Home

Rechtbank Den Haag, 31-10-2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:14463, 09/817885-18

Rechtbank Den Haag, 31-10-2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:14463, 09/817885-18

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
31 oktober 2019
Datum publicatie
27 januari 2020
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2019:14463
Zaaknummer
09/817885-18

Inhoudsindicatie

.

Uitspraak

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken

Parketnummer 09/817885-18

Datum uitspraak: 31 oktober 2019

Tegenspraak

De rechtbank Den Haag heeft dit vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2001,

[adres 1] .

1 Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op de zitting van 20 december 2018, 2 mei 2019 en 17 oktober 2019 behandeld.

De officier van justitie is mr. R.P. Tuinenburg en de advocaat van de verdachte is

mr. C.M.H. van Vliet.

2 De tenlastelegging

De verdachte wordt kort gezegd verweten dat hij op 7 juli 2018 in Katwijk samen met anderen heeft geprobeerd drie personen zwaar te mishandelen. Ook wordt hij verdacht van openlijke geweldpleging tegen deze personen.

De tekst van de tenlastelegging staat in bijlage I, die deel uitmaakt van dit vonnis.

3. Standpunten en beoordeling 1

3.1

Inleiding

In de vroege ochtend van 7 juli 2018 raakten drie personen, de latere aangevers [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] , in Katwijk in gevecht met drie jongens, onder wie de verdachte. Onderzocht moet worden of de verdachte een rol heeft gehad in het gebeuren.

De verdachte heeft op de zitting over zijn eigen rol verklaard dat hij een duw kreeg en toen de eerste klap gaf en dat hij, toen het uit de hand liep, zag dat een medeverdachte sloeg met een slagwapen.

3.2

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft geëist dat de verdachte voor de poging zware mishandeling en de openlijke geweldpleging wordt veroordeeld.

3.3

Het standpunt van de verdediging

De advocaat heeft een pleitnota overgelegd en vrijspraak bepleit voor de poging zware mishandeling, omdat de verdachte geen opzet heeft gehad op het slaan met een ploertendoder. De verdediging heeft ten aanzien van de openlijke geweldpleging aangevoerd dat de verdachte alleen een voldoende significante bijdrage heeft geleverd aan de openlijke geweldpleging tegen [benadeelde 1] .

3.4

De beoordeling van de tenlastelegging

[benadeelde 3] heeft bij zijn aangifte verklaard dat hij op 7 juli 2018 met zijn vrienden [benadeelde 1] en [benadeelde 2] op weg was naar huis en op de Ouwehandstraat in Katwijk drie jongens hoorde en zag. [benadeelde 3] fietste door maar zag toen hij omkeek, dat [benadeelde 2] een van de jongens een duw gaf en daarna meteen een klap in zijn gezicht kreeg. Een tweede jongen liep op [benadeelde 1] af en gaf [benadeelde 1] een klap in zijn gezicht. De derde jongen kwam op [benadeelde 3] af. [benadeelde 3] gaf de jongen meteen een stomp in zijn gezicht. Hij keek om en zag dat een van de drie jongens een ploertendoder in zijn hand had. Hij ging op die jongen af en kreeg een klap met de ploertendoder op zijn voorhoofd. Hij zag dat de drie jongens toen naar [benadeelde 1] gingen en dat [benadeelde 1] klappen kreeg van de jongen met de ploertendoder. De drie jongens kwamen vervolgens op [benadeelde 3] af en hij hoorde ze zeggen dat ze hem dood zouden maken. Hij is toen weggerend.2

Bij de rechter-commissaris heeft [benadeelde 3] verklaard dat hijzelf eerst doorfietste, maar dat [benadeelde 2] wel afstapte omdat hij zich niet laat uitschelden. De jongens kwamen toen met een agressieve houding naar [benadeelde 2] toe, een van hem ging heel dichtbij [benadeelde 2] staan, die hem een duw gaf en vervolgens een klap in zijn gezicht kreeg. [benadeelde 3] heeft verder verklaard dat hij intussen de namen van de drie verdachten wist. Hij beschrijft [naam 1] als de licht getinte jongen, [naam 2] als de donkere jongen die de ploertendoder had, en [verdachte] als de blanke jongen die een fles in zijn hand had.3

[benadeelde 1] heeft ook verklaard dat hij de bewuste nacht met [benadeelde 2] en [benadeelde 3] naar huis fietste. Ze zagen drie jongens. [benadeelde 2] stapte af, stelde een vraag en kreeg meteen een klap in zijn gezicht. [benadeelde 1] en [benadeelde 3] stapten ook af. [benadeelde 1] werd toen op zijn achterhoofd geslagen. Hij denkt dat dat door twee jongens tegelijk is gedaan, omdat hij zich niet kon verdedigen. Hij denkt dat de eerste klap met een ploertendoder was. Hij heeft een van de jongens met een ploertendoder gezien. Meteen

daarna werd hij ook op zijn mond geslagen. Hij werd duizelig en zag dat hij erg bloedde. Hij werd op zijn hoofd, rug en arm geslagen en denkt dat dat met de ploertendoder is gebeurd, omdat hij striemen op zijn rug heeft.4

Bij de rechter commissaris heeft [benadeelde 1] verklaard dat een van de jongens een stok uit zijn jas trok en daarmee sloeg. Uit de verklaring komt naar voren dat hij door elk van de drie jongens werd geslagen.5

[benadeelde 2] heeft grotendeels overeenkomstig de twee andere aangevers verklaard. Hij fietste met zijn twee vrienden toen drie jongens hen uitscholden. Ze stopten. De drie jongens kwamen op hen af toen hij vroeg wat er aan de hand was. Hij zag dat [benadeelde 1] klappen tegen zijn hoofd kreeg, dat dit met vuisten gebeurde en dat de jongens ook een soort uitschuifbare stok hadden en een fles. [benadeelde 2] werd tegen zijn hoofd geslagen. Hij zag dat [benadeelde 1] erg bloedde en zag dat [benadeelde 3] vluchtte voor de jongens.6

Bij de rechter-commissaris heeft [benadeelde 2] verklaard dat hij als eerste een klap kreeg van [verdachte] , dat hij zag dat [benadeelde 1] door een van de jongens die donker getint was, met een ploertendoder werd toegetakeld en van hen werd weggedreven en zag dat ook [benadeelde 3] werd geslagen met een ploertendoder. Hij zag dat de drie jongens achter [benadeelde 3] aangingen toen die vluchtte.

De verdachte heeft verklaard dat hij op 7 juli 2018 in Katwijk samen met [naam 1] en [naam 2] bij een vechtpartij betrokken was en dat hij, nadat hij geduwd werd, de eerste klap uitdeelde. Hij heeft gezien dat een slagwapen werd gebruikt door [naam 2] . 7

Heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan openlijk geweld?

Uit voorgaande verklaringen komt naar het oordeel van de rechtbank duidelijk naar voren dat sprake is geweest van openlijk geweld, waarbij twee van de drie slachtoffers ook met een ploertendoder zijn geslagen. De verdachte heeft zich bij het geweld dat de jongens tegen de drie aangevers pleegden, niet onbetuigd gelaten. Hij heeft zelf een van de aangevers, nadat hij werd geduwd, als eerste een klap gegeven. Zijn bijdrage aan het geweld is voldoende significant geweest om hem ook voor het handelen van de medeverdachten bij het door hen gezamenlijk gepleegde geweld, strafrechtelijk verantwoordelijk te achten.

Het tweede deel van de tenlastelegging, het openlijk geweld, acht de rechtbank op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen.

Heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van poging tot zware mishandeling?

Naar het oordeel van de rechtbank is vast komen te staan dat twee van de slachtoffers met een ploertendoder zijn geslagen. De verdachte en zijn medeverdachte [verdachte] hebben steeds verklaard dat zij er niet van op de hoogte waren dat een van hen dit wapen bij zich had. Uit de andere verklaringen in het dossier en op de zitting is niet voldoende duidelijk geworden dat wat betreft het gebruik van de ploertendoder, sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten die ook gericht was op het mogelijk veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel. Een dergelijke samenwerking is een vereiste om aan te nemen dat sprake is van het medeplegen van (poging tot) zware mishandeling. Evenmin is komen vast te staan dat de andere in de tenlastelegging genoemde gedragingen erop gericht waren zwaar lichamelijk letsel aan een van de aangevers toe te brengen, ook niet in voorwaardelijke zin.

Tot slot is naar het oordeel van de rechtbank niet vast komen te staan dat de verdachte of een van zijn medeverdachten een dakpan naar een van de slachtoffers zou hebben gegooid. Weliswaar verklaart [benadeelde 3] in zijn aangifte bij de politie dat er een dakpan zou zijn gegooid, maar dit wordt pas veel later, bij de rechter-commissaris, door [benadeelde 2] bevestigd. Het derde slachtoffer, [benadeelde 1] , verklaart niet te hebben gezien dat er iets met een dakpan is gebeurd. De door de politie gehoorde getuigen hebben ook niets verklaard over een dakpan en op de plaats van het incident heeft de politie geen dakpan aangetroffen.

De rechtbank is daarom van oordeel dat voor het eerste deel van de tenlastelegging, het medeplegen van een poging tot zware mishandeling, vrijspraak moet volgen.

3.5

De bewezenverklaring

De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte wettig en overtuigend bewezen dat:

hij op 7 juli 2018 te Katwijk openlijk, te weten, op de [adres 2] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen

[benadeelde 2]

en

[benadeelde 1]

en

[benadeelde 3]

door

[benadeelde 2] met kracht tegen/op het hoofd te slaan/te stompen en

[benadeelde 1] met een ploertendoder met kracht tegen/op het gezicht/oor en het hoofd/de nek en het lichaam te slaan en met kracht tegen/op het hoofd te slaan/te stompen en

[benadeelde 3] met een ploertendoder met kracht tegen/op het voorhoofd, te slaan

en het roepen van de woorden tegen die [benadeelde 3] dat hij dood moest.

4 De strafbaarheid van het feit en de strafbaarheid van de verdachte

De feiten zijn strafbaar. De verdachte is ook strafbaar.

5 De strafoplegging

6 De vorderingen van de benadeelde partijen

7 De toepasselijke wetsartikelen

8 De beslissing