Home

Rechtbank Den Haag, 23-02-2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:2101, C/09/524021 kg za 16-1562

Rechtbank Den Haag, 23-02-2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:2101, C/09/524021 kg za 16-1562

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
23 februari 2017
Datum publicatie
8 maart 2017
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2017:2101
Zaaknummer
C/09/524021 kg za 16-1562

Inhoudsindicatie

Eiser is veroordeeld in Duitsland. Eiser heeft verzocht de tenuitvoerlegging in Ndl plaats te laten vinden. Duitse autoriteiten hebben verzocht om voortgezette tenuitvoerlegging. Stelling van eiser dat omzettingsprocedure gevolgd had moeten worden kan geen stand houden nu Duitse autoriteiten expliciet gevraagd hebben om voortzetting, zodat het de Ndl autoriteiten niet vrij stond de omzettingsprocedure te volgen. Instemming van eiser bij voortzetting in het onderhavige geval niet vereist.

Uitspraak

Team handel - voorzieningenrechter

zaak- / rolnummer: C/09/524021 / KG ZA 16-1562

Vonnis in kort geding van 23 februari 2017

in de zaak van

[eiser] ,

wonende te [woonplaats] ,

eiser,

advocaat mr. L.I. Veenstra te Assen,

tegen:

de publiekrechtelijke rechtspersoon

de Staat der Nederlanden (Ministerie van Veiligheid en Justitie),

zetelend te Den Haag,

gedaagde,

advocaat mr. M.M. van Asperen te Den Haag.

Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘ [eiser] ’ en ‘de Staat’.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding met producties;

- de door de Staat bij brief van 30 januari 2017 overgelegde producties;

- de op 14 februari 2017 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door de Staat pleitnotities zijn overgelegd.

1.2.

Ter zitting is vonnis bepaald op heden.

2 De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.

2.1.

Op 26 november 2010 is door het Landgericht Osnabrück (Duitsland) aan [eiser] een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd van vier jaren wegens handel in verdovende middelen. De tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf is geschorst vanwege medische omstandigheden van [eiser] .

2.2.

[eiser] is begin 2011 in Nederland gaan wonen.

2.3.

Bij brief van 24 februari 2011 heeft de Duitse advocaat van [eiser] het openbaar ministerie te Osnabrück verzocht de tenuitvoerlegging in Nederland plaats te laten vinden. Daarbij is verzocht [eiser] opnieuw door een rechter te laten horen.

2.4.

Bij brief van 1 augustus 2011 hebben de Duitse autoriteiten het Ministerie van Veiligheid en Justitie (hierna: het Ministerie) verzocht om op basis van het Verdrag tussen de lidstaten van de Europese Gemeenschappen inzake de tenuitvoerlegging van buitenlandse strafvonnissen van 13 november 1991 (EGTUL) in te stemmen met de voortgezette tenuitvoerlegging van de straf in Nederland. In het verzoek van de Duitse autoriteiten staat – voor zover relevant – het volgende vermeld:

“Das Ersuchen wird unter der Bedingung gestellt,

a. a) dass die niederländischen Behörden nach Artikel 8 Absatz 1 Buchstabe a) und Absatz 4 des Übereinkommens vom 13.11.1991 zwischen den Mitgliedstaaten der Europäischen Gemeinschaften über die Vollstreckung ausländischer strafrechtlicher Verurteilungen verfahren werden,

b) dass danach das Strafmaβ des deutschen Urteils voraussichtlich nicht verändert wird

und

c) dass im Hinblick auf den Vorbehalt der Bundesrepublik Deutschland zu Artikel 13 Abs. 1 des Übereinkommens vor einem eventuellen Gnadenerweis der deutsche Gnadenträger beteiligt wird”

2.5.

In een brief van 17 augustus 2011 heeft de Minister van Justitie (hierna: de Minister) het verzoek van de Duitse autoriteiten doorgezonden naar de Bijzondere Kamer van het Gerechtshof te Arnhem (hierna: het Gerechtshof). Op 17 november 2011 heeft het Gerechtshof geadviseerd de aan [eiser] opgelegde gevangenisstraf verder in Nederland ten uitvoer te leggen. Daartoe heeft het Gerechtshof onder meer als volgt overwogen:

“1. – Aan veroordeelde is door het Landgericht Osnabrück op 26 november 2010 een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren opgelegd wegens – kort gezegd – deelname aan een criminele organisatie en het viermaal handelen in marihuana. In totaal gaat het om enkele tientallen kilo’s.

(…)

3.- Aangezien het verzoek berust op het Verdrag van 13 november 1991 tussen de lidstaten van de Europese Gemeenschappen inzake de tenuitvoerlegging van buitenlandse strafvonnissen, is geen toestemming van de veroordeelde vereist. De veroordeelde is op de hoogte van de veroordeling. De raadsman van veroordeelde heeft bij brief van 24 februari 2011 namens veroordeelde te kennen gegeven dat deze de verdere tenuitvoerlegging van de straf in Nederland wenst te ondergaan. Gebleken is dat veroordeelde thans in Nederland verblijft.

(…)

5. – Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de in artikel 43 van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen bedoelde procedure van onmiddellijke tenuitvoerlegging alleen in uitzonderlijke gevallen toepassing behoort te vinden. Waar mogelijk moet er naar gestreefd worden dat de in die wet voorziene exequatur-procedure gevolgd wordt. De zich in het dossier bevindende stukken leren echter dat de overdracht van de tenuitvoerlegging van de straf zich in dit geval slechts laat denken via de procedure van de onmiddellijke tenuitvoerlegging.”

2.6.

Bij brief van 4 januari 2012 heeft de Minister de Duitse autoriteiten bericht in te stemmen met de verzochte overdracht. Hierop hebben de Duitse autoriteiten de Minister bij brief van 12 januari 2012 bericht dat zij instemmen met de overname van de tenuitvoerlegging onder de voorwaarde van voortgezette tenuitvoerlegging.

2.7.

Het Centraal Justitieel Incassobureau heeft [eiser] bij brief van 9 mei 2012 in de gelegenheid gesteld zich te melden bij de politie om de opgelegde vrijheidsstraf te ondergaan. Naar aanleiding hiervan heeft mr. H.W. Knottenbelt namens [eiser] onder meer verzocht de beslissing tot voortgezette tenuitvoerlegging te herzien. Daarbij heeft hij aangegeven dat [eiser] daarmee niet heeft ingestemd. In reactie hierop heeft de Minister bi brief van 20 juni 2012 bericht dat deze instemming niet benodigd is.

2.8.

Bij brief van 1 oktober 2013 heeft mr. [A] het Ministerie verzocht de Duitse straf om te zetten naar een passende Nederlands straf. Dit verzoek is op 13 oktober 2013 door de Minister afgewezen.

2.9.

[eiser] ondergaat thans de aan hem opgelegde gevangenisstraf.

3 Het geschil

3.1.

[eiser] vordert – zakelijk weergegeven – de Staat te gebieden:

1) de tenuitvoerlegging van de straf van [eiser] te schorsen;

2) de exequaturprocedure toe te passen op het verzoek van de Duitse autoriteiten van 1 augustus 2011;

3) de ten uitvoer te leggen straf van [eiser] met tenminste twee jaar gevangenisstraf te verlagen,

een en ander steeds op straffe van verbeurte van een dwangsom.

3.2.

Daartoe voert [eiser] – samengevat – het volgende aan.

De Duitse autoriteiten hebben Nederland verzocht de tenuitvoerlegging van de straf over te nemen op basis van artikel 8 EGTUL. Op grond van dit artikel kan de overname van een tenuitvoerlegging zowel plaatsvinden door middel van de voortgezette tenuitvoerlegging als door middel van de omzettingsprocedure. Ten tijde van de aanvraag van de Duitse autoriteiten, 1 augustus 2011, vormde de toepassing van de omzettingsprocedure het gevoerde beleid. Pas daarna, sinds 1 oktober 2011, heeft een beleidswijziging plaatsgevonden voor strafvonnissen binnen de EU-landen, in die zin dat de voortgezette tenuitvoerlegging gevolgd werd. Voor zover de voortgezette tenuitvoerlegging wel de aangewezen procedure zou zijn geweest, geldt dat dit ingevolge artikel 43 lid 2 van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen (WOTS) slechts mogelijk is na een door de veroordeelde afgegeven schriftelijke instemming daarmee. Nu deze instemming van [eiser] ontbreekt, is ten onrechte de voortgezette tenuitvoerlegging toegepast.

[eiser] is in Duitsland veroordeeld voor het aanwezig hebben, vervaardigen dan wel handelen in hennep. Het strafmaximum voor een dergelijk vergrijp is in Nederland twee jaar. Op grond van artikel 8 lid 4 EGTUL dient het Ministerie van Justitie de ten uitvoer te leggen straf te verminderen met tenminste twee jaar. Aannemelijk is dat [eiser] reeds te lang van zijn vrijheid is beroofd. Hij heeft aldus spoedeisend belang bij de gevraagde voorzieningen.

3.3.

De Staat voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4 De beoordeling van het geschil

5 De beslissing