Rechtbank Den Haag, 07-04-2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:3420, NL20.21067
Rechtbank Den Haag, 07-04-2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:3420, NL20.21067
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 7 april 2022
- Datum publicatie
- 14 april 2022
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2022:3420
- Zaaknummer
- NL20.21067
Inhoudsindicatie
Asiel, journaliste, Venezuela, integrale geloofwaardigheidsbeoordeling, vaststelling relevante elementen, zorgvuldigheid, gehoren, risicogroepen
Uitspraak
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.21067
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. W.A. Berghuis),
en
Procesverloop
Eiser heeft op 8 december 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 29 augustus 2019.
Verweerder heeft op 23 december 2020 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank doet met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
Overwegingen
-
Eiser heeft aangevoerd dat de termijn waarop verweerder op zijn asielaanvraag diende te beslissen op 29 februari 2020 is verlopen. Dat verweerder stelt niet tijdig te kunnen beslissen omdat hij met capaciteitstekort te maken heeft is niet relevant omdat eiser al gehoord is en verweerder over alle benodigde informatie beschikt om een beslissing te kunnen nemen, aldus eiser. Verweerder is op 9 november 2020 in gebreke gesteld.
-
Verweerder wijst erop dat met ingang van 10 juli 2020 de Tijdelijke wet opschorting Dwangsommen IND (Tijdelijke wet) van toepassing is en dat de ingebrekestelling niet geldig is. Daarom dient het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard te worden.
3. De rechtbank overweegt dat op grond van de Tijdelijke wet, zoals van toepassing van 11 juli 2020 tot 11 juli 2021, onder meer het artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht buiten toepassing is verklaard. Dat houdt in dat het in voornoemde periode niet mogelijk was om beroepen tegen niet tijdig beslissen in te dienen en dat een ingebrekestelling in een asielzaak niet op rechtsgevolg was gericht. Zowel de ingebrekestelling, ingediend op 9 november 2020, als het beroep niet tijdig, ingediend op
8 december 2020, vallen in de periode van 10 juli 2020 tot 11 juli 2021. Nu de ingebrekestelling niet geldig is, dient het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk verklaard te worden.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. M.Ch. Grazell, griffier, openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.