Home

Rechtbank Den Haag, 13-05-2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:4585, 09/767197-21

Rechtbank Den Haag, 13-05-2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:4585, 09/767197-21

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
13 mei 2022
Datum publicatie
21 juni 2022
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2022:4585
Zaaknummer
09/767197-21

Inhoudsindicatie

Uit ontsleutelde Sky ECC-berichten leidt de rechtbank af dat de verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de voorbereiding van een moord. De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van vormverzuimen in het voorbereidend onderzoek als gevolg van een verkeerde of onvolledige voorlichting door het openbaar ministerie. De verweren strekkende tot het niet-ontvankelijk verklaren van de officier van justitie dan wel tot bewijsuitsluiting worden daarom verworpen. Aan de verdachte wordt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd voor de duur van drie jaar.

Uitspraak

Strafrecht

Meervoudige kamer

Parketnummer: 09/767197-21

Datum uitspraak: 13 mei 2022

Tegenspraak

De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te Delft,

BRP-adres: [adres 1] .

1 Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 19 januari 2022 (pro forma), 15 april 2022 (de inhoudelijke behandeling) en 13 mei 2022 (de sluiting van het onderzoek).

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie

mr. G.K. Schoep en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. M.G. Eckhardt naar voren is gebracht.

2 De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van - ten laste gelegd dat:

hij in de periode van 16 februari 2021 tot en met 9 maart 2021 te Den Haag en/of te Honselersdijk, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter voorbereiding van een misdrijf, waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld te weten: moord (art. 289 Wetboek van Strafrecht), opzettelijk een vuurwapen en/of munitie, bestemd tot het plegen van die moord, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad.

3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie

3.1.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in de vervolging. De raadsman heeft daartoe het volgende aangevoerd.

In deze zaak blijkt dat Sky ECC-berichten zeer bepalend zijn geweest voor het opsporingsonderzoek en de vervolging van de verdachte. Op 12 april 2022 is op Crimesite.nl het volgende artikel gepubliceerd: ‘Niet de Franse maar Nederlandse politie hackte Sky ECC: misleidde OM Nederlandse rechters?’. Het artikel is gebaseerd op een machtiging van een Franse rechter, waarin - in de Nederlandse vertaling – onder meer staat te lezen:

“Overwegende dat de Nederlandse rechercheurs en technici in het kader van het gemeenschappelijk onderzoeksteam een techniek ontwikkeld hebben waarmee de cryptografische elementen die op elke telefoon opgeslagen zijn die de applicatie Sky ECC gebruikt kunnen worden verkregen (…)”

Het is zeer aannemelijk dat de Nederlandse opsporingsautoriteiten een grotere rol hebben gehad bij de hack dan tot nu toe werd gedacht. Met dat gegeven is rechtmatigheidsonderzoek naar zowel de Franse als de Nederlandse rol hierbij aangewezen. Nu het openbaar ministerie weigert om stukken te overleggen, wordt onvoldoende inzicht gegeven in de rechtmatigheid van de verkrijging en gebruikmaking van de Sky ECC-communicatie. Zo wordt de verdediging de mogelijkheid onthouden om de werkwijze en gehanteerde onderzoeksmethoden te toetsen. Het vertrouwensbeginsel biedt in dit geval geen bescherming. De mogelijkheid bestaat dat het openbaar ministerie doelbewust rechtbanken heeft misleid met het verstrekken van onjuiste informatie en dat het daarmee de verdediging het recht op een eerlijk proces heeft onthouden, nu de onderliggende stukken op oneigenlijke gronden niet worden verstrekt. Dit moet, primair, leiden tot de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging van de verdachte.

3.2.

Het standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat hij ontvankelijk is in de vervolging. Daartoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat er geen begin van aannemelijkheid is dat het openbaar ministerie de rechtbank niet goed heeft geïnformeerd of heeft misleid of mogelijk een eerlijk verloop van het strafproces heeft gefrustreerd. In internationale samenwerking geldt het vertrouwensbeginsel, wat maakt dat niet alle informatie over het opsporingsonderzoek in het buitenland hoeft te worden verstrekt. Er is in een samenwerkingsverband een tool ontwikkeld die met machtiging van een Franse onderzoeksrechter in Frankrijk is ingezet. Het openbaar ministerie is transparant geweest over het feit dat er is samengewerkt en over het feit dat Nederlandse technische inbreng is geleverd bij de interceptietool. In de fase van toepassing van bevoegdheden kan alleen maar de conclusie zijn dat dit bevoegdheden zijn volgens Frans recht in Frankrijk toegepast.

3.3.

Het oordeel van de rechtbank

Algemene inleiding

Sky ECC is een chatapplicatie van de rechtspersoon Sky Global waarmee gebruikers op versleutelde wijze met elkaar kunnen communiceren. In meerdere opsporingsonderzoeken is gebleken dat de Sky-app is gebruikt bij het plegen van ernstige strafbare feiten die een ernstige inbreuk op de rechtsorde opleverden.

Op 1 november 2019 is het strafrechtelijk onderzoek Werl gestart, dat zich richt op de rechtspersoon Sky Global en de bestuurders en/of werknemers daarvan wegens verdenking van deelneming aan criminele organisatie en (gewoonte)witwassen. In die periode zijn ook in Frankrijk en België strafrechtelijke onderzoeken tegen de aanbieder gestart. De Franse autoriteiten hebben in hun onderzoek een ‘interceptietool’ ingezet, waarvoor een Franse onderzoeksrechter een machtiging heeft verleend. Met de inzet van deze ‘interceptietool’ zijn vanaf medio juni 2019 data van de toestellen van Sky ECC verzameld. Vanaf de start van het onderzoek Werl hebben de Franse autoriteiten de onderzoeksbevindingen die zij hebben verkregen met de inzet van de interceptietool gedeeld met het Nederlandse onderzoeksteam.

Op 13 december 2019 is een Joined Investigation Team (hierna: JIT) opgericht door Frankrijk, België en Nederland, met als doel het gezamenlijk onderzoeken van de verdenkingen tegen Sky Global, haar bestuurders en werknemers, alsmede onderzoek naar de criminele samenwerkingsverbanden die gebruik maken van Sky ECC voor het plegen en/of voorbereiden van strafbare feiten. Het openbaar ministerie heeft het onderzoek Werl in het JIT ingebracht, waarbij informatie is gedeeld met het op 11 december 2019 in Nederland gestarte onderzoek 26Argus, dat zich richt op de criminele samenwerkingsverbanden van de NN-gebruikers van Sky ECC en onder meer tot doel heeft het aan de hand van de inhoudelijke data in beeld brengen en analyseren van de criminele samenwerkingsverbanden die gebruikmaken van cryptotelefoons van Sky ECC. Hierbij is een grote hoeveelheid encrypted berichten ontdekt en ontsleuteld, waaronder de berichten in de onderhavige zaak.

Technische bijdrage uit Nederland

Uit de genoemde beschikking van de Franse onderzoeksrechter en uit de brief van de zaaksofficieren van het onderzoek 26Argus van 13 september 2021 (“Ons kenmerk Argus, Onderwerp Juridisch kader gebruik geïntercepteerde data”), die de officier daags vóór de inhoudelijke behandeling van de zaak van de verdachte heeft overgelegd, komt naar voren dat een aantal Nederlandse rechercheurs en technici een bijdrage heeft geleverd aan de ontwikkeling van de interceptietool.

Beoordeling

Niet-ontvankelijkverklaring van de officier van justitie in de vervolging komt als in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) omschreven rechtsgevolg slechts in uitzonderlijke omstandigheden in aanmerking. Daarvoor is alleen plaats wanneer sprake is van een vormverzuim dat daarin bestaat dat met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde -waartoe is te rekenen het verbod op misleiding van de rechter - waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan.

De rechtbank ziet zich hier voor de vraag gesteld of het openbaar ministerie de rechtbank onjuist althans niet volledig heeft voorgelicht en daarmee geprobeerd heeft de rechter of de verdediging doelbewust op het verkeerde been te zetten.

Uitgangspunt is dat de inzet van de interceptietool en de daarvoor benodigde aanvragen en toetsing in Frankrijk hebben plaatsgevonden. De data zijn in Frankrijk verzameld, op basis van Franse strafvorderlijke bevoegdheden, waarvoor een Franse rechter een machtiging heeft verleend. De informatie komt uit een Frans onderzoek, waarvoor het vertrouwensbeginsel geldt. Dit beginsel brengt mee dat ten aanzien van de onderzoekshandelingen waarvan de uitvoering plaatsvindt onder verantwoordelijkheid van buitenlandse autoriteiten van een andere Staat die is toegetreden tot het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), de taak van de Nederlandse strafrechter is beperkt tot het waarborgen dat de wijze waarop van de resultaten van dit onderzoek in de strafzaak tegen de verdachte gebruik wordt gemaakt, geen inbreuk maakt op zijn recht op een eerlijk proces, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 EVRM. Het is niet de taak van de Nederlandse strafrechter om te toetsen of de manier waarop het buitenlandse onderzoek is uitgevoerd, strookt met de in dat land geldende rechtsregels.

De enkele omstandigheid dat meer informatie naar buiten is gekomen over de technische betrokkenheid van Nederlandse opsporingsambtenaren bij de ontwikkeling en plaatsing van de interceptietool in het Franse opsporingsonderzoek, leidt niet tot de conclusie dat het openbaar ministerie bewust onvolledige of foutieve informatie naar buiten heeft gebracht en daarmee een eerlijk verloop van het strafproces zou hebben gefrustreerd. Dat in eerdere stukken betreffende het onderzoek 26Argus niet wordt gerept van de Nederlandse technische bijdrage die uit de Franse machtiging naar voren komt, maakt nog niet dat kan worden gesproken van misleiding. Zoals ook in de door de officier van justitie overgelegde brief van 13 september 2021 wordt gesteld, doet de Nederlandse technische inbreng er niet aan af dat de inzet van het interceptiemiddel heeft plaatsgevonden op Frans grondgebied, in een Frans onderzoek, met toepassing van Franse rechterlijke machtigingen en ligt de verantwoordelijkheid voor het opsporingsonderzoek bij de Franse autoriteiten. De verdediging heeft niet onderbouwd waarom deze Nederlandse technische inbreng zou maken dat deze verantwoordelijkheid bij Nederland komt te liggen. De hier bedoelde Nederlandse technische bijdrage is dan ook niet voldoende om van het vertrouwensbeginsel af te wijken. Nu het leveren van deze technische bijdrage in dit kader geen juridisch relevante consequenties heeft, kan uit het gegeven dat de desbetreffende informatie niet eerder is prijs gegeven niet worden afgeleid dat het openbaar ministerie geprobeerd heeft de rechter in zijn controlerende taak te misleiden.

Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van vormverzuimen in het voorbereidend onderzoek als gevolg van een verkeerde of onvolledige voorlichting door het openbaar ministerie. Dit oordeel brengt mee dat de rechtbank evenmin het standpunt deelt dat het openbaar ministerie op oneigenlijke gronden stukken niet heeft verstrekt. Het verweer van de raadsman wordt verworpen. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.

4 De beoordeling van de tenlastelegging

5 De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

6 De strafbaarheid van de verdachte

7 De strafoplegging

8 De toepasselijke wetsartikelen