Home

Rechtbank Den Haag, 05-12-2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:13004, NL19.25217

Rechtbank Den Haag, 05-12-2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:13004, NL19.25217

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
5 december 2019
Datum publicatie
6 december 2019
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2019:13004
Zaaknummer
NL19.25217

Inhoudsindicatie

Oeganda, asielaanvraag, homoseksualiteit. Eiseres verklaart in sommige opzichten wel (bijvoorbeeld de ontwikkeling van de relatie) en in sommige opzichten niet (bijvoorbeeld haar gevoelens voor haar vriendin) voldoende inzichtelijk en concreet. Verweerder had in dit geval in de concreetheid en inzichtelijkheid van de verklaringen over de ontdekking van haar geaardheid en haar relatie met haar partner aanknopingspunten moeten vinden om hier meer gewicht aan toe te kennen. Een andere weging van de verklaringen kan verweerder brengen tot een ander eindoordeel over de geloofwaardigheid van de gestelde homoseksualiteit. Beroep gegrond, besluit vernietigd.

Uitspraak

Zittingsplaats Arnhem

Bestuursrecht

zaaknummer: NL19.25217

(gemachtigde: mr. A. Habib-Portier),

en

(gemachtigde: mr. M.J. Hofstra).

Procesverloop Bij besluit van 15 oktober 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL19.25218, plaatsgevonden op 25 november 2019. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij lesbisch is. Eiseres

is op haar zestiende in haar land van herkomst, Oeganda, tot het besef gekomen dat zij op vrouwen valt. Ook kreeg zij in Oeganda een relatie met haar huidige vriendin. Eiseres heeft op twee incidenten na in Oeganda geen problemen ervaren met haar geaardheid. In juli 2018 is eiseres naar Nederland gereisd met haar [sportteam] voor een toernooi. Tijdens dit toernooi is eiseres met haar vriendin betrapt tijdens het vrijen door de teammanager. De teammanager heeft aan de rest van het team verteld dat zij en haar vriendin homoseksueel zijn. Eiseres en haar vriendin hebben, samen met een teamgenoot, daarop het hotel waar het team verbleef verlaten en hebben asiel aangevraagd. Eiseres kan niet terugkeren naar haar land van herkomst omdat homoseksualiteit daar verboden is en zij vreest voor problemen met de politie en de dorpsbewoners.

2. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante

elementen:

-

Nationaliteit, identiteit en herkomst;

-

Seksuele gerichtheid;

-

Problemen als gevolg van de seksuele gerichtheid.

3. Verweerder volgt eiseres in haar gestelde nationaliteit, identiteit en herkomst.

Verweerder volgt eiseres niet in haar gestelde seksuele gerichtheid. Volgens verweerder heeft eiseres onvoldoende inzicht geboden in haar bewustwordingsproces. Hiervoor zijn haar verklaringen te algemeen. Verweerder acht de problemen als gevolg van de seksuele gerichtheid niet geloofwaardig omdat de gestelde seksuele gerichtheid niet wordt gevolg en de verklaringen van eiseres hierover oppervlakkig, tegenstrijdig, kort en niet consistent zijn.

3.1.

In het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen als kennelijk

ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder e van de Vreemdelingenwet 2000. In het verweerschrift heeft verweerder deze grondslag verlaten, mede omdat het voornemen is geschreven zonder inachtneming van de correcties en aanvullingen op het verslag van het nader gehoor. Verweerder stelt zich niet langer op het standpunt dat sprake is van kennelijk inconsequente en tegenstrijdige, kennelijk valse of duidelijk onwaarschijnlijke verklaringen. Ten aanzien van de geloofwaardigheid van de verklaringen over de seksuele gerichtheid stelt verweerder zich in het verweerschrift op het standpunt dat deze te algemeen zijn om inzicht te bieden in het bewustwordingsproces van eiseres. Verweerder wijst de aanvraag af als ongegrond.

Procedurele punten

4. Eiseres voert aan dat verweerder de correcties en aanvullingen op het nader gehoor

ten onrechte bij het opstellen van het voornemen niet heeft meegenomen. Verweerder heeft dit in het verweerschrift erkend. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een gebrek. De beroepsgrond slaagt.

5. Eiseres voert aan dat verweerder de termijn voor het indienen van een zienswijze

ten onrechte heeft verkort naar een week. In het verweerschrift geeft verweerder aan dat eiseres hierin wordt gevolgd. De rechtbank is van oordeel dat ook hier sprake is van een gebrek. De beroepsgrond slaagt.

6. Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte geen gebruik heeft gemaakt van een

registertolk. Voor verweerder bestond geen spoedeisend belang die de inzet van een niet-registertolk rechtvaardigt. Eiseres heeft op 19 juli 2018 haar asielaanvraag ingediend en is op 8 mei 2019 en op 19 juli 2019 uitgenodigd voor het nader gehoor. In alle redelijkheid kan niet gesteld worden dat er in de gehele periode geen registertolk beschikbaar is geweest.

6.1.

Verweerder stelt zich in het verweerschrift op het standpunt dat in het bestreden

besluit gemotiveerd is weergegeven waarom op de datum van de nader gehoren geen registertolk inzetbaar was. Volgens verweerder was wel degelijk sprake van een zekere spoedeisendheid. Op 13 juni 2019 heeft de rechtbank namelijk het door eiseres ingestelde beroep tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen twee weken te beslissen op de aanvraag.1

6.2.

De rechtbank is van oordeel dat verweerder voor beide gehoren onvoldoende heeft

gemotiveerd waarom sprake was van zodanige spoed dat de inzet van een niet-registertolk was gerechtvaardigd. De uitspraak op het beroep niet tijdig beslissen is gedaan op 13 juni 2019, zodat de verwijzing hiernaar niet kan gelden als onderbouwing voor het spoedeisend belang tijdens het nader gehoor op 8 mei 2019. De verwijzing naar deze uitspraak kan evenmin gelden als onderbouwing van het spoedeisend belang voor het nader gehoor van 19 juli 2019 omdat eiseres al op 9 mei 2019 voor dit nader gehoor was uitgenodigd.

6.3

Omdat een deugdelijke motivering voor de inzet van een niet-register tolk ontbreekt, is sprake van een gebrek. De beroepsgrond slaagt.

Beoordeling verklaringen seksuele gerichtheid

7. Eiseres voert aan dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt stelt dat zij haar

seksuele gerichtheid niet aannemelijk heeft gemaakt. Eiseres heeft met haar verklaringen voldoende inzicht gegeven in haar bewustwordingsproces.

7.1.

Verweerder stelt zich in het verweerschrift op het standpunt dat de verklaringen van

eiseres te algemeen zijn. Verweerder verwacht van een vreemdeling die asiel aanvraagt met diens geaardheid als motief dat diegene kan vertellen over de persoonlijke ervaringen en gevoelens op dit punt. Uit de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) volgt dat verweerder bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van een gestelde homoseksuele gerichtheid, terecht veel waarde hecht aan de verklaringen van een vreemdeling over zijn eigen ervaringen, nu die vreemdeling zich immers op enig moment van die gerichtheid bewust is geworden en zich gerealiseerd heeft dat zijn gerichtheid in zijn omgeving of land van herkomst niet - algemeen - geaccepteerd wordt of zelfs strafbaar is gesteld. Een vreemdeling moet daarom kunnen verklaren over het moment waarop of de periode waarin hij zich bewust is geworden van zijn seksuele gerichtheid, wat deze seksuele gerichtheid voor hem heeft betekend en welke invloed dit heeft gehad voor de manier waarop hij uiting heeft gegeven aan zijn seksuele gerichtheid. Dit alles bezien tegen de achtergrond van zijn land van herkomst en de omgeving waaruit hij afkomstig is, waarbij relevant zijn het moment van bewustwording en eventuele andere belangrijke momenten, zoals het aangaan van een relatie.2

De verklaringen van eiseres zijn tegen de achtergrond van dit kader volgens

verweerder te algemeen geacht. Eiseres heeft volstaan met de verklaringen dat zij zich bewust werd van haar geaardheid door het zogenoemde ‘labia trekken’ en volstaat vervolgens met verklaringen over jaloezie en angst, zonder nader duiding te geven aan deze gestelde gevoelens en hier inzicht in te bieden, aldus verweerder.

7.2.

Ter zitting is eiseres bevraagd over de relatie met haar gestelde partner. Eiseres

heeft op deze vragen verklaard dat ze haar partner mooi vindt, dat zij mooie ogen heeft. Haar partner is een makkelijk persoon en als eiseres samen met haar partner is, lijkt alles makkelijk te gaan. Eiseres geeft invulling aan haar relatie door bijvoorbeeld samen schoenen te kopen. Eiseres en haar partner houden erg van samen schoenen kopen. Ze vinden het leuk om dezelfde schoenen te dragen. Eiseres heeft ook verklaard dat zij het moeilijk vindt om haar gevoelens over haar partner onder woorden te brengen.

7.3.

De rechtbank is van oordeel dat uit het verslag van het nader gehoor en uit de

verklaringen op zitting volgt dat eiseres voldoende concreet en inzichtelijk kan verklaren over de aanloop, ontwikkeling en de wijze van invulling van de relatie met haar huidige partner. Eiseres heeft een gedetailleerde en chronologische opsomming gegeven van de gebeurtenissen waarbij ze ook stil heeft gestaan bij de wijze waarop ze in eerste instantie haar gevoelens probeerde te onderdrukken. Maar de rechtbank ziet ook dat eiseres niet in dezelfde mate concreet en inzichtelijk kan verklaren over haar liefdesgevoelens voor haar partner. Eiseres erkent ook dat het voor haar moeilijk is om haar gevoelens onder woorden te brengen. De rechtbank kan het standpunt van verweerder volgen dat, ondanks doorvragen van de hoormedewerker, de antwoorden op vragen over deze gevoelens oppervlakkig en algemeen blijven.

Kortom, eiseres verklaart in sommige opzichten wel (bijvoorbeeld de ontwikkeling van de relatie) en in sommige opzichten niet (bijvoorbeeld haar gevoelens voor haar vriendin) voldoende inzichtelijk en concreet.

7.4.

Volgens de werkinstructie die verweerder hanteert bij de beoordeling van zaken

waarin de geaardheid als asielmotief is aangevoerd hangt het gewicht dat toekomt aan een verklaring sterk af van de individuele zaak.3 Verweerder heeft dus de mogelijkheid om aan (delen van) verklaringen een verschillend gewicht toe te kennen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in dit geval in de concreetheid en inzichtelijkheid van de verklaringen over de ontdekking van haar geaardheid en haar relatie met haar partner, aanknopingspunten had moeten vinden hieraan meer gewicht toe te kennen dan hij heeft gedaan. Een andere weging van de verklaringen kan verweerder brengen tot een ander eindoordeel over de geloofwaardigheid van de gestelde homoseksualiteit. De beroepsgrond slaagt.

Conclusie

8. Gelet op de onder 4, 5, 6.3 en 7.4 geconstateerde gebreken is het bestreden

besluit niet zorgvuldig voorbereid en ondeugdelijk gemotiveerd. Omdat het standpunt van verweerder over de seksuele gerichtheid doorwerkt in het standpunt over de problemen als gevolg van de seksuele gerichtheid, acht de rechtbank een bespreking van de beroepsgronden gericht tegen dit standpunt niet relevant.

9. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit dient te worden vernietigd. De

rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Door de aard en omvang van de gebreken ziet de rechtbank tevens geen aanleiding om gebruik te maken van de bevoegdheid in artikel 8:51a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank zal verweerder daarom opdragen een nieuw besluit te nemen. Het ligt op de weg van verweerder om de verklaringen van eiseres over haar homoseksuele geaardheid opnieuw te wegen, met inachtneming van wat is uiteengezet in overweging 7.4. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van acht weken.

10. Omdat het beroep gegrond is, veroordeelt de rechtbank verweerder onder

toepassing van artikel 8:75, eerste lid, van de Awb in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.024,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 512,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt het bestreden besluit;

- draagt verweerder op om binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met in achtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.024,-.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. van Breda, rechter, in aanwezigheid van

M.M. Neutgens, griffier.

Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op: 4 december 2019.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.