Home

Rechtbank Den Haag, 27-08-2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:11402, C-09-558641-KG ZA 18-869

Rechtbank Den Haag, 27-08-2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:11402, C-09-558641-KG ZA 18-869

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
27 augustus 2018
Datum publicatie
27 september 2018
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2018:11402
Zaaknummer
C-09-558641-KG ZA 18-869

Inhoudsindicatie

Executiegeschil

Partijen zijn de ouders van een pasgeboren baby. De baby is al voor de geboorte uit huis geplaatst bij oma vz.

De ouders zijn in beroep gegaan tegen de beschikking uithuisplaatsing. Hangende die procedure zal de baby niet voorlopig bij de ouders worden teruggeplaatst.

Met inzet van hulpverlening zal er eerst meer zicht op de ouders moeten komen, ten aanzien van hun leerbaarheid en inzet.

Uitspraak

Team handel - voorzieningenrechter

zaak- / rolnummer: C/09/558641 / KG ZA 18-869

Vonnis in kort geding van 27 augustus 2018

in de zaak van

[ouder 1] en [ouder 2] te [plaats] ,

eisers,

advocaat mr. M.T. Wernsen te Den Haag,

tegen:

De Staat der Nederlanden,

in het bijzonder het Ministerie van Justitie en Veiligheid/

De Raad voor de Kinderbescherming te Den Haag,

gedaagde,

in persoon verschenen.

Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘de ouders’ en ‘de Raad’.

[ouder 1] zal tevens worden aangeduid als ‘de man’ en [ouder 2] als ‘de vrouw’.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding met 15 producties;

- de op 23 augustus 2018 gehouden mondelinge behandeling, waarbij mr. Wernsen een nadere productie heeft overgelegd;

- de na de zitting toegezonden machtiging ten behoeve van zittingsvertegenwoordiging door de heer [A], afgegeven door de directeur van de Raad voor de Kinderbescherming.

1.2.

Ter zitting is vonnis bepaald op uiterlijk 6 september 2018. Het vonnis is heden uitgesproken.

2 De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.

2.1.

De ouders hebben sinds 2016 een affectieve relatie met elkaar, waaruit op

[geboortedatum] te [geboorteplaats] een zoon is geboren, [de minderjarige]. De man heeft de minderjarige erkend. De ouders zijn gezamenlijk met het gezag over [de minderjarige] belast.

2.2.

Voorafgaand aan de geboorte van [de minderjarige] heeft de Raad voor de Kinderbescherming (verder te noemen de Raad) op 26 juli 2018 een verzoek tot ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van het - toen nog ongeboren - kind bij deze rechtbank ingediend.

2.3.

Bij beschikking van 2 augustus 2018 heeft de kinderrechter van de rechtbank het (toen nog ongeboren) kind onder toezicht gesteld tot 2 augustus 2019 en een spoedmachtiging uithuisplaatsing afgegeven voor de duur van zes maanden vanaf het moment van de geboorte.

2.4.

De ouders hebben appel ingesteld tegen voormelde beschikking. Daarop is nog niet beslist.

2.5.

[de minderjarige] is kort na zijn geboorte in pleegzorg bij grootmoeder vaderszijde geplaatst. De ouders hebben sindsdien enkele malen per week begeleid contact met hem mogen hebben bij de grootmoeder thuis.

3 Het geschil

3.1.

De ouders vorderen – zakelijk weergegeven – om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,

primair te bepalen dat de tenuitvoerlegging van de beschikking van 2 augustus 2018 van deze rechtbank wordt geschorst voor de duur van de behandeling van het hoger beroep en

vorderen subsidiair, dat er een omgangsregeling wordt vastgelegd waarbij de ouders te allen tijde in overleg met grootmoeder vaderszijde (onbegeleide) omgang mogen hebben met [de minderjarige].

3.2.

Daartoe voeren de ouders – samengevat – het volgende aan. De beschikking van de rechtbank berust op een kennelijke misslag. De rechtbank beschikte bij de mondelinge behandeling niet over de thans overgelegde stukken die een ander licht op de zaak werpen. Bovendien is sprake van een noodtoestand, nu een goede hechting tussen ouders en kind door de uithuisplaatsing en de minimale omgang feitelijk niet tot stand kan komen.

3.3.

De Raad voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4 De beoordeling van het geschil

5 De beslissing