Home

Rechtbank Den Haag, 03-11-2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:16788, NL21.16593

Rechtbank Den Haag, 03-11-2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:16788, NL21.16593

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
3 november 2021
Datum publicatie
29 juli 2022
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2021:16788
Zaaknummer
NL21.16593

Inhoudsindicatie

bewaring, eerste beroep, geen opschortende werking bezwaar in procedure voor aanvraag van verblijfsvergunning, alleen opschortende werking als voorlopige voorziening binnen 24 uru is ingediend, lichter middel, ongegrond

Uitspraak

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.16593

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

(gemachtigde: mr. M. Dorgelo), en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. D. Berben).

Procesverloop

Bij besluit van 18 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiseres de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.

De rechtbank heeft het beroep op 1 november 2021 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Dos Santos Dias. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt van Braziliaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1992].

Geen opschortende werking bezwaar

2. Eiseres voert aan dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is opgelegd. Ze heeft namelijk een aanvraag voor een verblijfsvergunning op humanitaire gronden gedaan, omdat ze slachtoffer is van huiselijk geweld. Die aanvraag is afgewezen, maar ze is tijdig in bezwaar gegaan en heeft een voorlopige voorziening ingediend. In de tijd dat de bezwaarprocedure en de voorlopige voorziening nog lopen, is ze in bewaring gesteld. Dat had niet gemogen, want bezwaar en de voorlopige voorziening hebben opschortende werking, waardoor ze op dit moment rechtmatig in Nederland verblijft.

3. De rechtbank oordeelt als volgt. Het bezwaar van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning op humanitaire gronden heeft geen opschortende werking. Dit staat ook in de afwijzende beschikking van 20 september 2021. Daarnaast heeft een verzoek tot een voorlopige voorziening alleen opschortende werking als deze binnen 24 uur na de afwijzende beschikking wordt ingediend. Dit is ook duidelijk vermeld in deze afwijzende beschikking. Eiseres heeft het verzoek tot een voorlopige voorziening niet binnen deze termijn ingediend, waardoor er geen opschortende werking is. Dat de termijn van 24 uur niet wettelijk is vastgelegd, maakt geen verschil. Verweerder geeft verzoekers namelijk uit coulance deze ruimte, wettelijk gezien is er geen opschortende werking verbonden aan het (enkele) indienen van een verzoek om een voorlopige voorziening te treffen. Eiseres was in het bezit van een machtiging tot voorlopig verblijf op grond van de relatie met haar partner. Deze relatie is beëindigd, waardoor vanaf 20 augustus 2020 een vertrektermijn van 90 dagen ging lopen. Deze termijn heeft eiseres overschreden, waardoor ze sinds die tijd onrechtmatig in Nederland verblijft. Verweerder mocht eiseres daarom op grond van artikel 59, eerste lid aanhef en onder a, van de Vw in bewaring stellen.

Bewaringsgronden

4. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiseres zich aan het toezicht zal onttrekken en eiseres de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Verweerder heeft als zware gronden1 vermeld dat eiseres:

3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging

daartoe heeft gedaan;

3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;

3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en zij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;

3i. te kennen heeft gegeven dat zij geen gevolg zal geven aan haar verplichting tot

terugkeer;

en als lichte gronden2 vermeld dat eiseres:

4a. zich niet aan een of meer andere voor haar geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;

4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;

4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;

4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.

5. De rechtbank stelt vast dat eiseres de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd niet heeft betwist.

Lichter middel

6. Eiseres voert aan dat verweerder had kunnen volstaan met een lichter middel dan de inbewaringstelling. Bewaring is een forse maatregel, daarom had verweerder eerst

1. Artikel 5.1b, derde lid., van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).

2 Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.

moeten proberen een lichter middel op te leggen. Verweerder had kunnen volstaan met een meldplicht.

7. De rechtbank oordeelt als volgt. Op 17 maart 2021 heeft verweerder aan eiseres de maatregel op grond van artikel 56, eerste lid, van de Vw opgelegd om haar vrijheid van bewegen te beperken. Dit is een lichter middel. Deze maatregel is op 18 oktober 2021 opgeheven, omdat ze op die dag in bewaring is gesteld. Toen de maatregel op grond van artikel 56, eerste lid, van de Vw van kracht was, heeft eiseres zich een aantal keer niet aan de daarbij behorende meldplicht gehouden. Ook is zij niet zelfstandig teruggekeerd naar Brazilië. Verweerder heeft dus al een lichter middel opgelegd, maar dit heeft niet geleid tot het gewenste resultaat, omdat eiseres niet terug wil keren naar Brazilië. Verweerder heeft dit in de maatregel van bewaring voldoende gemotiveerd. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.

Overige

8. Eiseres stelt verder dat het onduidelijk is hoe de staande houding heeft plaatsgevonden. De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier voldoende duidelijk blijkt hoe de staande houding heeft plaatsgevonden. Verbalisanten bevonden zich namelijk op

18 oktober 2021 bij het asielzoekerscentrum in Ter Apel, waar eiseres zich tussen 10.00 uur en 11.00 uur moest melden. De staande houding heeft plaatsgevonden in het bijzijn van een tolk Portugees.

9. Daarnaast stelt eiseres dat ze een kwetsbaar persoon is. De rechtbank is van oordeel dat dit duidelijk blijkt uit het dossier. Dit wordt ook niet weersproken ter zitting. Het bezwaar tegen de aanvraag van eiseres voor een verblijfsvergunning op humanitaire

gronden loopt nog, het oordeel hiervan mag zij niet in Nederland afwachten. Wordt haar aanvraag in bezwaar wel toegewezen, dan is het voor haar toegestaan om terug te reizen naar Nederland.

10. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:

-

verklaart het beroep ongegrond;

-

wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Sneevliet, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier.

De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:

03 november 2021

en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.

Documentcode: [Documentcode]

Rechtsmiddel