Home

Rechtbank Den Haag, 28-03-2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:6337, C/09/529995 / HA ZA 17-368

Rechtbank Den Haag, 28-03-2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:6337, C/09/529995 / HA ZA 17-368

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
28 maart 2018
Datum publicatie
8 juni 2018
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2018:6337
Zaaknummer
C/09/529995 / HA ZA 17-368

Inhoudsindicatie

Begaclaim

Uitspraak

vonnis

Team handel

zaaknummer / rolnummer: C/09/529995 / HA ZA 17-368

Vonnis van 28 maart 2018 (bij vervroeging)

in de zaak van

[eiseres] ,

wonende te [woonplaats] ,

eiseres,

advocaat mr. E. Lolcama te Den Haag,

tegen

de publiekrechtelijke rechtspersoon DE STAAT DER NEDERLANDEN

waarvan de zetel is gevestigd te Den Haag,

gedaagde,

advocaat mr. M.B.G. Stevens te Den Haag.

Partijen zullen hierna [eiseres] en de Staat genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-

de dagvaarding van 23 maart 2017, met producties;

-

de conclusie van antwoord, met producties,

-

het tussenvonnis van 8 november 2017 waarbij een comparitie van partijen is bepaald;

-

het proces-verbaal van comparitie van 20 februari 2018.

1.2.

Het proces-verbaal van de comparitie is buiten aanwezigheid van partijen opgemaakt. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken na toezending daarvan op het proces-verbaal te reageren voor zover het correcties van feitelijke aard betreft. Zij hebben van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.

1.3

Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

Bij een georganiseerde verkeerscontrole in het kader van het project “Vragen staan vrij” is op vrijdag 17 oktober 2014 aan de auto van [eiseres] (merk Porsche, type Panamera met kenteken [kenteken] (hierna: de Porsche) een stopteken gegeven. De auto werd bestuurd door [A] , de zoon van [eiseres] .

2.2

Uit navraag door de surveillance-eenheid bij het Ondersteuningspunt Autocriminaliteit (OPAC) van politie Eenheid Den Haag bleek dat uit het kentekenbevragingssysteem volgde dat het voertuig-identificatienummer van de Porsche (ook) was gekoppeld aan een Spaans kenteken dat op naam van de heer [...] te [plaats] stond geregistreerd. Dit kenteken was volgens het kentekenbevragingssysteem nog geldig. De betreffende verbalisant heeft verzocht om het voertuig voor nader onderzoek in beslag te nemen, omdat gelet op het vorengaande bij de verbalisant het vermoeden was gerezen dat er mogelijk twee voertuigen van het zelfde voertuig-identificatienummer waren voorzien, waarbij bij een van deze voertuigen het voertuig- identificatienummer valselijk zou zijn aangebracht.

2.3

De surveillance-eenheid heeft via de portofoon voorts verzocht om informatie over [A] op te vragen in de geautomatiseerde politiesystemen. In het Proces-verbaal van bevindingen van 17 oktober 2014 (nummer [nummer 1] ) is voor zover relevant het volgende opgenomen:

“(…) Wij hoorden [A] het volgende zeggen: “Ik word elke dag gecontroleerd. Alleen maar omdat ik in een dure auto rijdt. Deze auto is van mijn moeder.”(…)

Wij hebben bij de dienstdoende wachtcommandant van politiebureau Hoefkade gevraagd om [A] en de Porsche na te vragen in de geautomatiseerde politiesystemen van de politie-eenheid Den Haag.

Wij hoorden dat [A] voorkwam ter zake:

• mensenhandel

• een overval

• diverse vermogensdelicten

• geweldsdelicten

• wet wapens en munitie

Wij hoorden dat het voertuig mogelijk gekloond was en dat er een gelijkluidend en gelijkend voertuig in Spanje rond zou rijden. Wij hoorden van de dienstdoende wachtcommandant dat wij het voertuig mee konden nemen naar politiebureau Hoefkade voor technisch onderzoek door een medewerker van bureau Voertuig Criminaliteit.

Wij hebben aan [A] het bovenstaande uitgelegd en hem gevraagd om ons te volgen naar politiebureau Hoefkade voor onderzoek aan zijn voertuig. Wij hoorden [A] het volgende zeggen: “Hoe kan dat? Ik heb heel veel geld betaald voor deze auto en dan zou er iets mee aan de hand zijn? Ik heb de auto gewoon bij een garage gehaald en dan kan er niets mis mee zijn.” (…)

Aangekomen op het politiebureau Hoefkade bleek uit verder onderzoek in de geautomatiseerde politiesystemen van politie-eenheid Den Haag dat de Porsche op 8 oktober 2014 op naam is gezet van [eiseres] van [datum] . Vervolgens zagen wij dat het voertuig op 8, 14, en 15 oktober 2014 gecontroleerd was. In alle drie de gevallen bleek [A] de bestuurder van het voertuig.

Wij, verbalisanten, hebben bovenstaande overlegd met de hulpofficier van justitie [X ] .

Ik, verbalisant [Y] , heb overleg gehad met een financieel rechercheur van het regionale afpakteam van de politie-eenheid Den Haag. Ik heb hem bovenstaande casus uitgelegd. Ik hoorde hem zeggen dat op basis van de bevindingen het vermoeden ontstond van het witwassen van geld. Ik hoorde hem zeggen dat het mogelijk was om het voertuig in beslag te nemen en om een onderzoek op te starten naar het witwassen van [A] .

Wij hebben na wederom overleg met de hulpofficier van justitie [X ] besloten om op vrijdag 17 oktober 2014 te 21:35 uur het voertuig in beslag te nemen.”

2.4

In het Proces-verbaal van bevindingen van 17 oktober 2017 (nummer [nummer 2] ) is, voor over relevant, het volgende neergelegd:

“(…) Mij, verbalisant [X ] , werd door het betreffende surveillanceduo ook, vanuit mijn hoedanigheid als hulpofficier van justitie, gevraagd naar mijn advies om de Porsche al dan niet ter waarheidsvinding in beslag te nemen. Naast het nadere technische onderzoek dat nog moest plaatsvinden, had het surveillanceduo nader onderzoek naar [A] verricht in de politiesystemen. Hieruit is gebleken dat:

• hij gedetineerd heeft gezeten ter zake mensenhandel;

• hij gedetineerd heeft gezeten ter zake een overval;

• hij voorkomt ter zake vermogensdelicten;

• hij (pas) 21 jaar oud is;

• hij reeds diverse malen als bestuurder van de Porsche is staande gehouden;

• de Porsche op 8 oktober 2014 op naam is gezet (op naam van zijn moeder).

Daarnaast gaf het surveillanceduo mij, verbalisant [X ] , aan dat [A] hen even daarvoor ongevraagd verklaard had dat hij veel geld voor de Porsche betaald had. Dit rectificeerde [A] weer direct door te zeggen dat de Porsche van zijn moeder was, aldus de surveillance-eenheid. (…)

Het Afpakteam deed het advies om de Porsche ter waarheidsvinding in beslag te nemen, in verband met het vermoeden van witwassen, artikel 420 bis van het Wetboek van Strafrecht. Gelet op het vooraanstaande besloot ik, verbalisant [X ] , dat de Porsche ter waarheidsvinding in beslag moest worden genomen. (…)

In verband met het onderzoek naar de herkomst van de Porsche (financiering Porsche, inkomsten [A] ) en de tijd die hiermee gemoeid was besloot ik, verbalisant [X ] , om [A] niet direct aan te houden als verdacht van witwassen. (…).”

2.5

In de kennisgeving van inbeslagneming op basis van artikel 94 Wetboek van Strafvordering (Sv) Sv is vermeld dat de reden van inbeslagneming van de Porsche witwassen is.

2.6

Tevens is een Rolex die [A] droeg in beslag genomen op grond van artikel 94 Sv, vanwege het vermoeden van witwassen. In het proces-verbaal van bevindingen van 18 oktober 2014 (nummer [nummer 3] ) is, voor zover relevant, het volgende neergelegd:

“Op vrijdag 17 oktober 2014, nam ik, verbalisant [X ] , de Rolex onder [A] in beslag. Op het moment dat ik het ontvangstbewijs hieromtrent aan hem uitreikte hoorden wij, verbalisanten, [A] zeggen: “Dat horloge is helemaal niet van mij.” Hierop volgend zagen wij, verbalisanten, dat hij een kaartje uit zijn portemonnee haalde en dit aan mij, verbalisant [X ] , overhandigde.

Wij, verbalisanten, zagen dat dit kaartje het garantiebewijs betrof van de Rolex. (…)

Met pen staat op het garantiebewijs geschreven: [eiseres] 12-06-2009.

Op vrijdag 17 oktober 2014, omstreeks 22:00 uur, verscheen uit eigen beweging aan bureau Hoefkade mevrouw [eiseres] , zijnde de moeder van [A] . Zij gaf aan dat zij de Rolex aan haar zoon cadeau had gedaan. Zij kon een factuur overleggen. Hieruit bleek dat de aanschafprijs van de Rolex 7900,00 euro betreft en dat er 7600,00 euro contant is betaald en 300,00 euro gepind. (…).

2.7

[eiseres] en [A] zijn door de politie als verdachten verhoord in verband met de gerezen verdenking van witwassen, [eiseres] op 23 oktober 2014 en [A] op 6 november 2014.

2.8

Op 18 november 2014 is het Rolex horloge teruggegeven.

2.9

De Porsche is door [eiseres] op basis van een leaseconstructie met Alpha Credit Nederland B.V. (ACN) aangeschaft bij [BV I] ( [BV I] ). [BV I] heeft de Porsche onder eigendomsvoorbehoud geleverd aan [eiseres] . De door [BV I] voorbehouden eigendom van de Posche is overgedragen aan ACN. ACN heeft het grootste deel van de koopprijs aan [BV I] voldaan. [eiseres] betaalt maandelijkse termijnen van € 859,13 aan ACN.

2.10

Bij brief van 7 november 2014 heeft ACN het OM bericht dat zij hebben vernomen dat de Porsche in beslag is genomen. ACN stelt in deze brief dat de Porsche haar in eigendom toebehoort, onder verwijzing naar de leaseovereenkomst. ACN heeft verzocht het beslag op te heffen, dan wel haar schadeloos te stellen door middel van inlossing van het per die datum openstaande saldo van € 60.379,11.

2.11

Bij brief van 12 november 2014 heeft de officier van justitie [A] bericht dat hij voornemens is om de Porsche op de voet van artikel 116 lid 3 Sv te retourneren aan ACN. In deze brief is vermeld dat ACN wordt aangemerkt als redelijkerwijs rechthebbende van de Porsche, nu uit het contact met ACN is gebleken dat ACN voornemens was het lease- contract te beëindigen, alsmede dat er een betalingsachterstand is. In deze brief is [A] erop gewezen dat elke belanghebbende de mogelijkheid heeft om in een artikel 552 a Sv- procedure op te komen tegen de voorgenomen teruggave aan ACN. Deze brief is een kopie aan [eiseres] en haar advocaat gestuurd

2.12

Bij e-mail van 21 november 2014 heeft de advocaat van [A] de officier van justitie bericht dat hij geen aanspraak maakt op de auto en om die reden ook niet zou klagen omtrent de beslissing tot teruggave van de auto aan de leasemaatschappij.

2.13

[eiseres] heeft op 28 oktober 2014 een klaagschrift ex artikel 552a Sv tegen de (voortduring van de) inbeslagname van de Porsche ingediend. Dit klaagschrift is op 4 december 2014 ingetrokken.

2.14

De Porsche is vervolgens door het Openbaar Ministerie aan ACN ter beschikking gesteld.

2.15

[eiseres] heeft civielrechtelijke procedures tegen ACN gevoerd terzake van de teruggave van de Porsche aan haar. In juni 2015 heeft zij de Porsche van ACN teruggekregen.

2.16

Op 9 juni 2015 is de strafzaak ter zake van witwassen door het OM geseponeerd met toepassing van sepotcode 2 (onvoldoende wettig en overtuigend bewijs).

2.17

[eiseres] heeft op de voet van artikel 591a Sv een verzoek om schadevergoeding ingediend bij de rechtbank Den Haag, terzake van advocaatkosten voor het indienen van het klaagschrift ex artikel 552a Sv, advocaatkosten voor het aanspannen van een kort geding tegen ACN, voor de tussenkomst van een advocaat in het geschil tegen ACN, schade vanwege het niet kunnen beschikken over de Porsche, onder meer bestaande uit kosten ter zake van vervangend vervoer en omzetverlies van de eenmanszaak van [eiseres] en schadevergoeding terzake van vermiste goederen uit de auto.

2.18

De rechtbank Den Haag heeft bij beslissing van 9 februari 2016 een bedrag van € 1.276 aan [eiseres] toegekend op voet van artikel 591a Sv voor het indienen van het artikel 552a Sv-verzoek en voor het indienen van het artikel 591a Sv-verzoek. De overige posten zijn afgewezen.

2.19

[eiseres] heeft vervolgens het OM bij brief van 27 juni 2016 aansprakelijk gesteld voor alle schade die zij door de inbeslagneming van de Porsche heeft geldeden en verzocht om vergoeding van de posten waarvan de raadkamer heeft geoordeeld dat deze niet voor vergoeding in aanmerking komen. Het OM heeft aansprakelijkheid afgewezen en de verzochte schadevergoeding geweigerd.

3 De vordering

3.1

[eiseres] vordert om bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,

-

te verklaren voor recht dat artikel 344 lid 2 Sv niet een zodanige betekenis heeft dat een getuigenverklaring in een civiele procedure “minder zwaar weegt” dan een proces-verbaal in een strafdossier;

-

de Staat te veroordelen tot het retourneren aan [eiseres] van de spullen die zich op het moment van beslaglegging in de auto bevonden, althans de Staat te veroordelen de schade die [eiseres] als gevolg van het vermist raken van die goederen heeft geleden te vergoeden, welke schade door [eiseres] wordt begroot op € 2.000;

- te verklaren voor recht dat de Staat door (ten eerste) beslag te leggen op de auto en (ten tweede) door de auto af te geven aan ACN onrechtmatig jegens [eiseres] heeft gehandeld;

- de Staat te veroordelen tot vergoeding aan [eiseres] van de als gevolg van vorenbedoeld handelen geleden schade, die door [eiseres] wordt begroot op € 49.353, 99, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 11 juli 2016, althans per de datum van de dagvaarding, tot aan de dag van de algehele voldoening;

- de Staat te veroordelen tot vergoeding aan [eiseres] van de buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 1.250, te vermeerderen met btw, althans vastgesteld aan de hand van het Rapport BGK Integraal, althans ex-aequo-et bono en derhalve naar redelijkheid bepaald door de rechtbank Den Haag,

met veroordeling van de Staat in de kosten van het geding, inclusief de nakosten, en met de bepaling dat, als niet binnen 14 dagen na dagtekening van het te dezen te wijzen vonnis aan voormelde kostenveroordeling is voldaan, daarover tevens de wettelijke rente verschuldigd zal worden.

3.2

[eiseres] legt aan haar vorderingen, samengevat en kort weergegeven, ten grondslag dat zich in de inbeslaggenomen Porsche spullen bevonden die ten onrechte niet door het OM aan haar zijn geretourneerd, hetgeen onrechtmatig jegens haar is. Voorts stelt [eiseres] zich onder verwijzing naar de zogenaamde Begaclaim jurisprudentie (HR 13 oktober 2006, NJ 2007/432) op het standpunt dat de inbeslagname van de Porsche onrechtmatig is geweest, omdat er geen sprake was van een redelijke verdenking van witwassen jegens [eiseres] en/of [A] en dat voorts achteraf is gebleken dat de verdenking ten onrechte heeft bestaan. Voorts stelt [eiseres] dat de Staat jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld door de Porsche niet aan haar, maar aan ACN te retourneren. [eiseres] heeft door de inbeslagname van de Porsche en door het retourneren van de Porsche aan ACN schade geleden, waarvoor de Staat aansprakelijk is. Deze schade is door [eiseres] becijferd op € 49.353, 99.

3.3

De Staat voert verweer.

3.4

Op de stellingen van partijen wordt hieronder voor zover nodig nader ingegaan.

4 De beoordeling

5 De beslissing