Home

Rechtbank Den Haag, 22-02-2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:2287, NL23.3951

Rechtbank Den Haag, 22-02-2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:2287, NL23.3951

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
22 februari 2023
Datum publicatie
28 februari 2023
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2023:2287
Zaaknummer
NL23.3951

Inhoudsindicatie

bewaring, ongegrond,

Uitspraak

Zittingsplaats Middelburg

Bestuursrecht

zaaknummer: NL23.3951

V-nummer: [nummer]

(gemachtigde: mr. R. Deniz),

en

(gemachtigde: mr. G.T. Cambier).

Procesverloop

Bij besluit van 7 februari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.

De rechtbank heeft het beroep op 15 februari 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen E.E. Koning. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt geboren te zijn op [geboortedatum] en de Guinese nationaliteit te hebben.

Maatregel van bewaring

2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel nodig is, omdat een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening1 en een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Als zware gronden2 staat in de maatregel vermeld dat eiser:

3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;

3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;

3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;

En als lichte gronden3 staat in de maatregel vermeld dat eiser:

4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;

4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;

4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;

4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.

3. Ter zitting heeft verweerder de lichte gronden 4a en 4b laten vallen, zodat deze niet langer aan de maatregel van bewaring ten grondslag liggen.

4. De rechtbank oordeelt dat verweerder de zware grond 3a terecht aan de maatregel ten grondslag heeft gelegd. In de maatregel van bewaring is immers terecht overwogen dat eiser zonder vereiste documenten naar Nederland is gekomen. Eiser is dan ook niet op rechtmatige wijze Nederland binnengekomen. Dat eiser in Duitsland een paspoort heeft, doet aan de feitelijke juistheid van de grond niet af.

5. Over de zware grond 3b voert eiser aan dat het niet relevant is dat eiser in Duitsland met onbekende bestemming is vertrokken. Het is immers alleen relevant of eiser zich in Nederland aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken. Dit is niet het geval. Ter onderbouwing verwijst hij naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 25 maart 2015.4

6. De rechtbank oordeelt dat de zware grond 3b feitelijk juist is en daarom terecht aan de maatregel ten grondslag is gelegd. Voor Dublinclaimanten geldt een exclusieve voorwaarde dat een significant risico op onttrekking bestaat. Hierbij is niet relevant of eiser de voorbereiding van zijn vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert.

Eiser heeft in het gehoor verklaard dat hij zijn in Nederland verblijvende broer wilde bezoeken. Hij heeft echter niet verklaard dat hij van plan was zich onmiddellijk te melden bij de korpschef. In dit verband is ook van belang dat eiser in Duitsland langdurig met onbekende bestemming is vertrokken en zich ook daar dus aan het toezicht heeft onttrokken.

7. Over de zware grond 3d voert eiser aan dat het niet meewerken aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit wijst op het ontwijken of belemmeren ervan. In het geval van eiser is dit echter niet aan de orde. Eiser heeft immers geen alias opgegeven. Hij heeft in Nederland namelijk zijn juiste voor-en achternaam opgegeven.

8. Ook deze grond slaagt niet. Eiser heeft immers verklaard dat hij in Duitsland verblijfsrecht heeft. De Duitse autoriteiten hebben echter laten weten dat hij geen internationale bescherming in Duitsland geniet. Ook heeft hij verklaard een paspoort in Duitsland te hebben dat is ingenomen bij zijn asielaanvraag in 2016. Hij heeft echter geen enkele aantoonbare inspanning verricht tot het verkrijgen van zijn paspoort. Tot slot heeft eiser ook geen contact opgenomen met de Duitse autoriteiten over zijn paspoort in verband met zijn wens om terug te keren naar Guinee.

9. De zware gronden 3a, 3b, en 3d zijn, gelet op artikel 5.1b, tweede lid, van het Vb, voldoende om de maatregel van bewaring te kunnen dragen en daarmee is het significante risico dat eisers zich aan de overdracht zullen onttrekken gegeven. Wat eiser verder tegen de lichte gronden 4c en 4d heeft aangevoerd, behoeft dan ook geen bespreking.

Ambtshalve toets 5

10. Ook ambtshalve toetsing leidt niet tot het oordeel is dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.

Conclusie

11. De maatregel van bewaring is terecht aan eiser opgelegd. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

12. Verweerder hoeft geen proceskosten te betalen.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep ongegrond;- wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De uitspraak is bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.