Rechtbank Den Haag, 30-04-2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:4119, NL19.25893
Rechtbank Den Haag, 30-04-2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:4119, NL19.25893
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 30 april 2020
- Datum publicatie
- 7 mei 2020
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2020:4119
- Zaaknummer
- NL19.25893
Inhoudsindicatie
8:54 BNT pkv na intrekking, gegrond.
Uitspraak
uitspraak
Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL19.25893
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
(gemachtigde: mr. J.A. Pieters), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: T. Kleve).
Procesverloop
Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder heeft op 6 april 2020 laten weten dat hij bereid is de proceskosten van verzoeker te vergoeden tot een bedrag van € 262,50.
Overwegingen
-
De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
-
De rechtbank kan beslissen dat een van de partijen de proceskosten van de andere partij moet betalen. Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
-
Verzoeker is op 29 oktober 2019 in beroep gegaan, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag. Op 2 maart 2020 heeft verweerder alsnog een beslissing genomen op zijn aanvraag. Verzoeker heeft daarna het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingetrokken en daarbij de rechtbank verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
4. Omdat verweerder pas nadat verzoeker in beroep is gegaan een beslissing heeft genomen, krijgt verzoeker een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bbp) is dit een vast bedrag omdat verzoeker een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 262,50.
Beslissing
De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 262,50 aan proceskosten.
Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van M. Bos, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
30 april 2020