Home

Rechtbank Gelderland, 25-10-2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:5536, 05/720119-17

Rechtbank Gelderland, 25-10-2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:5536, 05/720119-17

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
25 oktober 2017
Datum publicatie
25 oktober 2017
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2017:5536
Zaaknummer
05/720119-17

Inhoudsindicatie

Veroordelingen door de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, voor twee 20-jarige mannen uit Tiel. De ene man is veroordeeld wegens het plegen van een overval in 2015 tot twaalf maanden jeugddetentie waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De andere man is wegens medeplichtigheid aan deze overval veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 360 dagen waarvan 254 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar en een werkstraf voor de duur van 240 uur. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf zijn bijzondere voorwaarden verbonden, waaronder begeleiding door het Leger des Heils, een behandelverplichting en een contactverbod met medeverdachten en slachtoffers. Beide mannen moeten schadevergoeding betalen aan de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht

Zittingsplaats Arnhem

Parketnummer : 05/720119-17

Datum uitspraak : 25 oktober 2017

Tegenspraak

vonnis van de meervoudige kamer

in de zaak van

de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland

tegen

[verdachte]

geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1] .

raadsman: mr. M.M.J. Nuijten, advocaat te Haarlem.

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 oktober 2017.

1. De inhoud van de tenlastelegging 1

Aan verdachte wordt verweten dat hij samen met anderen of alleen op 25 september 2015 de [naam winkel] in Tiel heeft overvallen.

2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs 2

De feiten

Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.

Op 25 september 2015 is tussen 20:07 en 20:20 uur de [naam winkel] aan de [adres 2] overvallen. De winkel werd om 20:00 uur afgesloten door [naam 1] . Op dat moment waren er geen klanten meer in de winkel aanwezig. Met een moker werd een gat in de ruit van het kantoor geslagen. De twee mannen gingen de winkel in. Zij hadden een grote sporttas bij zich. Deze tas werd gevuld met geld, waaronder € 6.600 uit de kluis, bestaande uit rollen muntgeld en biljetten. Verder is € 12.340 afkomstig van de twee geldcassettes van de pinautomaat uit de [naam winkel] weggenomen. Deze tas met geld werd aan de derde man buiten overhandigd. Vervolgens zijn de andere twee mannen door het gat naar buiten gevlucht en zijn ze met zijn drieën richting de [straatnaam 1] gerend. De drie mannen droegen tijdens de overval allen gezicht bedekkende kleding.3

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gesteld dat bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan van diefstal met geweld.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij de overval dan wel dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. Het is niet duidelijk wie welke handeling in de [naam winkel] heeft verricht en wie er in de auto van medeverdachte [medeverdachte 1] heeft gezeten. De raadsman heeft daarbij gewezen op verklaringen van een aanwezige politieagent en een getuige die beiden zeggen dat de overvaller die in de auto stapt bij medeverdachte [medeverdachte 1] , een donkere respectievelijk getinte huidskleur heeft. Nu verdachte geen donkere of getinte huidskleur heeft, dient hij van het tenlastegelegde feit te worden vrijgesproken.

Beoordeling door de rechtbank

[naam 2] heeft verklaard dat hij zich in het kantoor bevond en ineens gebonk hoorde. Vervolgens spatte het glas rond en ontstond er een gat in het raam. Het gat werd steeds groter.4

[naam 1] heeft verklaard dat zij zag dat een man met een grote hamer tegen de ruit sloeg en zag

dat er twee mannen door het gat naar binnen kwamen.5

[naam 2] heeft verklaard dat hij vervolgens twee personen hoorde schreeuwen: “liggen, op de grond”. Hij ging op de grond liggen en zag dat ook [naam 1] op de grond lag. Er liep vervolgens een man naar hem toe. Deze man richtte op ongeveer 25 tot 30 centimeter afstand een zwart pistool op zijn ogen. Er kwam daarna een tweede persoon bij die zei: “meenemen naar kantoor”, waarop de eerste man – die het pistool op hem richtte – zei: “meekomen”. [naam 2] stond op en liep in de richting van het kantoor. De eerste man die het pistool op hem richtte liep achter hem. Het wapen werd met kracht in zijn rug geduwd. In het kantoor werd er geroepen: “kluis open, kluis open”. [naam 2] opende de kluis, waarna er werd geroepen: “op de grond, op de grond” en toen hij op de grond lag: “waar is het grote geld, waar is het grote geld”.6 Zoals hiervoor – bij de feiten – vermeld, is vervolgens de tas door een van de overvallers met geld gevuld, aan de derde persoon buiten gegeven en zijn de drie mannen met de tas met geld ten slotte weggerend.

[naam 3] bevestigt de verklaring van [naam 2] . Zij heeft verklaard dat er twee mannen vanuit het kantoor de winkel binnenkwamen. De eerste man had een zwart vuurwapen in zijn hand en wees daarmee naar haar, [naam 2] en [naam 1] . Daarbij zei hij “liggen, liggen”. Deze persoon liep vervolgens achter [naam 2] naar het kantoor aan en riep “kluis open maken”.7

De bovenstaande verklaringen vinden verder steun in de camerabeelden.

Op de camerabeelden is te zien dat om 20:09:25 uur er grote stukken glas met grote snelheid door het kantoortje vliegen. De eerste van de overvallers stapt door het gat van de ingeslagen ruit naar binnen. Deze persoon heeft een pistool in zijn rechterhand. De tweede overvaller stapt ook door het gat naar binnen. Om 20:10:19 uur is op de beelden verder te zien dat aangever (rechtbank: [naam 2] ) door de eerste overvaller het kantoortje wordt ingeduwd. Daarbij richt de eerste overvaller het pistool op de rug van [naam 2] . [naam 2] maakt de kluis open, terwijl de eerste overvaller tijdens het openen van de kluis het pistool op zijn hoofd richt. Om 20:10:22 uur komt de tweede overvaller met de sporttas het kantoor binnen en haalt een pistool uit zijn zak. Dan roept de eerste overvaller iets tegen aangever en richt daarbij opnieuw het pistool op aangever. Zowel de eerste als de tweede overvaller richten hun pistool op [naam 2] . De eerste overvaller duwt vervolgens [naam 2] weg en maakt de kluisdeur verder open. De tweede overvaller richt het pistool weer op [naam 2] en gebaart dat hij op de grond moet gaan liggen. Hij richt het pistool op het hoofd van [naam 2] . Om 20:10:43 uur duwt de derde overvaller [naam 2] daarbij nog met een hand in de rug om hem sneller te dwingen te gaan liggen. Vervolgens plaatst de tweede overvaller de zwarte sporttas op de stoel en haalt de eerste overvaller pakketten met onder meer muntrolletjes uit de kluis en doet deze in de tas. De tweede overvaller houdt de tas open. Een van de koffertjes die door aangever eerder het kantoor was binnengebracht ligt in de tas. Om 20:11:01 uur stappen de overvallers door het gat naar buiten.8

De identiteit van de overvaller(s)

De verbalisant [verbalisant] zag ten tijde van de overval bij de personeelsuitgang op de [straatnaam 1] in Tiel twee werknemers van de [naam winkel] hevig naar hem zwaaien. Deze werknemers vertelden hem dat er drie personen de ruit van de winkel hadden ingegooid en dat de winkel werd overvallen. Op dat moment zag de verbalisant dat er drie personen op de [straatnaam 1] vanuit het steegje langs de vijver naast de [naam winkel] voor zijn auto langs kwamen rennen. Zij hadden allen hun gezicht bedekt. Ze keken alle drie naar zijn dienstauto en renden weg naar de [straatnaam 2] . De verbalisant verloor de personen vervolgens drie tot vijf seconden uit het oog, maar zag daarna direct weer dezelfde drie personen – die hij herkende aan hun signalement – verder rennen. Eén van de personen rende voor de andere twee uit. De andere twee personen hadden een grote zwarte tas in hun handen. Deze tas lieten zij ter hoogte van de flat op de [straatnaam 2] vallen. In ieder geval één of twee van de personen die voorop renden, is in een donkerkleurige [automerk 1] gestapt en met gedoofde lichten weggereden. De verbalisant heeft één van deze drie personen, zijnde medeverdachte [medeverdachte 2] , om 20:15 uur kunnen aanhouden.9

De getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij omstreeks 20:15 uur iemand zijn kant op zag rennen. Hij hoorde ineens iemand roepen: “Politie, staan blijven!”. Hij zag op het bruggetje nog iemand rennen met een politieagent achter hem aan. De eerste jongen stapte in een zwarte of donkerblauwe [automerk 1] , aan de bijrijderskant. In de auto zat al een bestuurder. Het kenteken van de auto was [kenteken 1] .10 Volgens [getuige 1] was het kenteken te nieuw voor het bouwjaar van de auto. Aan [getuige 1] wordt een foto van de inbeslaggenomen [automerk 1] met kenteken [kenteken 2] getoond, waarop [getuige 1] verklaart dat, dat de auto was die hij op 25 september 2015 heeft zien wegrijden.11

Op 25 september 2015 tussen 10:50 uur en 16:35 uur zijn de kentekenplaten met kenteken [kenteken 1] weggenomen.12

Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij een dag voor de overval door medeverdachte [medeverdachte 2] is aangesproken. [medeverdachte 1] moest met zijn auto op een door [medeverdachte 2] aangewezen plek gaan staan. Volgens afspraak is [medeverdachte 1] even voor 20:00 uur op die plek gaan staan en wachtte tot [medeverdachte 2] zou komen. Op een gegeven moment hoorde [medeverdachte 1] sirenes en zag drie mannen zijn richting op komen rennen vanuit de richting van het winkelcentrum. [medeverdachte 1] hoorde twee schoten en zag een politieauto achter de mannen aangaan. De eerste man stapte bij [medeverdachte 1] in de auto. De man had iets over zijn hoofd. Hij droeg een jas met wit en zwart van dunne gladde stof en een spijkerbroek. [medeverdachte 1] is weggereden. Ter hoogte van [naam 4] raakte [medeverdachte 1] een verhoging en kreeg hierdoor een klapband. De persoon naast [medeverdachte 1] is uit de auto gesprongen. Deze persoon had een handschoen uitgedaan, die is achtergebleven op de bijrijdersstoel in de auto van [medeverdachte 1] . Deze persoon heeft de valse kentekenplaten van de auto gehaald en daarmee weggerend.13

Op de zitting van de bijrijdersstoel lag een grijs met zwarte werkhandschoen van het merk [merk] . DNA uit deze handschoen is veiliggesteld en gewaarmerkt ( [nummer 1] ).14 Van de [naam winkel] te Tiel is een ruit ingeslagen. Glas van de ingeslagen ruit is veiliggesteld en gewaarmerkt (onder andere [nummer 2] ).15 In het stofmonster van de handschoen ( [nummer 1] ) zijn honderden op glas lijkende deeltjes aangetroffen. Tenminste zes van de tien onderzochte glasdeeltjes ( [nummer 1] ) komen overeen met het referentieglas ( [nummer 2] ).16 Uit het DNA-onderzoek komt naar voren dat het spoor met [nummer 1] van verdachte is en minimaal drie (onbekende) personen.17

De getuige [getuige 2] heeft verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 1] hem heeft verteld dat [medeverdachte 1] heeft gereden bij de overval op de [naam winkel] . Er waren nog drie anderen bij betrokken. De tas met de buit kregen zij niet mee, want die was te zwaar. De anderen drie die erbij betrokken waren, waren [verdachte] , familie van [medeverdachte 1] , [naam 5] , die veel tatoeages heeft en [naam 6] . Zij hadden afgesproken met zijn allen te vluchten maar iedereen rende de verkeerde kant uit.18

De getuige [getuige 3] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] haar heeft verteld dat de auto van [medeverdachte 1] is gebruikt voor de overval op de [naam winkel] in Tiel. [medeverdachte 1] reed in de [automerk 1] en heeft verderop gestaan. De rest, [verdachte] , [naam 6] en [naam 5] waren op dat moment weg. [medeverdachte 1] heeft gewacht tot de rest terugkwam en toen hoorde hij twee kogels van vermoedelijk de politie. Daarna kwam [verdachte] aangerend en die is bij [medeverdachte 1] ingestapt. Hierna zijn zij weggereden.19 Naar oordeel van de rechtbank is de verklaring van de getuige [getuige 3] betrouwbaar. De verklaring is gedetailleerd en bevat daderwetenschap. De rechtbank heeft – mede gelet op het verloop van het verhoor, zoals blijkt uit de verbatim uitwerking – geen reden om aan te nemen dat de getuige [getuige 3] door de politie onder druk is gezet of dat er woorden in haar mond zijn gelegd. De verklaring van de getuige [getuige 3] wordt dan ook gebezigd tot het bewijs.

Gelet op al het voorgaande en in het bijzonder, de omstandigheid dat de getuige [getuige 3] van medeverdachte [medeverdachte 1] heeft gehoord dat verdachte niet alleen één van de overvallers is geweest, maar ook de persoon is die bij [medeverdachte 1] in de auto is gestapt en dat op de bijrijdersstoel, waar één van de overvallers een handschoen heeft achtergelaten, waar niet alleen het DNA van verdachte in is aangetroffen maar ook glasdeeltjes van een ruit van de [naam winkel] , in onderlinge samenhang bezien, vindt de rechtbank bewezen dat verdachte een van de overvallers is geweest.

De rechtbank gaat voorbij aan de waarnemingen van de politieagent en de getuige die verklaard hebben dat de persoon die bij medeverdachte [medeverdachte 1] in de auto stapt een donkere of getinte huidskleur zou hebben. Deze waarnemingen zijn gedaan in een gespannen, hectische situatie en terwijl het donker was. Algemeen bekend is dat getuigen in dat soort situaties niet steeds nauwkeurig waarnemen. Bovendien is het maar zeer de vraag of de huidskleur van de persoon die bij [medeverdachte 1] in de auto stapte überhaupt zichtbaar was, nu andere getuigen verklaren dat de overvallers bivakmutsen droegen.

De rechtbank kan op grond van de bewijsmiddelen niet vaststellen of verdachte één van de overvallers geweest is die de [naam winkel] zijn binnengegaan, geweld hebben gebruikt en met op pistolen gelijkende voorwerpen hebben gedreigd, of dat hij degene is geweest die met een moker een gat in de ruit van het kantoor heeft geslagen. Dit is ook niet van belang. Er was sprake van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking tussen de daders, dat het niet uitmaakt wat verdachte heeft gedaan. Samen hebben zij de [naam winkel] met veel geweld overvallen.

3 Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:

hij op of omstreeks 25 september 2015 te Tiel tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee/een geldcassette(s) en/of geld ((ongeveer) 6600 Euro en/of (ongeveer)

12340 Euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam winkel] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam 2] en/of tegen [naam 1] en/of [naam 3] en/of tegen een of meer andere personeelsleden van die [naam winkel] (gevestigd in perceel [adres 2] ) gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s),

- een raam van (de kantoorruimte van) voornoemd pand met een moker/ hamer, althans met een daarop gelijkend (hard) voorwerp heeft/hebben ingeslagen en/of ingegooid en/of

- tegen dat raam heeft/hebben geschopt/getrapten/of

- via het aldus ontstane gat met (een) bivakmuts(en) over het gezicht en/of (een) muts(en) en/of sjaal(s) over het hoofd/gezicht, althans met gezichtsverhullende kleding en/of met een of meer pisto(o)l(en), althans met (een) vuurwapen(s), althans met een of meer op vuurwapen(s) gelijkende voorwerp(en) dat pand heeft/hebben betreden en/of

- dat/die op pisto(o)l(en), althans vuurwapen(s), althans daarop gelijkende voorwerp(en) tegen die [naam 2] en/of op/tegen [naam 1] en/of op/tegen [naam 3] en/of op/tegen een of meer andere aanwezige personeelsleden heeft/hebben gericht en/of gericht heeft/hebben gehouden en/of heeft/hebben geroepen: "Liggen, op de grond." en/of

- op korte afstand (terwijl die [naam 2] op de grond ligt) een pistool, althans een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op de ogen/het gezicht van die [naam 2] heeft gericht en/of gericht heeft gehouden en/of

- (zakelijk weergegeven) tegen die [naam 2] - heeft/hebben geroepen/gezegd "Meenemen, naar kantoor" en/of "Meekomen" en/of

- die [naam 2] heeft/hebben meegetrokken naar het kantoor, althans heeft/hebben gedwongen naar het kantoor te lopen en/of die [naam 2] op korte afstand is/zijn gevolgd en/of

- tegen die [naam 2] (op dwingende/gebiedende toon) heeft/hebben geroepen (zakelijk weergegeven): "Kluis open, kluis open" en/of "Waar is het grote geld?" en/of (daarbij) een of meer op pisto(o)l(en), althans vuurwapen(s), althans daarop gelijkende voorwerpen op die [naam 2] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden, en/of in de richting van die [naam 2] gehouden en/of die [naam 2] daarmee gebaard (wederom) op de grond te gaan liggen.

Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.

Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4 De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:

Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

5 De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6 De strafbaarheid van de verdachte

7 Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

8 De toegepaste wettelijke bepalingen

9 De beslissing