Home

Rechtbank Den Haag, 25-07-2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:8384, AWB - 21 _ 2801

Rechtbank Den Haag, 25-07-2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:8384, AWB - 21 _ 2801

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
25 juli 2022
Datum publicatie
23 augustus 2022
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2022:8384
Zaaknummer
AWB - 21 _ 2801

Inhoudsindicatie

Verlaging WIA-uitkering.

Uitspraak

Bestuursrecht

zaaknummer: SGR 21/2801

gemachtigde: mr. C.S. Ganga,

en

verweerder

gemachtigde: mr. J.S. de Vreeze.

Procesverloop

Bij besluit van 20 oktober 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres meegedeeld dat haar uitkering ingevolge de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) wordt verlaagd vanaf 1 november 2022.

Bij besluit van 2 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Eiseres heeft bij brieven van 30 mei 2022 en 14 juni 2022 aanvullende gronden ingediend.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

De rechtbank heeft van verweerder aanvullende rapportages ontvangen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 30 mei 2022 en van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 1 juni 2022.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 juni 2022. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Het onderzoek ter zitting is geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen om nadere stukken in te dienen, waarbij eiseres in de gelegenheid is gesteld te reageren.

Verweerder heeft aanvullende rapportages ingediend van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 1 juli 2022 en van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 4 juli 2022. Eiseres heeft bij brief van 18 juli 2022 op deze twee rapportages gereageerd.

Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiseres heeft geen toestemming verleend voor het toezenden van stukken aan [bedrijf] B.V. (ex-werkgever) die medische gegevens bevatten. Om die reden kan de rechtbank in deze uitspraak die medische stukken niet inhoudelijk weergeven. De rechtbank zal in deze uitspraak de medische klachten van eiseres daarom slechts in algemene zin benoemen.

2. Eiseres is van 1 juli 2006 tot en met 31 maart 2017 werkzaam geweest als medewerker customer service bij ex-werkgever voor 24 uur per week. Op 5 december 2016 heeft eiseres zich ziek gemeld. Bij besluit van 5 juli 2019 is aan eiseres een WIA-uitkering toegekend vanaf 7 juni 2019. Eiseres werd 80-100% arbeidsongeschikt geacht.

3. Op 28 april 2020 heeft eiseres een verzoek om herbeoordeling gedaan vanwege toename van haar gezondheidsklachten.

4. Bij het primaire besluit heeft verweerder naar aanleiding van de herbeoordeling het arbeidsongeschiktheidspercentage gewijzigd van 100% (vastgesteld in 2019) naar 47,78%. Aan dit besluit ligt een rapportage van 14 juli 2020 van de primaire verzekeringsarts ten grondslag, waarin onder meer is gerapporteerd dat eiseres ten aanzien van persoonlijk functioneren beperkt is ten aanzien van deadlines en productiepieken. Vanwege verhoogd persoonlijk risico wordt verder het werken op grote hoogtes, gevaarlijke machines besturen en beroepsmatig chaufferen niet geschikt geacht. Ten aanzien van sociaal functioneren wordt eiseres beperkt geacht voor het omgaan met conflicten en rechtstreeks contact met klanten en hulpbehoevenden. De in 2019 vastgestelde beperkingen ten aanzien van het bewegingsapparaat zijn volgens de primaire verzekeringsarts onverminderd aan de orde en de beperking ‘maken van hoofdbewegingen’ wordt daaraan toegevoegd. Een urenbeperking wordt niet langer aan de orde geacht omdat eiseres niet meer intensief onder behandeling is. Van een urenbeperking op preventieve gronden kan volgens de primaire verzekeringsarts geen sprake zijn omdat met de aangenomen beperkingen het energieverlies voldoende is verdisconteerd. De primaire verzekeringsarts heeft op 14 juli 2020 een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld. Deze arts verwacht dat de functionele mogelijkheden op lange termijn in belangrijke mate zullen toenemen. De primaire arbeidsdeskundige concludeert in een rapport van 19 oktober 2020 dat het arbeidsongeschiktheidspercentage 47,78% bedraagt en dat de door hem geselecteerde functies ‘administratief medewerker/inscanner’ (SBC-code 315133), ‘medewerker tuinbouw’ (SBC-code 111010) en ‘productiemedewerker confectie’ (SBC-code 272042) passen bij de belastbaarheid van eiseres omdat bij deze functies lopen, zitten en staan afgewisseld kunnen worden en geen sprake is van omgaan met conflicten.

5. Bij bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd verwijzend naar het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 22 februari 2021. Deze arts is van mening dat de bezwaren van eiseres geen aanleiding geven de bevindingen van de primaire verzekeringsarts te herzien.

6. Eiseres stelt dat het onderzoek onzorgvuldig is, omdat informatie van de behandelend sector slechts ten dele door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is meegenomen en eiseres zowel in de primaire fase als in de bezwaarfase niet door een verzekeringsarts is gezien. Eiseres stelt verder dat haar arbeidsongeschiktheidspercentage hoger is dan 47,78% gelet op het feit dat haar psychische en lichamelijke klachten vanaf 2019 zijn toegenomen.

Eiseres voert aan dat uit de medische informatie van haar behandelaren en de door haar ingevulde vragenlijst van 22 april 2020 volgt dat zij in haar algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL) niet zelfstandig is en twee tot drie dagen nodig heeft om van haar behandelingen te herstellen. Volgens eiseres moeten aanvullende beperkingen in de rubriek ‘persoonlijk functioneren’ worden aangenomen, te weten vasthouden en verdelen van de aandacht, inzicht in eigen kunnen, doelmatig handelen en zelfstandige taakuitvoering.

7. Verweerder heeft wegens een zorgvuldigheidsgebrek aanleiding gezien nader onderzoek te doen. In dat kader is eiseres op 30 mei 2022 door de verzekeringsarts bezwaar en beroep op het spreekuur gezien. Eiseres heeft op het spreekuur informatie van de behandelend sector verstrekt: een brief van de orthopedisch chirurg van 16 april 2019, een eindrapportage van 27 juli 2019, een brief van de Sint Maartenskliniek van 27 juli 2020, een brief van de Fortagroep van 28 augustus 2020, een brief van de Sint Maartenskliniek van 8 september 2020, een onderzoeksrapport van HSK van 3 februari 2021, een verslag van een diagnostiek- en adviestraject van Altrecht van 25 augustus 2021, een uitdraai van het huisartsenjournaal van 18 januari 2016 tot en met 10 augustus 2021 en een brief van de huisarts naar de psycholoog van 8 oktober 2021. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft deze medische informatie betrokken bij zijn onderzoek.

8. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert in zijn rapportage dat bij eiseres geen sprake is van geen benutbare mogelijkheden omdat niet wordt voldaan aan de standaard ‘Geen benutbare mogelijkheden’. Met name is geen sprake van een grote mate van ADL afhankelijkheid. Een urenbeperking acht hij niet aan de orde. Wel worden aanvullende beperkingen aangenomen aan ten aanzien van autorijden, hitte, koude, geluids- en trillingsbelasting, samenwerken en werken ’s nachts of in onregelmatige diensten. In de gewijzigde FML van 30 mei 2022 zijn de aanvullende beperkingen opgenomen.

9. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep selecteert, uitgaande van de gewijzigde FML, in de rapportage van 1 juni 2022 dezelfde functies als geduid in 19 oktober 2020 en concludeert dat eiseres 47,78% arbeidsongeschikt blijft.

10. Eiseres stelt naar aanleiding van het nadere medische rapport dat een urenbeperking aan de orde is en licht toe dat ten onrechte door de verzekeringsarts bezwaar en beroep een toetsing aan de cumulatieve grond ‘langdurig verhoogd niet fysiologische belasting’ uit de Standaard duurbelasting achterwege is gelaten. Daarnaast stelt eiseres dat, ondanks het feit dat de datum in geding is gelegen vóór de rapportage van HSK van 3 februari 2021, dit rapport moet worden meegenomen, in het bijzonder de vermelding dat sprake is van een (“ernstige”) specifieke psychische aandoening, althans dit rapport inzicht kan verschaffen over de medische situatie van eiseres op de datum in geding.

11. Eiseres heeft ook nadere arbeidsdeskundige gronden aangevoerd. Eiseres stelt ten aanzien van de functie ‘productiemedewerker confectie’ dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de belasting als gevolg van nekpijn, geluid, duizeligheid en licht voorover buigen onvoldoende bij de beoordeling heeft betrokken. Eiseres stelt specifiek dat de beperking ten aanzien van ‘hoofdbewegingen maken’ in de rubriek ‘dynamische handelingen’ ten onrechte niet meer in de FML van 30 mei 2022 is opgenomen. Daarnaast moet volgens eiseres in de rubriek ‘statische houdingen’ een beperking worden opgenomen ten aanzien van ‘het hoofd in een bepaalde stand houden’ omdat eiseres niet continu naar een naaimachine kan kijken. De functie ‘administratief medewerker/inscanner’ kan zij niet uitoefenen vanwege nekpijn en omdat zij niet over het opleidingsniveau mbo-3 beschikt, aldus eiseres.

12. Ter zitting heeft de rechtbank met partijen besproken dat zij zich onvoldoende voorgelicht acht en heeft verweerder verzocht om aanvullend onderzoek te laten verrichten naar aanleiding van de aanvullende gronden van eiseres. Verweerder heeft in reactie op dit verzoek aan de rechtbank een aanvullende rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 1 juli 2022 en een aanvullende rapportage van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 4 juli 2022 doen toekomen. Eiseres heeft bij brief van 18 juli 2022 op deze twee rapportages gereageerd.

13. De rechtbank overweegt als volgt.

Het verzekeringsgeneeskundig onderzoek

13.1

De rechtbank stelt voorop dat verweerder zijn besluiten omtrent de mate van arbeidsongeschiktheid van een betrokkene mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, indien deze rapporten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende duidelijk zijn. Dit betekent niet dat voornoemde rapporten en het daarop gebaseerde besluit in beroep niet kunnen worden aangevochten. Het is echter aan de betrokkene om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat de rapporten niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, tegenstrijdigheden bevatten, niet voldoende duidelijk zijn, dan wel dat de in de rapporten gegeven beoordeling onjuist is.

13.2

De rechtbank stelt vast dat eiseres op 30 mei 2022 alsnog op het spreekuur bij de verzekeringsarts bezwaar en beroep is onderzocht en dat eiseres op dat moment alle relevante medische informatie van de behandelend sector aan de verzekeringsarts heeft verstrekt, zodat naar het oordeel van de rechtbank in zoverre het verzekeringsgeneeskundig onderzoek niet (langer) onzorgvuldig kan worden geacht.

13.3

De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep meer aanvullende beperkingen had moeten aannemen. De medische informatie die eiseres ten grondslag legt aan haar stelling dat meer beperkingen moeten worden aangenomen is door de verzekeringsarts bezwaar en beroep meegenomen in zijn oordeel. Eiseres heeft ook geen resultaten van een onderzoek door een onafhankelijk deskundige overgelegd die doen twijfelen aan het oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank doelt hierbij met name op de nekklachten in fixatie en duizeligheid. De verzekeringsarts bezwaar en beroep licht in het rapport van 1 juli 2022 toe dat van een noodzaak voor een urenbeperking op grond van cumulatie van lichamelijke en/of psychische belasting geen sprake is. Bij de beoordeling daarvan wordt uitgegaan van de door eiseres ervaren belemmeringen, het dagverhaal, de verrichtte activiteiten en de onderliggende aandoeningen. Voor alle bij eiseres geconstateerde aandoeningen zijn in de FML van 30 mei 2022 beperkingen opgenomen, juist ter voorkoming van overbelasting. Verder volgt uit het rapport van HSK dat weliswaar sprake is van bepaalde ernstige klachten, maar dat (nog) niet wordt voldaan aan de DSM-criteria voor de duur van de symptomen om een psychische stoornis vast te stellen. Daarnaast is een diagnose niet bepalend bij het vaststellen van beperkingen en de onderhavige psychische aandoening kan in ernst toe- en afnemen.

De verzekeringsarts bezwaar en beroep neemt geen beperkingen vanwege nekpijn aan omdat de behandelaren geen afwijkingen aan de nek hebben geconstateerd en eiseres geen melding heeft gemaakt van een beperkte beweeglijkheid van de nek. De gestelde duizeligheid kan worden voorkomen indien houdingsveranderingen rustig geschieden.

Het arbeidsdeskundig onderzoek

13.4

De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep concludeert in zijn rapportage dat eiseres in staat moet worden geacht de functies ‘productie medewerker confectie’ en ‘administratief medewerker/inscanner’ uit te oefenen. Hij licht toe dat in de functie ‘productiemedewerker confectie’ overschrijding van geluidsbelasting niet aan de orde is omdat het geluid van naaimachines in een productiehal beneden de norm van 80d(B)A ligt en geen sprake is van harde geluiden die een schrikreactie opleveren. Verder is voor deze functie vooroverbuigen (‘gebogen en/of getordeerd actief zijn’, item 6 in de rubriek ‘statische houdingen’) niet kenmerkend. Ook van duizeligheid behoeft geen sprake te zijn, nu eiseres in een eigen tempo van houding kan veranderen. Ten aanzien van bewegingen en het in een bepaalde stand houden van het hoofd zijn geen beperkingen aangenomen, zodat van overschrijding van de belasting geen sprake kan zijn. Voor de functie ‘medewerker administratief medewerker/inscanner’ is dit bovendien geen kenmerkend item. Uit het formulier ‘Arbeidsmogelijkhedenlijst AO-criterium Wet WIA blijkt tot slot ten aanzien van deze functie dat het vereiste opleidingsniveau vmbo is, zodat deze functie past bij het niveau van eiseres.

Conclusie

14. Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht de Wet WIA-uitkering verlaagd vanaf 1 november 2022.

15. De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit niet zorgvuldig tot stand is gekomen, zoals door verweerder erkend. Aannemelijk is dat eiseres hierdoor niet is benadeeld, omdat gebleken is dat ook na zorgvuldig onderzoek een besluit met gelijke uitkomst zou zijn genomen. Onder toepassing van artikel 6:22 van de Awb zal de rechtbank de schending van het zorgvuldigheidsbeginsel dus passeren. Het bestreden besluit blijft om die reden in stand.

16. Wel geeft dit aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres, in het bijzonder omdat eiseres reeds in haar inleidende beroepschrift zich over de wijze van totstandkoming van de bestreden beslissing heeft beklaagd. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1). Tevens dient verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 49,- te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep ongegrond;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,-;

- draagt verweerder op het door eiser betaalde griffierecht van € 49,- te vergoeden.

Deze uitspraak is gedaan door mr. C.G. Meeder, rechter, in aanwezigheid van

mr. H.B. Brandwijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op

25 juli 2022.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel