Rechtbank Den Haag, 17-08-2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:8909, SGR 21/1748
Rechtbank Den Haag, 17-08-2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:8909, SGR 21/1748
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 17 augustus 2021
- Datum publicatie
- 2 september 2021
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2021:8909
- Zaaknummer
- SGR 21/1748
Inhoudsindicatie
Bestuursrecht. Basisregistratie Personen. Verweerder heeft deugdelijk en voldoende gemotiveerd eiser uitgeschreven uit het BRP. Beroep ongegrond.
Uitspraak
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/1748
(gemachtigde: mr. R.G. Jagesar),
en
(gemachtigde: Z. Kahveci).
Procesverloop
In het besluit van 28 oktober 2020 (primair besluit) heeft verweerder eiser ambtshalve uitgeschreven uit de Basisregistratie Personen (BRP) met ingang van 28 juli 2020.
In het besluit van 26 januari 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft nadere gronden ingediend.
Omdat geen van de partijen, nadat zij zijn gewezen op hun recht ter zitting te worden gehoord, heeft verklaard dat zij gebruik wil maken van dit recht, heeft de rechtbank bepaald dat het onderzoek ter zitting verder achterwege blijft. Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser huurde een woning in de [straat] [huisnummer] te [plaats] . Verweerder, die zorg moet dragen voor de gegevens in de BRP, heeft na onderzoek geconcludeerd dat eiser niet op het adres woont waar hij staat ingeschreven en heeft hem daarom uitgeschreven uit de BRP. Mede omdat de woning voor drie maanden gesloten was, is verweerder tot deze conclusie gekomen. Eiser is het hier niet mee eens.
Wat zijn de regels?
2. De regels staan in de Wet Basisregistratie Personen.
3. Eiser stelt dat hij onterecht is uitgeschreven uit de BRP. Hij heeft veel contact met verweerder gehad en op verzoeken om documenten aan te leveren, heeft eiser de gevraagde bewijsstukken aangeleverd. Hij verbleef met regelmaat op het adres en gaf tussentijds zijn tijdelijke verblijfsplaats door aan verweerder. Na de woningsluiting was eiser voornemens terug te keren in de woning, waardoor er geen noodzaak was om aangifte van een verhuizing te doen. Pas toen bleek dat hij zijn woning definitief moest verlaten, heeft hij zich ingeschreven op zijn nieuwe adres. Verder stelt eiser dat verweerder geen gedegen onderzoek heeft gedaan. Ook brengt het belang van de uitschrijving onevenredige nadeel voor eiser met zich mee. Door de uitschrijving zal eiser worden gekort op zijn AOW en zal eiser toeslagen moeten terugbetalen.
4. Volgens verweerder verhuurt eiser zijn huurwoning al sinds enkele jaren. Uit het voornemen om tot de woningsluiting over te gaan en observaties van de Directie Veiligheid woont niet eiser, maar een derde in de woning. Ook de verhuurder van de woning heeft op 1 november 2019 aan eiser gevraagd de onderhuur te beëindigen, waar eiser volgens verweerder geen gevolg aan heeft gegeven. Eiser verbleef daarom niet feitelijk in de woning en hij had daarom een verhuizing moeten doorgeven. Omdat eiser dat niet heeft gedaan, stelt verweerder dat eiser terecht is uitgeschreven. Voor een toetsing van het financiële belang als gevolg van de uitschrijving, is volgens verweerder geen ruimte.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
De rechtbank is van oordeel dat verweerder deugdelijk en voldoende gemotiveerd eiser heeft uitgeschreven uit het BRP. De observaties, camerabeelden en informatie van de verhuurder maken aannemelijk dat niet eiser, maar een derde persoon op het adres woont. Bij een politie-inval op 9 juni 2020 is eveneens vastgesteld dat niet eiser, maar een ander op het adres woonachtig was. Op 20 juni 2020 heeft eiser tegenover de politie verklaard niet te wonen op het adres, maar in Zoetermeer. Uit de overgelegde stukken van eiser blijkt niet dat eiser feitelijk op het adres woont. De huurovereenkomst en de zorgpolis zijn van vóór de uitschrijving uit het BRP en zien niet op de periode in geschil. Verder is de woning met ingang van 10 augustus 2020 gesloten. In deze periode was het voor eiser niet mogelijk om feitelijk op het adres te wonen. Eiser woonde volgens zijn berichten van 17 en 25 december 2020 ten tijde van de woningsluiting bij zijn dochter in Zoetermeer en dus niet op het adres waar hij stond ingeschreven.
De rechtbank overweegt dat eiser geen aangifte van verhuizing heeft doorgegeven. In de gronden van eiser ziet de rechtbank geen aanleiding voor een ander oordeel. Dat verweerder volgens eiser niet reageert op een bericht, doet geen afbreuk aan de verantwoordelijkheid van eiser om zich op het juiste adres in te schrijven. De intentie om terug te keren is voor de feitelijke woonplaats niet van belang.
Eiser kan niet worden gevolgd in zijn betoog dat het adresonderzoek onvolledig of ondeugdelijk is geweest. Nadat verweerder heeft vastgesteld dat eiser niet op het adres woont, heeft verweerder onderzocht waar eiser feitelijk woont. Verweerder heeft contact opgenomen met eiser en zijn dochter. Eiser heeft hierop gereageerd, maar uit de reacties van eiser kon gedurende het onderzoek niet worden afgeleid waar hij wel woonde.
De uitschrijving zal gevolg hebben voor de aanspraken van eiser op zijn werkloosheidsuitkering en toeslagen. Andere omstandigheden dan de feitelijke woonplaats worden voor de inschrijving in de BRP echter niet betrokken. Het is van belang dat de gegevens in de BRP juist zijn. Er is daarom geen ruimte voor een belangenafweging.1
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. G.A. Verhoeven, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 augustus 2021.
griffier |
rechter |
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: