Home

Rechtbank Dordrecht, 18-07-2008, ECLI:NL:RBDOR:2008:674 BD8587, AWB 07/718

Rechtbank Dordrecht, 18-07-2008, ECLI:NL:RBDOR:2008:674 BD8587, AWB 07/718

Gegevens

Instantie
Rechtbank Dordrecht
Datum uitspraak
18 juli 2008
Datum publicatie
24 juli 2008
ECLI
ECLI:NL:RBDOR:2008:BD8587
Zaaknummer
AWB 07/718

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft in het bestreden besluit de hoogte van het bedrag van de financiële tegemoetkoming in de kosten van een tweetal woningaanpassingen in het kader van de WVG, ten behoeve van het (destijds) vijfjarig meervoudig gehandicapt kind van eisers, definitief vastgesteld. Ten aanzien van enkele in geding zijnde kostenposten heeft verweerder een verdeelsleutel toegepast. In geschil is met name de vraag of verweerder terecht de verdeelsleutel heeft toegepast. Ten aanzien van de post 'elektra' is de rechtbank van oordeel dat de wijze van toepassing van de verdeelsleutel niet deugdelijk is gemotiveerd. Verder acht de rechtbank niet deugdelijk gemotiveerd waarom de kostenpost 'tekenwerk' door verweerder op een lager bedrag wordt geschat dan het door eisers opgevoerde bedrag. De rechtbank acht het beroep dan ook in zoverre gegrond en vernietigt het bestreden besluit in zoverre wegens strijd met artikel 7:12 van de Awb.

Beroep voor het overige ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT

Sector Bestuursrecht

procedurenummer: AWB 07/718

uitspraak van de meervoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken

inzake

[XXX],

wonende te [woonplaats], eisers,

gemachtigde: mr. P.D. Koren, Stichting Achmea Rechtsbijstand te Bilthoven,

tegen

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gorinchem, verweerder,

gemachtigden: mr. S.M. Conijnenberg, als advocaat in dienst bij de gemeente Gorinchem, M.H.E. Cats-Kwant en P. Prevo, beiden werkzaam als ambtenaar bij de gemeente Gorinchem.

1. Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft bij besluit van 26 februari 2007, kenmerk 4938/WVG/LLE, de financiële tegemoetkoming in de kosten van een tweetal woningaanpassingen in het kader van de Wet voorzieningen gehandicapten (hierna: WVG), ten behoeve van hun vijfjarige pleegdochter [YYY] (verder te noemen: [de dochter]), definitief vastgesteld op een totaalbedrag van € 81.996,29.

Tegen dit besluit hebben eisers bij brief van 12 maart 2007 bezwaar gemaakt bij verweerder.

Bij besluit van 27 juni 2007 heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.

Tegen dit besluit hebben eisers bij brief van 20 juli 2007 beroep ingesteld bij de rechtbank Dordrecht.

De zaak is op 15 januari 2008 ter zitting van een meervoudige kamer behandeld, waarbij eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder is verschenen bij gemachtigden.

De rechtbank heeft op grond van artikel 8:64, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) het onderzoek ter zitting geschorst en daarbij bepaald dat het vooronderzoek wordt hervat.

Na afloop van het hervatte vooronderzoek heeft de rechtbank - mede gelet op de daarvoor door partijen gegeven toestemming - aanleiding gezien om op grond van artikel 8:64, vijfde lid, van de Awb te bepalen dat de nadere zitting achterwege blijft. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

2. Overwegingen

2.1. Wettelijk kader

Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onder c, van de WVG wordt - voor zover hier van belang - in deze wet en de daarop berustende bepalingen verstaan onder woonvoorziening: elke voorziening die verband houdt met een maatregel die gericht is op het opheffen of verminderen van beperkingen die een gehandicapte bij het normale gebruik van zijn woonruimte ondervindt, met dien verstande dat bij ingrepen van bouwkundige of woontechnische aard in of aan de woonruimte slechts dan een voorziening als woonvoorziening wordt aangemerkt indien de voorziening gericht is op het opheffen of verminderen van ergonomische beperkingen.

Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de WVG draagt het college van burgemeester en wethouders zorg voor de verlening van woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen ten behoeve van de deelneming aan het maatschappelijk verkeer van in de gemeente woonachtige gehandicapten. De gemeenteraad stelt met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze wet daartoe regels vast bij verordening.

Ingevolge artikel 3 van de WVG biedt het college van burgemeester en wethouders verantwoorde voorzieningen aan. Onder verantwoorde voorzieningen wordt verstaan de voorzieningen die doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht worden verleend.

De in artikel 2, eerste lid, van de WVG genoemde verordening is de Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Gorinchem 2004, zoals vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Gorinchem op 26 augustus 2004 en in werking getreden met ingang van 1 september 2004 (hierna: de Verordening).

2.2. Standpunt verweerder

Verweerder heeft in het besluit van 27 juni 2007 de beslissing gehandhaafd, waarbij de financiële tegemoetkoming in de kosten van de woningaanpassing, betreffende de slaapkamer op de reeds bestaande aanbouw en de uitbreiding van de woonkamer, in het kader van de WVG definitief is vastgesteld op een totaalbedrag van € 81.996,21. Verweerder heeft daartoe overwogen dat door eisers gemaakte extra kosten, voor zover deze de toegekende financiële tegemoetkoming overstijgen, niet worden vergoed. Verweerder volgt hierin het advies van ing. F.G.H.M. van de Loo, als bouwkundig ergonomisch adviseur werkzaam bij Argonaut Advies BV, van 27 november 2006, ook met betrekking tot de verdeelsleutel. Voorts betoogt verweerder dat eisers op zorgvuldige wijze zijn geïnformeerd over het programma van eisen ten aanzien van de woningaanpassingen. Daarbij zijn eisers erop gewezen dat de kosten voor meerwerk direct bij verweerder dienen te worden gemeld. Verweerder heeft echter geen melding van eisers ontvangen. Naast de voor [de dochter] noodzakelijke woningaanpassingen hebben eisers tegelijkertijd voor eigen gerief ingrijpende bouwkundige wijzigingen op de begane grond laten verrichten. De kosten hiervan kunnen slechts voor een evenredig deel op grond van de WVG worden verrekend. Verder stelt verweerder dat eisers de noodzaak van een automatische liftdeur eerst bij het indienen van de definitieve nota naar voren hebben gebracht onder verwijzing naar het advies van de behandelend neuroloog. Verweerder volgt ten aanzien van de liftdeur het advies van R.A. Breeden, verzekeringsarts te 's-Gravenzande (hierna: Breeden). Deze heeft geconcludeerd dat er geen medische indicatie is voor een automatische liftdeur. Verder stelt verweerder dat voor tekenkosten geen aparte stelpost in de offerte van de aannemer is opgenomen. Aan de hand van de verdeelsleutel heeft verweerder hiervoor een bedrag van € 125,- aan eisers toegekend. De stelpost 'onvoorzien' is, anders dan eisers stellen, niet komen te vervallen maar onbenut gebleven. De post 'stoffering' komt volgens verweerder niet voor vergoeding in aanmerking omdat [de dochter] op dat aspect niet beperkt is bevonden. De door eisers aangehaalde uitspraak van de Raad van Beroep te Den Bosch van 14 november 1985 betreft een carapatiënt, zodat geen sprake is van gelijke gevallen.

2.3. Standpunt eisers

Eisers kunnen zich met het bestreden besluit niet verenigen en hebben daartoe het volgende aangevoerd. Eisers achten zich onvoldoende voorgelicht door verweerder over het pakket van eisen dat aan de verbouwing wordt gesteld. Het advies van Chambers Consultancy aan de gemeente is door eisers niet als zodanig opgevat. Verder stellen eisers dat in alle offertes steeds is uitgegaan van een lift met een automatische - en dus geen handbediende - deur. Van een opgave van extra kosten kan derhalve geen sprake zijn. Het advies van de verzekeringsarts Breeden berust op onzorgvuldig onderzoek, aangezien zijn bevindingen slechts zijn gebaseerd op de eigen observatie tijdens een eenmalig bezoek op een voor [de dochter] 'rustige dag'. Ook is hij voorbijgegaan aan de diagnose en aanbevelingen van de behandelend neuroloog, R.P.J. van Eijkelenburg. Aldus is een onvolledig beeld van het gedrag van [de dochter] verkregen. Verweerder heeft zijn beslissing dan ook niet zonder meer op dit advies mogen baseren. Tijdens de hoorzitting hebben eisers nog de kosten voor de batterij voor de noodstroomvoorziening in de lift ter sprake gebracht. Hierop is echter nog geen besluit genomen. Verder zijn eisers van mening dat verweerder ten onrechte een verdeelsleutel hanteert. De kosten die zij aan verweerder in rekening hebben gebracht betreffen alle de verbouwing voor zover die voor [de dochter] is uitgevoerd. De kosten voor privé-verbouwingswerkzaamheden worden door eisers zelf gedragen. De deskundigheid van ing. F.G.H.M. van de Loo kan niet als een juridisch sluitend argument worden gebruikt voor het standpunt dat de juiste verdeelsleutel is toegepast. Dit geldt evenzeer voor de kosten van elektra. Ten aanzien van de tekenkosten stellen eisers dat deze, anders dan verweerder stelt, wel zijn terug te vinden in de offerte van de aannemer. Verder gaat verweerder er volgens eisers ten onrechte van uit dat de factuur van de architect is meegenomen in de eerdere besluitvorming als zijnde betaald. Ten aanzien van de kostenpost 'onvoorzien' is verweerder niet ingegaan op hetgeen door eisers in bezwaar is gesteld. Met betrekking tot de stoffering is door de wethouder, de heer Netze, na een huisbezoek de toezegging gedaan dat deze kosten zullen worden vergoed. Ook op grond van de uitspraak van de Raad van Beroep te Den Bosch van 14 augustus 2005 stellen eisers dat de kosten voor stoffering voor vergoeding in aanmerking dienen te komen. Dat in die uitspraak een andere medische diagnose is gesteld is volgens eisers niet relevant. Eisers maken aanspraak op vergoeding van de in de bezwaarfase gemaakte kosten in verband met rechtsbijstand, alsmede de wettelijke rente over het bedrag dat door verweerder ten onrechte buiten de vaststelling is gelaten.

2.4. Beoordeling

2.4.1. De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden. Op 8 maart 2004 hebben eisers ten behoeve van hun meervoudig ernstig gehandicapte pleegdochter [de dochter] een aanvraag gedaan om een bijdrage in de kosten voor het maken van een opbouw op de aanbouw bij de woning, die als slaapkamer voor [de dochter] zal worden gebruikt. Bij besluit van 10 juni 2005 is een voorlopige toekenning gedaan van € 52.160,08.

Op 2 september 2005 hebben eisers verzocht om een bijdrage in de kosten voor het vergroten van de woonkamer met 6 m². Deze aanvraag heeft geleid tot een (nieuwe) voorlopige toekenning van 16 mei 2006 tot een bedrag van totaal € 71.416,12 (€ 19.256,04 voor het vergroten van de woonkamer met 6 m² en de al toegezegde bijdrage voor de opbouw ad € 52.160,08). Definitieve afrekening vindt volgens de voorlopige toekenningen plaats na gereedmelding en het afleggen van rekening en verantwoording voor de gedane uitgaven.

2.4.2. Verweerder heeft ten behoeve van de besluitvorming meerdere adviezen laten uitbrengen. Het geschil spitst zich toe op het advies van ing. F.G.H.M. van de Loo, werkzaam bij Argonaut BV, van 27 november 2006, waarin deze verweerder adviseert over het bedrag dat uiteindelijk definitief kan worden toegekend op grond van de gereedmelding. Verweerder heeft de conclusies uit dit advies overgenomen, hetgeen heeft geleid tot de primaire besluiten van 26 februari 2007.

2.4.3. Eerst na gereedmelding heeft verweerder geconstateerd dat er tevens verbouwingen aan de woning zijn verricht die niet binnen het kader van de WVG vallen. Zo is de woning op de begane grond met 20 m² vergroot, waarvan 6 m² voor rekening van de WVG komt. Op de verdieping is de woning vergroot met 26 m², waarvan 16 m² voor rekening van de WVG. Eisers hebben dit niet betwist. Een en ander was voor verweerder aanleiding om, in navolging van het advies van Argonaut van 27 november 2006, op de posten voor meerwerk een verdeelsleutel toe te passen van 50/50. Deze verdeelsleutel is als volgt berekend. De totale uitbreiding van de woning bedraagt 46 m², waarvan 22 m² voor vergoeding op grond van de WVG in aanmerking komt. Afgerond is dit 50%. De helft van de gemaakte kosten voor meerwerk wordt op grond daarvan toegerekend aan woningaanpassing op grond van de WVG. De rechtbank acht deze verdeelsleutel van 50/50 niet onjuist. In het navolgende zal op grondslag van het beroep ten aanzien van enkele in het geding zijnde kostenposten worden beoordeeld of verweerder terecht de verdeelsleutel heeft toegepast.

2.4.4. Ten aanzien van de noodstroomvoorziening in de lift geldt dat eisers eerst tijdens de bezwaarprocedure ten behoeve daarvan een (aanvullende) aanvraag hebben gedaan.

Ter zitting hebben eisers aangegeven dat verweerder heeft toegezegd deze kosten te zullen vergoeden. Op grond hiervan stelt de rechtbank vast dat dit onderwerp geen onderdeel uitmaakt van het geschil.

Ten aanzien van de post onvoorzien hebben eisers ter zitting aangegeven dat zij hun argumenten tegen dit onderdeel van het bestreden besluit niet langer handhaven, zodat ook dit punt niet meer in geschil is. Ten aanzien van de resterende geschilpunten overweegt de rechtbank als volgt.

Gelet op de gedingstukken en het verhandelde ter zitting spitst het geschil zich in beroep uiteindelijk toe op de volgende punten:

- het toepassen van de verdeelsleutel met betrekking tot de post elektra;

- de kosten van het maken van detailtekeningen;

- de automatische deur van de lift naar de eerste verdieping;

- de kosten van de architect;

- de kosten van stoffering van de slaapkamer van belanghebbende.

2.4.5. Voor elektra was blijkens de gedingstukken voor beide woningonderdelen tezamen, in het kader van de woningaanpassing een stelpost opgenomen van € 1.800,-. Blijkens de factuur van Fockert Electro van 6 juni 2006, zoals door verweerder overgelegd, is aan de aannemer (Timmer- en aannemingsbedrijf Vermeer en de Graaf BV te Vuren) ongeveer € 8.000,- aan kosten voor aanleg elektra in rekening gebracht. Uiteindelijk is door eisers aan verweerder een bedrag opgevoerd van € 4.424,-. Verweerder heeft op grond van de verdeelsleutel gesteld dat € 2.212,- hiervan kan worden toegerekend aan subsidiabele verbouwingsactiviteiten. Het meerwerk is dan het verschil tussen € 1.800,- en € 2.212,-, zijnde € 412,-, welke overschrijding door verweerder niet aanvaardbaar is geoordeeld.

De rechtbank kan verweerder hierin evenwel niet volgen. Gelet op het verschil tussen het totaalbedrag van eerdergenoemde factuur van 6 juni 2006 (circa € 8.000,-) en het door eisers aan verweerder gefactureerde bedrag (€ 4.424,-) kan niet op voorhand worden uitgesloten dat door de aannemer reeds een splitsing was gemaakt, waarbij een aftrek is toegepast voor gemaakte kosten voor elektra anders dan ten behoeve van de woningaanpassing. Verweerder heeft, ook met de ter zitting gegeven toelichting, niet deugdelijk gemotiveerd waarom op het bedrag van € 4.424,- de verdeelsleutel moet worden toegepast.

De rechtbank zal het beroep derhalve in zoverre gegrond verklaren wegens strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en het bestreden besluit in zoverre vernietigen.

2.4.6. Uit de eindafrekening leidt de rechtbank af dat de aannemer voor € 800,- aan (aanvullend) tekenwerk heeft verricht dat niet in de aanvraag, de offerte en de voorlopige toekenning was begrepen. Het zou hierbij gaan om detail- en uitvoeringstekeningen. Op basis van de in het dossier aangetroffen schetsen die de aannemer heeft gemaakt wordt het tekenwerk door verweerder geschat op € 250,-. Verweerder kent volgens de verdeelsleutel 50% daarvan toe aan de subsidiabele verbouwing. Een zevental detailschetsen met betrekking tot kozijnen wordt niet geaccepteerd door verweerder omdat het om standaardtekeningen zou gaan die op elke willekeurige bouw van toepassing zijn.

Eisers hebben ter zitting ten aanzien van het tekenwerk niet weersproken dat de tekeningen betrekking hebben op de gehele verbouwing. Verweerder heeft op het tekenwerk dan ook in redelijkheid de verdeelsleutel van 50/50 toegepast. De rechtbank acht evenwel onvoldoende onderbouwd waarom het tekenwerk door verweerder is gewaardeerd op een geschat bedrag van € 250,- en niet op het door eisers opgevoerde bedrag van € 800,-. Ook in zoverre is het bestreden besluit genomen in strijd met artikel 7:12 van de Awb. Het beroep is op dit punt gegrond. Het bestreden besluit wordt ook in zoverre vernietigd.

2.4.7. Ten behoeve van de opbouw is een liftinstallatie gemaakt. Voor het leveren en monteren daarvan was in de aanvraag en de daarbij gevoegde offerte, alsmede in de voorlopige toekenning een stelpost opgenomen van € 14.700,- (exclusief btw). Verweerder heeft op basis van de gereedmelding en de overgelegde facturen, waaruit bleek dat de werkelijke kosten van leveren en monteren € 12.360,- (exclusief btw) hebben bedragen, aanleiding gezien om op de definitief toe te kennen vergoeding het verschil ten bedrage van € 2.340,- in mindering te brengen. Voorts heeft verweerder de kosten van het aanbrengen van een automatische liftdeur (elektrische deuropener) aangemerkt als meerwerk, dat niet voor vergoeding in aanmerking komt.

Eisers beroepen zich erop dat verweerder bij de voorlopige toekenning reeds heeft ingestemd met de automatische liftdeur, zodat deze thans niet buiten de vaststelling kan worden gelaten. Tussen partijen is dan ook in geschil of in de offerte reeds de kosten van een automatische liftdeur waren begrepen. Op de door verweerder overgelegde offerte van de firma Otto Ooms BV (hierna: Ooms) van 18 februari 2005 is slechts de meerprijs vermeld voor een automatische deur. Dit komt neer op een bedrag van € 2.213,40 (inclusief btw; zijnde € 1.860,- exclusief btw). Overige bedragen zijn hierop niet vermeld.

Teneinde hierover meer duidelijkheid te verkrijgen heeft de rechtbank het onderzoek ter zitting geschorst teneinde eisers in de gelegenheid te stellen een volledig ingevuld exemplaar van de offerte van 18 februari 2005 aan de rechtbank en verweerder te doen toekomen. Verweerder is in de gelegenheid gesteld hierop te reageren. Tevens is verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op de door eisers ter zitting overgelegde Neurologische expertise van de behandelend neuroloog drs. P.M.G.A.W. Mulkens, van 12 november 2007, met betrekking tot de door eisers gestelde noodzaak van een automatische liftdeur.

Verweerder heeft bij brief van 22 januari 2008 zijn reactie aan de rechtbank doen toekomen, waarin hij verwijst naar de adviesrapportage van de verzekeringsarts Breeden van 16 januari 2008.

Eisers hebben bij brief van 30 januari 2008 zowel de offerte van 18 februari 2005 als de opdrachtbevestiging van 19 december 2005 van de firma Ooms aan de rechtbank doen toekomen. Uit deze stukken blijkt dat het door verweerder toegekende bedrag voor de woonhuislift overeenkomt met de prijs van een lift met open schacht en één handbediende deur (voor de bovenverdieping), te weten € 12.360,- (exclusief btw). Verweerder heeft dit desgevraagd bij brief van 11 april 2008 bevestigd. Het in de offerte genoemde bedrag van € 13.290,- (exclusief btw) betreft, anders dan eisers in hun brief van 30 januari 2008 hebben gesteld, de prijs van een lift met twee handbediende deuren, ofwel een gesloten schacht.

De extra kosten voor een automatische liftdeur bedragen € 1.860,- (exclusief btw). Uit de aan de rechtbank overgelegde stukken is dan ook niet gebleken dat verweerder bij de voorlopige toekenning van 10 juni 2005 en 16 mei 2006 een automatische liftdeur subsidiabel heeft geoordeeld.

De rechtbank zal beoordelen of verweerder in redelijkheid heeft geweigerd eisers de extra kosten voor een automatische liftdeur bij de eindafrekening alsnog te vergoeden. Verweerder heeft zijn besluit gebaseerd op de adviesrapportage van de verzekeringsarts Breeden van 21 mei 2007, die ter plaatse onderzoek heeft verricht en contact heeft gehad met de behandelend neuroloog R.P.J. van Eijkelenburg, en heeft de conclusies van de verzekeringsarts overgenomen in het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen grond aanwezig om de door verweerder overgenomen conclusies in twijfel te trekken, nu niet is gebleken dat deze niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, dan wel inhoudelijk niet concludent zijn. Evenmin is gebleken dat aan de deskundigheid van de verzekeringsarts moet worden getwijfeld. De rapportage van Breeden is opgevraagd naar aanleiding van de medische verklaring van de behandelend neuroloog R.P.J. van Eijkelenburg van 14 mei 2007, waarin deze stelt een medische noodzaak te zien voor het aanbrengen c.q. vergoeden van een automatische liftdeur. Anders dan de neuroloog, heeft Breeden zijn conclusies gebaseerd op eigen waarnemingen tijdens het huisbezoek, waarbij hij de situatie met betrekking tot [de dochter] persoonlijk in ogenschouw heeft genomen en aan de hand daarvan voorts gedetailleerd verslag heeft gedaan van het praktische gebruik van de lift. Reeds om die reden kan de verklaring van de neuroloog R.P.J. van Eijkelenburg aan de conclusies van de verzekeringsarts Breeden niet afdoen. Ook de door eisers ter zitting overgelegde neurologische rapportage van drs. Mulkens kan naar het oordeel van de rechtbank niet tot het oordeel leiden dat verweerder niet van de conclusies van de verzekeringsarts Breeden heeft mogen uitgaan. In zijn conclusie stelt Mulkens dat een automatische liftdeur de voorkeur verdient, maar hij spreekt niet van een medische noodzaak. De rechtbank ziet dan ook aanleiding verweerder te volgen in het standpunt zoals ter zitting ingenomen en gehandhaafd bij brief van 22 januari 2008.

De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat eisers er niet in zijn geslaagd de medische noodzaak voor een automatische liftdeur te onderbouwen. Verweerder heeft dan ook in redelijkheid kunnen beslissen eisers de kosten te vergoeden voor een woonhuislift met één handbediende deur.

2.4.8. Ten aanzien van de kosten voor de architect wordt het volgende overwogen. Volgens het primaire besluit van 26 februari 2007 zijn de kosten voor een architect/bouwkundige voor een bedrag van € 2.510,90 (inclusief btw) met eisers verrekend. Het vastgestelde en verrekende bedrag is - voor zover de rechtbank heeft kunnen vaststellen - in overeenstemming met hetgeen door eisers in het kader van de eindafrekening is verantwoord. Bij brief van 27 maart 2006 hebben eisers immers een tweetal facturen bij verweerder ingediend van respectievelijk Korth Tielens Architecten te Amsterdam tot een bedrag van € 1.261,40 (inclusief btw) en D. van Ballegooy Bouwkundig Tekenburo te Haaften tot een bedrag van € 1.249,50 (inclusief btw) en mitsdien totaal € 2.510,90 (inclusief btw). Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat zij daarnaast nog architectkosten hebben gemaakt die bij de vaststelling zouden moeten worden betrokken. Ter zitting is door eisers overigens niet langer betwist dat de kosten voor de architect met hen zijn verrekend. Eisers hebben verklaard dat het bedrag inmiddels op hun rekening is bijgeschreven.

2.4.9. Met de toelichting van eisers ter zitting acht de rechtbank voorts niet langer bestreden dat de kosten voor stoffering niet voor vergoeding in aanmerking komen. Verweerder heeft dan ook met juistheid gesteld dat de kosten van stoffering (laminaat en vloerbedekking) en het schilderwerk in dit geval geen woonvoorzieningen zijn in de zin van de WVG en om die reden niet voor vergoeding in aanmerking komen, aangezien hier geen sprake is van een voorziening die de ergonomische beperkingen van [de dochter] (gedeeltelijk) wegneemt. Ook hebben eisers niet betwist dat de door de wethouder gedane toezegging met betrekking tot de stoffering niet als een onvoorwaardelijke toezegging kan worden beschouwd. Het bestreden besluit kan dan ook in zoverre in stand blijven.

2.5. Nu het beroep (gedeeltelijk) gegrond wordt verklaard ziet de rechtbank aanleiding om verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, van de Awb te veroordelen in de kosten die eisers in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs hebben moeten maken. De kosten in verband met de door een derde beroepsmatig verleende bijstand zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Bpb) vastgesteld op € 644,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322,- en wegingsfactor 1). De rechtbank is niet gebleken dat eisers nog andere kosten hebben gemaakt die op grond van het Bpb voor vergoeding in aanmerking komen.

Verweerder zal naar aanleiding van deze uitspraak opnieuw op het bezwaar van eisers moeten beslissen. Daarbij zal hij tevens moeten ingaan op het door eisers gedane verzoek om vergoeding van in de bezwaarfase gemaakte kosten van rechtsbijstand en vergoeding van wettelijke rente.

2.6. Verweerder dient tevens op grond van artikel 8:74, eerste lid, van de Awb het door eisers betaalde griffierecht te vergoeden.

2.7. Gezien het vorenstaande beslist de rechtbank als volgt.

3. Beslissing

De rechtbank Dordrecht,

- verklaart het beroep gegrond ten aanzien van de kosten voor elektra en tekenwerk;

- vernietigt het bestreden besluit in zoverre;

- verklaart het beroep voor het overige ongegrond;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten die eisers in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs hebben moeten maken, welke kosten worden begroot op € 644,- ter zake van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

- wijst de gemeente Gorinchem aan als de rechtspersoon die voormelde kosten aan eisers dient te vergoeden;

- bepaalt dat de gemeente Gorinchem aan eisers het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 39,- vergoedt.

Aldus gegeven door mr. M.A.C. Prins, voorzitter, en mrs. M.G.L. de Vette en P. Putters, leden, en door de voorzitter en M.G. den Ambtman, griffier, ondertekend.

De griffier, De voorzitter,

Uitgesproken in het openbaar op:

Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep instellen. Het instellen van het hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht, binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak.