Home

Rechtbank Den Haag, 22-06-2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:6349, SGR 20/5225

Rechtbank Den Haag, 22-06-2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:6349, SGR 20/5225

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
22 juni 2021
Datum publicatie
9 juli 2021
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2021:6349
Formele relaties
Zaaknummer
SGR 20/5225

Inhoudsindicatie

Ontvankelijkheid bezwaar. Verweerster heeft correcte verzending primaire besluit aannemelijk gemaakt. Deugdelijke verzendadministratie. Geen twijfel aan de ontvangst. Bezwaar te laat. Geen goede reden voor termijnoverschrijding. Verweerster had het bezwaar dus niet-ontvankelijk moeten verklaren. Beroep gegrond en bezwaar alsnog niet-ontvankelijk.

Uitspraak

Bestuursrecht

zaaknummer: SGR 20/5225

en

(gemachtigde: mr. S. Schokker).

Procesverloop

Bij besluit van 2 december 2014 (het primaire besluit) heeft verweerster eiser een verbod om te rijden op de weg opgelegd voor het voertuig met kenteken [kenteken] .

Bij besluit van 30 juni 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerster het bezwaar voor zover gericht tegen de technische beoordeling niet-ontvankelijk verklaard en voor het overige ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft via een videoverbinding plaatsgevonden op 26 mei 2021.

Eiser en de gemachtigde van verweerster hebben hieraan deelgenomen.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?

1. Eiser heeft op 30 november 2014 met zijn auto met kenteken [kenteken] een aanrijding gehad. De schade aan de auto was voor de politie aanleiding om aan verweerster een melding te doen tot plaatsing door de Rijksdienst voor het wegverkeer (RDW) van het signaal “wachten op keuring” in het kentekenregister (WOK-melding). In verband met de schade aan de auto heeft de politie aan eiser in persoon een verbod tot rijden op de weg met deze auto aangezegd totdat het voertuig is goedgekeurd. Verweerster heeft daarop het primaire besluit genomen.

2. Bij brief van 2 maart 2020 heeft eiser aan verweerster meegedeeld dat het verbod om te rijden hem bij het maken van een recente afspraak voor een APK bekend is geworden. Hij is daar echter nooit over geïnformeerd. Verweerster heeft deze brief aangemerkt als bezwaarschrift en heeft eiser in zijn bezwaar ontvangen. Verweerster heeft het verbod om te rijden op inhoudelijke gronden gehandhaafd.

3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en betwist de schade zoals die door de politie is vastgesteld. De auto had nader moeten worden onderzocht door de politie. De gebreken aan de auto hadden hem kenbaar moeten worden gemaakt en hem had de tijd moeten zijn gegund de gebreken te herstellen. Dit is niet gebeurd. Volgens eiser heeft verweerster het bestreden besluit niet zorgvuldig voorbereid en ook niet goed gemotiveerd.

4. Verweerster stelt zich in beroep primair op het standpunt dat zij eiser bij nader inzien ten onrechte in zijn bezwaar heeft ontvangen. Subsidiair vindt verweerster dat het bestreden besluit op goede gronden is genomen.

Wat is het oordeel van de rechtbank?

5. De rechtbank stelt vast dat verweerster in beroep is teruggekomen van een standpunt dat zij in bezwaar had ingenomen. In beroep betoogt verweerster immers dat eiser te laat bezwaar heeft gemaakt en dat hier geen goede reden voor is. Zij had het bezwaar dus eigenlijk niet-ontvankelijk moeten verklaren. Dit betoog en het gesprek daarover tussen partijen op de zitting is voor de rechtbank reden om het volgende te overwegen.

6. Eiser ontkent de ontvangst van het primaire besluit. Verweerster heeft dit besluit niet aangetekend verzonden. Het is dan aan haar om een correcte verzending aannemelijk te maken. Hiervoor kan verweerster volstaan met het aannemelijk maken van verzending naar het juiste adres. Zij moet dan laten zien dat het besluit is voorzien van de juiste adressering en van een verzenddatum. Daarnaast moet er sprake zijn van een deugdelijke verzendadministratie en mag niet zijn gebleken van problemen bij de verzending van poststukken. Als verweerster hierin slaagt, moet eiser het vermoeden van ontvangst ontzenuwen. Hij moet dan aannemelijk maken dat het besluit niet op zijn adres is ontvangen. Hiervoor is voldoende dat de ontvangst op grond van wat hij aanvoert kan worden betwijfeld.1

7. Vaststaat dat het primaire besluit is voorzien van het juiste adres van eiser en dat daarop de datum 2 december 2014 staat. Ook staat in dit besluit het kenteken van eisers auto vermeld. In beroep heeft verweerster een schermafdruk van een deel van het verzendbestand van de RDW overgelegd. Hierin is het volgende te zien: “ [code] [adres eiser]”. In aanvulling hierop heeft verweerster toegelicht dat de WOK-melding in het systeem van de RDW is ingevoerd, waarna dit systeem de kentekengegevens koppelt aan de persoonsgegevens. Vervolgens gaat alles geautomatiseerd: van het aanmaken van het besluit tot en met het plaatsen daarvan in een envelop. Uiteindelijk worden alle geprinte documenten bij PostNL aangeboden. Bij de adressering wordt gebruik gemaakt van een koppeling met de Basisregistratie persoonsgegevens. Verweerster heeft op zitting gesteld dat er geen problemen waren met de verzending. De rechtbank merkt het verzendbestand aan als een deugdelijke verzendadministratie. Gelet op de inhoud daarvan in combinatie met de gegevens op het primaire besluit en de toelichting van verweerster op zitting, heeft zij aannemelijk gemaakt dat dit besluit daadwerkelijk op 2 december 2014 aan eiser is verzonden. Eiser heeft geen feiten aangevoerd op grond waarvan de ontvangst toch moet worden betwijfeld. Zijn betoog dat hij het primaire besluit niet heeft ontvangen en hij zeker zou hebben gereageerd als dat wel het geval was geweest, is daarvoor niet voldoende. Dit alles maakt dat de bezwaartermijn op 3 december 2014 is aangevangen en op 13 januari 2015 is geëindigd.2 Eiser heeft dus te laat bezwaar gemaakt. Hij heeft hier geen goede reden voor gegeven. Dit betekent dat verweerster eiser ten onrechte in zijn bezwaar heeft ontvangen.3

Conclusies

8. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Zij voorziet zelf in de zaak en verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk. De rechtbank komt dus niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het geschil.

9. Verweerster moet het griffierecht vergoeden. Er zijn geen proceskosten die vergoed moeten worden.

Beslissing

De rechtbank :

-

verklaart het beroep gegrond;

-

vernietigt het bestreden besluit;

-

verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk;

-

bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;

-

draagt verweerster op het betaalde griffierecht van € 178,- aan eiser te vergoeden.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R.K.A.M. Waasdorp, rechter, in aanwezigheid van Y.E. de Loos, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2021.

de griffier is verhinderd de rechter

uitspraak te ondertekenen

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel