Rechtbank Den Haag, 01-08-2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:9360, C/09/535017 / HA ZA 17-677
Rechtbank Den Haag, 01-08-2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:9360, C/09/535017 / HA ZA 17-677
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 1 augustus 2018
- Datum publicatie
- 10 augustus 2018
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2018:9360
- Zaaknummer
- C/09/535017 / HA ZA 17-677
Inhoudsindicatie
Arbeidsongeschiktheidsverzekering. Opzettelijk onjuiste mededeling gedurende de looptijd rechtvaardigt in dit geval niet het verval van uitkering
Uitspraak
vonnis
Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/535017 / HA ZA 17-677
Vonnis van 1 augustus 2018
in de zaak van
1 [de VOF] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] , gemeente [gemeente] ,
2. [eisende partij sub 2],
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
3. [eisende partij sub 3],
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. H. Dontje te Rolde, gemeente Aa en Hunze,
tegen
GOUDSE SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Gouda,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. A.C. van der Salm te Den Haag.
Eisers zullen hierna achtereenvolgens “ [de VOF] .”, “ [eisende partij sub 2] ” en “ [eisende partij sub 3] ” worden genoemd, of gezamenlijk worden aangeduid als “ [de VOF c.s.] ”. Gedaagde zal hierna “Goudse” worden genoemd.
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
-
de dagvaarding van 15 juni 2017, met producties 1 tot en met 5;
- -
-
de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie van 18 oktober 2017, met producties A tot en met Q;
- -
-
het tussenvonnis van 17 januari 2018, waarin een comparitie van partijen is gelast;
- -
-
het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 23 april 2018 en de daarin genoemde stukken.
Na de comparitie van partijen hebben partijen geprobeerd hun geschil in onderling overleg op te lossen. Op 9 mei 2018 hebben partijen de rechtbank bericht dat zij daarin niet zijn geslaagd en hebben zij de rechtbank verzocht vonnis te wijzen.
Het proces-verbaal van de comparitie van partijen is buiten aanwezigheid van partijen opgemaakt. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om schriftelijk te reageren op feitelijke onjuistheden in de verslaglegging. Goudse heeft bij brief van 5 juni 2018 gereageerd, [de VOF c.s.] bij brief van 7 juni 2018. Goudse heeft bij brief van 8 juni 2018 bezwaar gemaakt tegen de reactie van [de VOF c.s.] , omdat die (ook) een reactie bevat op de stellingen van Goudse die in het proces-verbaal zijn opgenomen. Dat is de rechtbank met Goudse eens. Dit betekent dat de rechtbank de brief van [de VOF c.s.] buiten beschouwing zal laten, voor zover het een aanvulling betreft op de stellingen die [de VOF c.s.] ter zitting heeft ingenomen.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.
2 De feiten
[de VOF c.s.] heeft in de periode van 1 november 2005 tot juni 2012 het restaurant ‘ [X] ’ te [gemeente] geëxploiteerd.
Met ingang van 19 mei 2006 heeft [eisende partij sub 2] een arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen afgesloten bij Goudse. Het verzekerd beroep onder de polis is ‘restauranthouder’. Op het aanvraagformulier, dat [eisende partij sub 2] 23 december 2005 heeft ingevuld, specificeert [eisende partij sub 2] de aard en omvang van zijn werkzaamheden als volgt:
“Hoeveel uren werkt u gewoonlijk per week? 50 uur
Hoe besteedt u deze tijd?
Administratief / bureauwerkzaamheden 5 uur
Verkoop / advisering 2 uur
Toezichthoudend / leidinggevend / lesgeven 5 uur
Zakelijke reizen 2 uur
Handarbeid / lichamelijke arbeid 36 uur”
Op de polis zijn de ‘Algemene Voorwaarden 2008 Zelfstandig Verzekerd’ van toepassing. In deze voorwaarden is, voor zover hier relevant, het volgende opgenomen:
Artikel 9. Verplichtingen bij wijziging van het beroep of de daaraan verbonden werkzaamheden
De verzekeringnemer respectievelijk de verzekerde is verplicht tijdig vooraf, of in de gevallen waarin dat niet mogelijk is binnen 14 dagen na de dag waarop een van de hierna genoemde wijzigingen heeft plaatsgevonden, schriftelijk aan De Goudse kennis te geven wanneer:
a) de verzekerde zijn op het polisblad vermelde werkzaamheden en/of beroep gedeeltelijk ophoudt daadwerkelijk uit te oefenen of wijzigt;
b) de aard en/of de omvang van de werkzaamheden en/of de bedrijfsvoering een verandering ondergaan;
c) de verzekerde naast zijn op het polisblad vermelde werkzaamheden en/of beroep andere werkzaamheden en/of een ander beroep al dan niet in loondienst begint.
Na ontvangst van een in artikel 9.1 onder a, b en c genoemde kennisgeving eindigt de dekking voor zover het risico door de wijziging verzwaard is met ingang van de dag van wijziging of mededeling van de wijziging, tenzij de verzekering zonder aanpassing van de premie, de verzekerde jaarrente en/of de voorwaarden kan worden voortgezet.
Tenzij De Goudse en verzekeringnemer overeenkomen de verzekering op basis van andere voorwaarden, gewijzigde premie en/of verlaagde verzekerde jaarrente voort te zetten, eindigt de verzekering door opzegging door De Goudse of de verzekeringnemer met inachtneming van een opzegtermijn van twee maanden.
Indien verzuimd is kennis te geven van de risicowijzigingen genoemd in artikel 9.2 onder b en c, zal De Goudse, wanneer verzekerde zich arbeidsongeschikt meldt, eveneens beoordelen of de wijziging respectievelijk de verandering een risicoverzwaring inhoudt. [...]. Indien een niet-tijdig gemelde risicoverzwaring naar het oordeel van De Goudse van dien aard is dat de verzekering niet kan worden voortgezet, bestaat geen recht op uitkering.
Indien, anders dan in verband met een door De Goudse erkende arbeidsongeschiktheid, de verzekerde geheel of gedeeltelijk ophoudt zijn werkzaamheden daadwerkelijk uit te oefenen, waaronder mede wordt verstaan het niet daadwerkelijk beroepsmatig aanwenden van een vastgestelde restcapaciteit, heeft De Goudse dan wel de verzekeringnemer het recht de verzekering met inachtneming van een opzegtermijn van twee maanden op te zeggen [...].
Artikel 12. Einde van de verzekering.
Onverminderd het elders in deze voorwaarden omtrent opzegging en beëindiging door De Goudse van de verzekering bepaalde, eindigt de verzekering door een schriftelijke opzegging door De Goudse: [...];
c) binnen één maand nadat bekend is geworden dat de verzekeringnemer of verzekerde in verband met een aanspraak dan wel ten aanzien van andere feiten of omstandigheden met opzet een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven.
Artikel 13. Recht op uitkering wegens arbeidsongeschiktheid na beëindiging van de verzekering
Indien de verzekering eindigt of wordt beëindigd wegens de in de artikelen 9.2, 10.2 en 12 genoemde redenen dan wel wordt ontbonden in verband met het niet dan wel niet tijdig betalen van de premie, dan vervallen alle rechten ter zake van reeds ingetreden arbeidsongeschiktheid met ingang van de beëindigingsdatum.
Artikel 14. Verplichtingen bij arbeidsongeschiktheid, ongeval en Critical Illness
De verzekerde is verplicht in geval van arbeidsongeschiktheid, [...];
d) alle door De Goudse nodig geoordeelde gegevens te verstrekken of te doen verstrekken aan De Goudse of aan door haar aangewezen medische en andere deskundigen en daartoe de nodige machtigingen te verlenen; voorts geen feiten of omstandigheden, die voor de mate van arbeidsongeschiktheid of de uitkering van belang zijn, te verzwijgen, dan wel feiten of omstandigheden onjuist of onvolledig weer te geven [...]”
Aan de verzekering kunnen geen rechten worden ontleend indien de verzekerde of verzekeringnemer één of meer van bovenstaande verplichtingen niet of niet tijdig is nagekomen en daardoor de belangen van De Goudse heeft geschaad. Elk recht op uitkering komt te vervallen indien de verzekerde of verzekeringnemer de bovengenoemde verplichtingen niet of niet tijdig is nagekomen met het opzet de verzekeraar te misleiden, tenzij de misleiding het verval van recht niet rechtvaardigt.
Artikel 21. Einde van de verzekering
De uitkering eindigt: [...];
e) indien De Goudse een beroep doet op het bepaalde in artikel 14.3.
Elk recht op uitkering vervalt indien de verzekeringnemer of de verzekerde opzettelijk onjuiste gegevens verstrekt of laat verstrekken.”
Op 25 november 2011 heeft [eisende partij sub 2] zich met ingang van 11 november 2011 bij Goudse volledig arbeidsongeschikt gemeld wegens “pijn in benen, nek en darmen”. Daarbij heeft [eisende partij sub 2] de eerder door hem opgegeven aard en omvang van zijn werkzaamheden (zie 2.2) bevestigd. Na afloop van de eigen risicotermijn van 15 dagen heeft [eisende partij sub 2] vanaf 27 november 2011 een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangen.
Op basis van de door [eisende partij sub 2] gegeven omschrijving van zijn werkzaamheden (namelijk 20% voor ondernemerstaken / administratie / leiding / toezicht / inkoop en 80% voor uitvoerende / meewerkende werkzaamheden, voornamelijk in de bediening) heeft [eisende partij sub 2] tot oktober 2012 een uitkering ontvangen naar een arbeidsongeschiktheid van 100%.
Bij brief van 16 januari 2012 heeft [eisende partij sub 2] Goudse geïnformeerd dat hij zijn restaurant wilde verkopen. [eisende partij sub 2] schrijft, voor zover hier relevant, het volgende:
“Middels dit schrijven wil ik u in kennis stellen dat ik door medische klachten, na lang wikken en wegen, ben overgegaan tot in de verkoop zetten van mijn bedrijf.”
[X] ’ is op 4 juni 2012 overgedragen aan een derde.
In oktober 2012 heeft de door Goudse ingeschakelde arbeidsdeskundige Goudse geadviseerd [eisende partij sub 2] in te delen in de arbeidsongeschiktheidsklasse 25 - 35%. [eisende partij sub 2] heeft tegen die conclusie bezwaar gemaakt. Naar aanleiding daarvan heeft Goudse een rustpauze ingelast en de uitkering aan [eisende partij sub 2] vooralsnog gehandhaafd op 100%.
Uit de historie van het handelsregister van de Kamer van Koophandel (hierna: ‘KvK’) blijkt dat [de VOF] op 1 januari 2013 de handelsnaam ‘ [handelsnaam I] ’ is gaan voeren. Per diezelfde datum is het gebruik van de handelsnaam ‘ [handelsnaam II] ’ geëindigd. Daarnaast voert [de VOF] de handelsnaam ‘ [handelsnaam III] ’. Volgens de door [eisende partij sub 2] geregistreerde omschrijving bestaan de activiteiten van de [handelsnaam I] “Verhuur oldtimers, evenementen organisatie, horeca-advisering, bemiddeling, het geven van cursussen en management”.
Op 22 mei 2013 is [eisende partij sub 2] opnieuw door een arbeidsdeskundige beoordeeld. De arbeidsdeskundige heeft Goudse geadviseerd [eisende partij sub 2] in te delen in de arbeidsongeschiktheidsklasse van 35 - 45%. Goudse heeft [eisende partij sub 2] bij brief van 27 mei 2013 geïnformeerd dat het uitkeringspercentage per 22 mei 2013 zou worden bijgesteld naar 40%.
Goudse heeft de arbeidsongeschiktheidsmelding van [eisende partij sub 2] nader geanalyseerd en onderzocht. Bij brief van 9 juli 2013 heeft Goudse [eisende partij sub 2] geïnformeerd dat zij inmiddels bekend was geraakt met informatie waaruit bleek dat:
- -
-
[eisende partij sub 2] al in oktober 2011, en dus al vóór zijn arbeidsongeschiktheidsmelding, plannen had zijn restaurant te verkopen, terwijl [eisende partij sub 2] pas in januari 2012 aan Goudse had bericht dat hij van plan was zijn restaurant in de verkoop te zetten;
- -
-
[eisende partij sub 2] per 1 januari 2013 is gaan handelen onder de naam ‘ [handelsnaam I] ’, terwijl hij niet heeft doorgegeven dat de bedrijfsactiviteiten waren gewijzigd;
- -
-
[eisende partij sub 2] tijdens het arbeidsdeskundig onderzoek in mei 2013 heeft verteld dat hij dagelijks weinig deed, terwijl hij op die datum dus al een nieuwe onderneming had geregistreerd.
Goudse heeft zich op het voorlopige standpunt gesteld dat [eisende partij sub 2] Goudse bewust niet heeft geïnformeerd over de wijziging in zijn bedrijfsvoering en dat hij daarmee heeft geprobeerd Goudse te misleiden.
Naar aanleiding van haar bevindingen, heeft de afdeling Speciale Zaken van Goudse nader onderzoek gedaan naar (de arbeidsongeschiktheidsmelding van) [eisende partij sub 2] . In dat kader is ook informatie ingewonnen bij derden, waaronder de koper van ‘ [X] ’ en de verkoopmakelaar. De onderzoekers concluderen dat er vanaf juni of augustus 2011 activiteiten plaatsvonden die waren gericht op verkoop van [X] en dat in oktober 2011 al bezichtigingen hebben plaatsgevonden door twee geïnteresseerden.
Goudse heeft [eisende partij sub 2] vervolgens bij brief van 10 juni 2014, voor zover hier relevant, het volgende geschreven:
“[...]. In het gesprek wat op 9 oktober 2013 plaatsvond met de heer [A] en mijzelf heeft u stellig beweerd dat u en uw vrouw na lang beraad in december 2011 besloten het bedrijf te verkopen. In het gesprek dat op 10 maart 2014 plaatsvond heeft u deze uitspraak ook nog eens bevestigd. U vulde aan dat u in december 2011 een opdrachtbevestiging aan de makelaar had gegeven, die er vervolgens mee aan de gang ging. Vervolgens gaf u aan dat u op advies van uw tussenpersoon op 16 januari 2012 De Goudse heeft ingelicht over het voornemen het bedrijf te verkopen en dat het inmiddels in de verkoop stond.
Op de vraag waarom dan in het krantenartikel oktober wordt genoemd als datum dat ‘ [X] ’ in de verkoop werd gezet, heeft u gereageerd met de opmerking dat daar al eerder miscommunicatie over was geweest [...]. U heeft meerdere keren ontkend dat de verkoop van het restaurant vóór 23 december 2011 (de datum van ondertekening van de bemiddelingsopdracht voor makelaar de heer [B] ) zou zijn aangevangen. U gaf in ons gesprek op 9 oktober 2013 aan dat u niet begreep hoe de heer [C] erbij kwam dat hij al in oktober 2011 van de verkoop hoorde, omdat u het toen zelf nog niet eens wist. U heeft aangegeven niet op de hoogte te zijn van het feit dat uw makelaar op 12 november 2011 een verkoopbrochure naar de heer [C] gestuurd heeft. Voor de mailberichten van 22 en 23 november 2011 met een kopie naar uw mailadres heeft u geen verklaring. [...].”
In verband daarmee heeft Goudse de polis per 4 juni 2012 op grond van artikel 9.3 beëindigd. Dit betekent, zo schrijft Goudse, dat [eisende partij sub 2] over de periode tussen 4 juni 2012 en 31 mei 2014 ten onrechte een uitkering heeft ontvangen. Goudse heeft de door haar betaalde uitkeringen, vermeerderd met onderzoekskosten, becijferd op € 24.601 en heeft te kennen gegeven dat zij zich beraadt of zij al dan niet tot terugvordering overgaat. Tot slot heeft Goudse aangekondigd dat zij de gegevens van [eisende partij sub 2] zal opnemen in haar Incidentenregister, dat zij het Centrum Bestrijding Verzekeringscriminaliteit van het Verbond van Verzekeraars daarvan op de hoogte stelt en dat zij de gegevens van [eisende partij sub 2] zal doorgeven aan Stichting CIS.
Goudse heeft, naar aanleiding van het standpunt van [eisende partij sub 2] dat het onderzoek ondeugdelijk en eenzijdig was, in samenwerking met particulier Advies- en Onderzoeksbureau [...] aanvullend onderzoek verricht naar de vraag of het klopt dat [eisende partij sub 2] het restaurant verkocht vanwege zijn gezondheidsproblemen. In het kader van dat onderzoek ontstond de vraag of de werkzaamheden van [eisende partij sub 2] in het restaurant als gevolg van zijn arbeidsongeschiktheid waren gewijzigd.
In het onderzoeksrapport van 4 februari 2015 wordt geconcludeerd dat het standpunt dat [eisende partij sub 2] het restaurant om andere dan medische redenen heeft verkocht, niet in stand kan blijven. Wel is gebleken dat al vóór januari 2012 concrete verkoopactiviteiten werden ondernomen. Daarnaast is uit het onderzoek naar voren gekomen dat [eisende partij sub 2] volgens de geïnterviewde oud-werknemers niet voor 80% van zijn tijd uitvoerende werkzaamheden verrichtte in het restaurant. Volgens het personeel stuurde [eisende partij sub 2] voornamelijk het personeel aan.
Vervolgens heeft Goudse een arbeidsdeskundig onderzoek laten verrichten naar de mate van arbeidsongeschiktheid van [eisende partij sub 2] , uitgaande van de aard van de werkzaamheden zoals die blijkt uit de verklaringen van de ex-werknemers van [eisende partij sub 2] . De arbeidsdeskundige constateert dat de belastbaarheid van [eisende partij sub 2] niet wordt overschreden bij de uitvoering van zijn werkelijke taken en concludeert dat [eisende partij sub 2] voor die taken niet als arbeidsongeschikt is te beschouwen.
Bij brief van 11 maart 2015 heeft Goudse haar standpunt dat sprake is van opzettelijke misleiding gehandhaafd en aangevuld. Zij heeft uiteengezet dat weliswaar niet kan worden uitgesloten dat [eisende partij sub 2] het restaurant heeft verkocht (mede) omwille van zijn gezondheidsklachten, maar dat hij meerdere keren onjuist heeft verklaard over het verloop van de verkoop. Goudse heeft daarnaast het standpunt ingenomen dat uit het onderzoek is gebleken dat [eisende partij sub 2] – anders dan hij altijd heeft gezegd – niet voor 80% van zijn tijd uitvoerende werkzaamheden verrichtte in het restaurant. Dit betekent dat [eisende partij sub 2] aan de arbeidsdeskundige opzettelijk onjuiste informatie heeft verstrekt over zijn werk, om de arbeidsdeskundige te bewegen tot het vaststellen van een hoger arbeidsongeschiktheids-percentage. Goudse stelt zich op het standpunt dat [eisende partij sub 2] ten onrechte uitkeringen heeft ontvangen in de periode van 11 november 2011 tot 1 juni 2014 en geeft aan zich nog te beraden over een eventuele terugvordering daarvan.