Home

Rechtbank Den Haag, 01-11-2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:12009, NL21.11229

Rechtbank Den Haag, 01-11-2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:12009, NL21.11229

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
1 november 2021
Datum publicatie
4 november 2021
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2021:12009
Zaaknummer
NL21.11229

Inhoudsindicatie

Mvv nareis partner – geen feitelijke invulling aan de relatie wegens vermissing – ander huwelijk en kind – verbroken gezinsband – geen toets artikel 8 EVRM - ongegrond

Uitspraak

Zittingsplaats Middelburg

Bestuursrecht

zaaknummer: NL21.11229

V-nummer: [Nummer]

(gemachtigde: mr. A. Greve-Kortrijk),

en

(gemachtigde: mr. F.F.M. van de Kamp).

Procesverloop

Bij besluit van 16 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de weigering om hem een mvv1 in het kader van nareis te verlenen ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

De rechtbank heeft het beroep op 9 september 2021 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ook zijn verschenen [Naam 2] (referente), haar zoon en T. Tzegai (tolk). Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geb. datum] 1975 en de Eritrese nationaliteit te bezitten. Hij stelt de partner te zijn van referente en met haar drie kinderen te hebben. Ten behoeve van het verblijf van eiser in Nederland heeft referente een mvv in het kader van nareis aangevraagd. Deze aanvraag heeft verweerder bij besluit van 13 november 2020 (het primaire besluit) afgewezen.

2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Verweerder heeft daartoe overwogen dat de gezinsband tussen eiser en referente al ongeveer 13 jaar verbroken was op het moment dat referente in 2017 Nederland is ingereisd. Referente heeft immers tijdens haar asielprocedure zelf verklaard dat zij de relatie met eiser sinds 2004 als verbroken heeft beschouwd. Daarnaast is referente in 2012 gehuwd met [Naam 3] en heeft zij in 2014 een dochter met hem gekregen, waardoor uitgesloten is dat referente met eiser een feitelijke gezinsband had nu die relatie niet langer exclusief was. Omdat eiser niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 29, tweede lid, van de Vw2 wordt verder niet getoetst aan artikel 8 van het EVRM3.

3. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Referente heeft verklaard dat de relatie in ieder geval tot 2004 heeft geduurd en eiser daarna tot 2018 vermist is geweest. Dit betekent niet dat zij de relatie in 2004 als beëindigd heeft beschouwd. Het huwelijk met [Naam 3] was slechts een verstandshuwelijk, zodat referente zich kon bewegen in Saudi Arabië. Hun dochter is geboren als gevolg van een slippertje. Dit betekent niet dat de duurzame en exclusieve relatie tussen eiser en referente ten einde was. Verder levert het starten van een aanvullende procedure in het kader van artikel 8 van het EVRM nodeloos vertraging op waardoor eiser, zijn partner en zijn kinderen langer van elkaar gescheiden blijven. Er kan DNA-onderzoek verricht worden om vast te stellen dat eiser de biologische vader is van de drie kinderen. Tot slot had hij gehoord moeten worden over de relatie met referente en zijn kinderen.

De rechtbank oordeelt als volgt.

4. Ingevolge paragraaf C2/4.1.1 van de Vc4 verleent verweerder een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, tweede lid, van de Vw, als de echtgenote of partner feitelijk behoort tot het gezin van de referent. De referent moet in Nederland aantonen dat zijn echtgenote of partner op het moment van binnenkomst van de referent in Nederland feitelijk tot zijn gezin behoort en dat die feitelijke gezinsband niet verbroken is. Voor ongehuwde partners geldt dat zij de leeftijd van 18 jaar moeten hebben

bereikt en dat sprake is van een duurzame en exclusieve relatie.

5. Aan eiser is, terecht, niet tegengeworpen dat er van 2004 tot 2018 geen feitelijke invulling aan de relatie gegeven kon worden vanwege zijn vermissing en dat het contact tussen eiser en referente is hersteld sinds eiser weer terecht is.

6. Verweerder heeft niet ten onrechte tegengeworpen dat referente tijdens haar asielprocedure heeft verklaard de relatie met eiser vanaf 2004 als beëindigd te beschouwen. De rechtbank acht hierbij van belang dat referente tijdens het nader gehoor gevraagd is om uit te leggen waarom zij op het aanmeldformulier en tijdens het eerste gehoor heeft verklaard dat zij van 1998 tot 2010 een relatie had met eiser, maar in de correcties en aanvullingen op het eerste gehoor heeft gesteld dat deze relatie duurde van 1998 tot 2004. Referente heeft vervolgens verklaard dat zij de relatie als beëindigd beschouwde nadat zij niets meer te horen kreeg van eiser.5 Verweerder heeft op grond hiervan dan ook terecht geconcludeerd dat de feitelijke gezinsband tussen eiser en referente al verbroken was voordat referente Nederland is binnengekomen.

7. Verder volgt uit het dossier dat referente in 2012 is gehuwd met [Naam 3]. Hierdoor kan de gestelde relatie met eiser niet langer exclusief zijn. De stelling van referente dat dit slechts een verstandshuwelijk was, doet hier niet aan af. Referente heeft uit dit huwelijk een dochter gekregen, waardoor feitelijke invulling aan de relatie is gegeven. Gelet op het voorgaande heeft verweerder kunnen vaststellen dat er geen exclusieve relatie meer bestond tussen eiser en referente en dat de gezinsband tussen hen ook om deze reden als verbroken kan worden beschouwd.

8. Het beroep op artikel 8 van het EVRM slaagt niet. Het is vaste jurisprudentie van de Afdeling6 dat de Vw buiten artikel 29, tweede lid, geen ruimte biedt voor een toets aan artikel 8 van het EVRM.7 Een beoordeling in het kader van artikel 8 van het EVRM dient plaats te vinden in de procedure omtrent de verlening van een verblijfsvergunning regulier. Eiser voldoet niet aan de voorwaarden van artikel 29, tweede lid, van de Vw. Als eiser van mening is dat aan hem op grond van artikel 8 van het EVRM verblijf moet worden toegestaan, kan hij een daartoe strekkende reguliere aanvraag indienen. Een eventueel DNA-onderzoek is in de onderhavige aanvraag daarom ook niet aan de orde.

9. Voor zover eiser stelt dat hij gehoord had moeten worden, geldt dat verweerder terecht heeft kunnen afzien van het horen. In artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb8 is bepaald dat van het horen kan worden afgezien indien het bezwaar kennelijk ongegrond is. Eiser stelt dat hij gehoord had moeten worden over zijn ouderschap en de duurzaamheid van zijn relatie in het kader van artikel 8 EVRM. Zoals eerder besproken is daar een aparte procedure voor mogelijk en had verweerder eiser hierover niet hoeven horen in de onderhavige procedure. Daarom bestond er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over dat het bezwaar niet kon leiden tot een andersluidend besluit.

10. Het beroep is ongegrond.

11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt middels geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.