Home

Rechtbank Den Haag, 26-03-2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:15596, AWB 20/9039

Rechtbank Den Haag, 26-03-2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:15596, AWB 20/9039

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
26 maart 2021
Datum publicatie
15 februari 2022
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2021:15596
Zaaknummer
AWB 20/9039

Inhoudsindicatie

Mondelinge uitspraak, vovo, verblijf bij familie- of gezinslid, verzoek afgewezen

Uitspraak

Zittingsplaats Utrecht

Bestuursrecht

zaaknummer: AWB 20/9039

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 26 maart 2021 in de zaak tussen

V-nummer: [V-nummer] ,

(gemachtigde: mr. A.E. Martinez Linneman),

en

(gemachtigde: mr. L. Verheijen).

Procesverloop

Verzoeker heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning met het verblijfsdoel ‘verblijf bij familie- of gezinslid [A] ’ (referente). Deze aanvraag is op 11 november 2020 afgewezen.

Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Verweerder (hierna: de IND) heeft een verweerschrift ingediend.

Het verzoek is op 26 maart 2021 ter zitting behandeld. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Referente is verschenen. Als tolk is verschenen L. Pomper. De IND heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Overwegingen

  1. De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.

  2. De IND heeft de aanvraag afgewezen, omdat verzoeker niet in het bezit is van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en er geen reden is om hem vrij te stellen van het mvv- vereiste. De uitzetting van verzoeker is namelijk niet in strijd met zijn familie- en gezinsleven of zijn privéleven.1 Er is wel sprake van familieleven tussen verzoeker en referente, maar de belangenafweging valt uit in het nadeel van verzoeker. Ook is niet gebleken dat het mvv-vereiste voor verzoeker onredelijk hard is.

3. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.

4. De voorzieningenrechter moet eerst beoordelen of verzoeker een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening. Verzoeker heeft aangevoerd dat hij ieder moment kan worden uitgezet en dat hij een strafbaar feit begaat door illegaal in Nederland te verblijven. De voorzieningenrechter oordeelt dat het spoedeisend belang hiermee voldoende is aangetoond.

5. De voorzieningenrechter moet vervolgens beoordelen of het bezwaar van verzoeker een redelijke kans van slagen heeft.

6. Verzoeker vindt dat de weigering om hem vrij te stellen van het mvv-vereiste in strijd is met artikel 8 van het EVRM. Door de coronacrisis kan referente niet met verzoeker naar Albanië reizen en zullen zij van elkaar worden gescheiden voor onbepaalde tijd. Omdat de Nederlandse ambassade in Albanië is gesloten, weet verzoeker niet wanneer hij daar een aanvraag om een mvv kan indienen. Daarnaast vindt verzoeker dat de IND bij de belangenafweging niet in zijn nadeel had mogen betrekken dat hij in 2016 is veroordeeld voor een winkeldiefstal tot een geldboete van € 250,-, maar dat de IND rekening had moeten houden met het tijdsverloop sindsdien en met de omstandigheid dat een lage straf is opgelegd. Dat de boete is opgelegd kan volgens eiser niet leiden tot afwijzing van de aanvraag.

7. De IND heeft getoetst aan artikel 8 van het EVRM en heeft daarbij een belangenafweging gemaakt. De IND heeft daarbij in het voordeel van verzoeker betrokken dat referente de Nederlandse nationaliteit heeft. Daar tegenover staat een aantal dingen die de IND in het nadeel van verzoeker heeft mogen meewegen. Zo heeft de IND mogen betrekken dat verzoeker in Nederland het gezinsleven met referente is gaan uitoefenen zonder dat hij een geldige verblijfsvergunning had. Hij mocht er daarom niet op vertrouwen dat hij vanwege dat gezinsleven in Nederland zou mogen komen wonen. Verder heeft de IND het argument dat verzoeker niet weet wanneer hij in Albanië een mvv kan aanvragen, mogen passeren. In het verweerschrift heeft de IND terecht opgemerkt dat verzoeker kan terugkeren naar Albanië, dat de ambassade in Skopje geopend is en dat hij daar een mvv kan aanvragen. De veroordeling van verzoeker voor winkeldiefstal heeft de IND ook in verzoekers nadeel mogen meewegen. Daarbij is relevant dat de pleegdatum weliswaar 22 juni 2016 is, maar dat de opgelegde boete pas in augustus 2020 is betaald. Op grond van beleid van de IND mag de IND deze boete dan nog vijf jaar betrekken bij de belangenafweging. De voorzieningenrechter oordeelt dat de IND de belangenafweging in het nadeel van verzoeker heeft kunnen laten uitvallen en heeft kunnen beslissen dat verzoeker niet op grond van artikel 8 van het EVRM hoefde te worden vrijgesteld van het mvv-vereiste.

8. Verzoeker vindt verder dat de IND onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden en dat de afwijzing van zijn aanvraag onevenredig is. Verzoeker verwijst hierbij ook naar de hardheidsclausule. Referente heeft de Nederlandse nationaliteit en heeft een Wajong-uitkering. Zij kan niet naar Albanië verhuizen, omdat ze dan haar uitkering zal kwijtraken. Verzoeker heeft ook geen inkomen in Albanië. Er wordt voldaan aan bijna alle voorwaarden voor de gevraagde vergunning; het enige dat ontbreekt is een geldige mvv voor verzoeker.

9. De voorzieningenrechter oordeelt dat de IND heeft mogen beslissen dat de omstandigheden die verzoeker aanvoert niet bijzonder genoeg zijn om de hardheidsclausule toe te passen. Dat referente een uitkering ontvangt en deze zal verliezen als zij naar Albanië verhuist, betekent niet dat het voor haar feitelijk niet mogelijk is om mee te gaan met verzoeker naar Albanië. Verzoeker moet er bovendien toe in staat worden geacht om in Albanië in het levensonderhoud van hem en referente te kunnen voorzien. Dat verzoeker aan alle andere voorwaarden voor de gevraagde vergunning voldoet, wordt door de IND betwist. Afgezien daarvan volgt uit het beleid van de IND dat er geen sprake is van een bijzonder geval als aan alle voorwaarden, behalve aan het mvv-vereiste, wordt voldaan.2 Eiser komt dus geen beroep toe op de hardheidsclausule.

10. De voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat het bezwaar van verzoeker geen redelijke kans van slagen heeft. De voorzieningenrechter wijst daarom het verzoek om een voorlopige voorziening af.

11. De voorzieningenrechter wijst het beroep van de IND op artikel 78 van de Vreemdelingenwet 2000 af.

12. Omdat het verzoek wordt afgewezen, is er geen reden om de IND te veroordelen in de proceskosten. Verzoeker krijgt zijn griffierecht ook niet terugbetaald.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E. Diele, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2021 en zal ook worden gepubliceerd op rechtspraak.nl.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

griffier voorzieningenrechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel