Home

Rechtbank Den Haag, 25-04-2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:6164, NL23.1853, NL23.1854 en NL23.1855

Rechtbank Den Haag, 25-04-2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:6164, NL23.1853, NL23.1854 en NL23.1855

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
25 april 2023
Datum publicatie
1 mei 2023
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2023:6164
Zaaknummer
NL23.1853, NL23.1854 en NL23.1855

Inhoudsindicatie

BNT, mvv nareis, beroep gegrond, beslistermijn, dwangsommen en PKV.

Uitspraak

Zittingsplaats Middelburg

Bestuursrecht

zaaknummers: NL23.1853, NL23.1854 en NL23.1855

V-nummers: [Nummer 1], [Nummer 2] en [Nummer 3]

(gemachtigde: mr. M.C.M.E. Schijvenaars),

en

Procesverloop

Eisers hebben op 19 januari 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op hun aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis.

De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Eisers hebben verzocht om hen vrij te stellen van de verplichting griffierecht te betalen vanwege betalingsonmacht. Eisers hebben dit verzoek voldoende onderbouwd. De rechtbank wijst het verzoek om vrijstelling van het griffierecht toe.

2. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.

3. Eisers hebben op 24 februari 2022 een aanvraag ingediend om een mvv voor verblijf als familie- of gezinslid bij referent. Verweerder heeft op 2 maart 2022 een bevestiging van ontvangst gestuurd. Op grond van artikel 2u, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 is de beslistermijn 90 dagen. Verweerder heeft deze termijn met drie maanden verlengd. Eisers hebben verweerder op 3 oktober 2022, dus na het verstrijken van deze termijn, in gebreke gesteld. Hierna zijn twee weken verstreken voordat eisers beroep hebben ingesteld. Het beroep is daarom kennelijk gegrond. Het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit zal dan ook worden vernietigd.

4. Eisers hebben de rechtbank verzocht om verweerder op te dragen een besluit te nemen binnen vier weken en te bepalen dat verweerder een dwangsom aan eiser verbeurt voor elke dag dat de hiervoor gestelde beslistermijn wordt overschreden.

5. Op grond van artikel 8:55d, derde lid, van de Awb legt de bestuursrechter een termijn op van twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden. In bijzondere gevallen of indien de naleving van een wettelijk voorschrift daartoe aanleiding geeft kan de bestuursrechter een andere termijn bepalen. Uit de verlenging van de beslistermijn kan worden afgeleid dat nader onderzoek nodig is. De rechtbank bepaalt daarom dat verweerder binnen twintig weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag bekend moet maken.

6. De rechtbank moet aan haar uitspraak een dwangsom verbinden op grond van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb. De rechtbank stelt de hoogte van de dwangsom in deze zaak vast op een bedrag van € 100 per dag dat de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden met een maximum van € 7.500.

7. Op verzoek stelt de rechtbank de hoogte vast van de bestuurlijke dwangsom die de staatssecretaris op grond van artikel 4:17 van de Awb is verschuldigd. Eisers hebben verzocht deze dwangsom vast te stellen. De staatssecretaris is de maximale dwangsom verschuldigd omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken na de dag als bedoeld in artikel 4:17, derde lid, van de Awb. De rechtbank stelt daarom de verbeurde dwangsom vast op € 1.442.

8. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op

€ 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837 met een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:

-verklaart het beroep gegrond;

-vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;

-draagt verweerder op om binnen twintig weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken op de mvv-aanvraag van eisers;

-bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van €100 (honderd euro) verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van €7.500 (vijfenzeventighonderd euro);

-bepaalt dat verweerder aan eisers een bestuurlijke dwangsom van € 1.442 (veertienhonderdtweeënveertig euro) verschuldigd is;

-veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten tot een bedrag van €418,50 (vierhonderdachttien euro en vijftig cent).

Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?