Rechtbank Den Haag, 18-07-2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:12270, C/09/512797 / KG RK 16-1084
Rechtbank Den Haag, 18-07-2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:12270, C/09/512797 / KG RK 16-1084
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 18 juli 2016
- Datum publicatie
- 12 oktober 2016
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2016:12270
- Zaaknummer
- C/09/512797 / KG RK 16-1084
Inhoudsindicatie
Afgewezen wrakingsverzoek. De juistheid van een tussenvonnis kan slechts in hoger beroep en niet door middel van een wrakingsverzoek ter discussie worden gesteld. Uit de omstandigheid dat de voorzitter de raadsman van verzoeker na de beslissing niet nogmaals aan het woord heeft gelaten, blijkt geen objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid.
Uitspraak
beslissing
Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 2016/27
zaak-/rekestnummer: 512797 / KG RK 16-1084
Zaaknummer hoofdzaak: 09/807366-16
datum beschikking: 18 juli 2016
BESLISSING
op het mondelinge verzoek tot wraking ingevolge artikel 513 van het Wetboek van Strafvordering, in de zaak van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans in voorlopige hechtenis,
verzoeker,
raadsman: mr. Y. Moszkowicz te Utrecht
strekkende tot wraking van:
1 mr. G.P. Verbeek,
hierna: de voorzitter,
hierna: de leden van de meervoudige kamer,
strafrechters in de rechtbank Den Haag,
hierna tezamen: de strafrechters.
1 De voorgeschiedenis en het procesverloop
Op 10 juni 2016 heeft een pro forma zitting plaatsgevonden in de strafzaak tegen verzoeker. Bij die gelegenheid is namens verzoeker onder meer opheffing, subsidiair schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis verzocht. Uit het proces-verbaal van de terechtzitting blijkt dat de voorzitter na onderbreking van het onderzoek ter terechtzitting voor beraad als beslissing van de rechtbank onder meer heeft meegedeeld dat de rechtbank dit verzoek afwijst. Vervolgens heeft de raadsman bepleit dat aan verzoeker de artikelen 310 en 312 ten laste zijn gelegd, waarbij volgens de LOVS-oriëntatiepunten (onder ‘Art. 310-312 Sr inbraak’, rubriek ‘Insluiping woning’) een gevangenisstraf van twee maanden uitgangspunt vormt. De voorzitter heeft daarop meegedeeld dat de vermelding van de artikelen 310 en 312 een indicatieve functie heeft en dat aan verzoeker geweldshandelingen ten laste zijn gelegd, zodat veeleer het oriëntatiepunt ‘Art. 310-317 Sr overval en beroving’ van toepassing is. Nadat de raadsman vervolgens nogmaals te kennen had gegeven een opmerking te willen maken, heeft de voorzitter meegedeeld dat de beslissingen zijn genomen, dat hieraan niets zal veranderen en dat de zitting nu afgelopen is. De raadsman heeft daarop opgemerkt dat hij het recht heeft iets te zeggen nu het onderzoek nog niet is gesloten. De voorzitter heeft vervolgens meegedeeld dat het onderzoek ter terechtzitting geschorst is. Vervolgens heeft de gemachtigde namens verzoeker de voorzitter gewraakt. Nadat de leden van de meervoudige kamer desgevraagd kenbaar hadden gemaakt zich achter het oordeel van de voorzitter te scharen, heeft de gemachtigde namens verzoeker ook hen gewraakt.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het proces-verbaal van de terechtzitting van 10 juni 2016, alsmede van de schriftelijke reacties van de officier van justitie en van de gewraakte rechters.
2 De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek
Op 4 juli 2016 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld.
Verzoeker is verschenen, vergezeld door zijn raadsman. De voorzitter is verschenen. De beide leden van de meervoudige kamer zijn, met bericht, niet verschenen.