Home

Rechtbank Den Haag, 08-04-2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:3481, NL19.26273, NL19.26612 en NL19.26613

Rechtbank Den Haag, 08-04-2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:3481, NL19.26273, NL19.26612 en NL19.26613

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
8 april 2020
Datum publicatie
16 april 2020
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2020:3481
Zaaknummer
NL19.26273, NL19.26612 en NL19.26613

Inhoudsindicatie

Proceskostenveroordeling

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummers: NL19.26273

NL19.26612

NL19.26613

[geboortedatum 1] ,

verzoekster 1,

v-nummer [V-nummer 1] ,

allen van Turkse nationaliteit,gezamenlijk te noemen: eisers,(gemachtigde: mr. M.A. Krikke),

en

verweerder.

Procesverloop

Bij besluiten van 23 oktober 2019 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingewilligd.

Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.

Op 19 maart 2020 heeft verweerder de bestreden besluiten ingetrokken.

Naar aanleiding hiervan hebben eisers het beroep ingetrokken en daarbij de rechtbank verzocht verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.

Verweerder heeft de rechtbank meegedeeld dat hij bereid is de proceskosten voor het indienen van het beroepschrift te vergoeden tot een bedrag van € 525,-.

Overwegingen

  1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.

  2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.

  3. Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is verweerder tegemoet gekomen aan het beroep van verzoekers. Daarbij heeft verweerder zich bereid verklaard de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 525,- te vergoeden. Verweerder stelt zich op het standpunt dat sprake is van samenhangende zaken, nu de beroepen van verzoekers gelijktijdig door verweerder zijn behandeld, de rechtsbijstand is verleend door dezelfde persoon en de werkzaamheden, gezien de sterk op elkaar lijkende beroepschriften, in de drie zaken nagenoeg identiek zijn. Verweerder verwijst daarbij naar artikel 3 van het Bpb.

  4. Verzoekers stellen zich op het standpunt dat verweerder gehouden is drie maal de proceskosten te vergoeden, omdat de gronden in de zaak van verzoekster 1 en die in de zaken van verzoekster 2 en verzoeker niet gelijk zijn en omdat de rechtbank drie afzonderlijke zaaknummers aan de beroepen heeft toegekend.

  5. De rechtbank stelt vast dat verweerder drie afzonderlijke beschikkingen heeft geslagen op de asielaanvragen van verzoekers en dat verzoekers drie afzonderlijke beroepschriften hebben ingediend bij de rechtbank. Naar het oordeel van de rechtbank komen de beroepsschriften van verzoekster 2 en van verzoeker dusdanig overeen dat bij die twee beroepen sprake is van samenhangende zaken als bedoeld in artikel 3 van het Bpb. Beide beroepschriften richten zich voornamelijk op de vrees voor vervolging die verzoekster 2 en verzoeker ervaren ten gevolge van de (vermeende) associatie van hun ouders met de Gülen-beweging. Het beroepschrift van verzoekster 1 wijkt af van de beroepschriften van verzoekster 2 en verzoeker, nu het voornamelijk ziet op de vrees voor vervolging die verzoekster 1 ervaart ten gevolge van haar (vermeende) associatie met de Gülen-beweging. Naar het oordeel van de rechtbank is daarom geen sprake van samenhangende zaken tussen het beroep van verzoekster 1 enerzijds, en de beroepen van verzoekster 2 en verzoeker anderzijds.

  6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift in de zaak van verzoekster 1 en 1 punt voor het indienen van het beroepschrift in de zaken van verzoekster 2 en verzoeker met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.050,-.

Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Mac Donald, rechter, in aanwezigheid van mr. M.E. Jans, griffier.

griffier rechter

afschrift verzonden aan partijen op:

Coll:

Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.