouwd c.q. aannemelijk heeft gemaakt en aangevoerd dat daarvan ook geen sprake is.

Voor de omstandigheid dat de verhouding tussen [verwerende partij/verzoekende partij] en de bestuurder is verslechterd kent de WOR de zogenaamde art. 13 procedure. Dit geldt ook, naast het voeren van een goed gesprek en het maken van duidelijke afspraken, met betrekking tot de vermeende vertrouwensbreuk tussen een aantal OR-leden en [verwerende partij/verzoekende partij] . Daarnaast geldt dat de wel door Kalorama genoemde voorbeelden van miscommunicatie en eigenaarschap niet zodanig ernstig zijn dat deze als ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsrelatie kwalificeren. [verwerende partij/verzoekende partij] wijst erop dat een en ander ook niet heeft geleid tot (langdurige) conflicten en nadelige gevolgen voor de organisatie.

Verder betwist [verwerende partij/verzoekende partij] dat de tussen haar en andere collega’s bestaande arbeidsverhouding ernstig en duurzaam is verstoord. Kalorama had dat minst genomen aannemelijk moeten maken en ook dat zij er alles aan gedaan heeft om de (beweerde) samenwerkingsproblemen op te lossen.

Tot slot voert [verwerende partij/verzoekende partij] aan dat, nu er geen sprake is van de in art. art. 7:669 lid 3 sub d., e. en g. BW genoemde gronden, er evenmin sprake kan zijn van een combinatie van omstandigheden als bedoeld in de in genoemd artikel bedoelde i.-grond.

4 Het zelfstandig tegenverzoek en het verweer

5 De beoordeling van het verzoek van Kalorama

6 De beoordeling van het zelfstandig tegenverzoek van [verwerende partij/verzoekende partij]

7 De beslissing