Home

Rechtbank Den Haag, 14-11-2014, ECLI:NL:RBDHA:2014:14479, AWB 14-7218

Rechtbank Den Haag, 14-11-2014, ECLI:NL:RBDHA:2014:14479, AWB 14-7218

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
14 november 2014
Datum publicatie
27 november 2014
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2014:14479
Zaaknummer
AWB 14-7218
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-06-2023 tot 01-07-2023]

Inhoudsindicatie

IOM-vertrekverklaring, geen intrekking, geen belang meer

Bij faxbericht van 21 oktober 2014 heeft de gemachtigde van verweerder een brief van de IOM van 16 september 2014 en een ondertekende vertrekverklaring overgelegd. In de brief van de IOM staat dat eiser op 12 september 2014 via het REAN AVR (2014) terugkeerprogramma van IOM is vertrokken naar Georgië en dat hij bij dit vertrek op Schiphol een vertrekverklaring heeft ondertekend. In de vertrekverklaring staat onder meer dat eiser Nederland vrijwillig verlaat en dat hij er mee instemt dat nog openstaande verblijfsrechtelijke procedures worden ingetrokken.

De rechtbank stelt voorop geen schrijven van eiser te hebben ontvangen houdende de intrekking van het onderhavige beroep. Een bij het IOM door een vreemdeling ondertekende vertrekverklaring, waarin verklaard is ermee in te stemmen dat (eventuele) nog openstaande verblijfsrechtelijke procedures worden ingetrokken, kan niet worden aangemerkt als een aan de rechtbank gerichte intrekking van een lopend beroep. In zoverre volgt de rechtbank het standpunt van de gemachtigde van eiser dat geen sprake is van intrekking van het voorliggende beroep. De rechtbank ziet zich voorts, gelet op het vorenstaande, gesteld voor de vraag of eiser nog belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Nu eiser de behandeling van zijn beroep in Nederland mocht afwachten, hij desalniettemin Nederland heeft verlaten en is teruggekeerd naar Georgië en daarbij heeft aangegeven dat hij ermee instemt dat eventuele nog openstaande verblijfsrechtelijke procedures worden ingetrokken en ook door zijn gemachtigde geen procesbelang is geduid, neemt de rechtbank aan dat eiser geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit. Beroep niet-ontvankelijk.

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummer: AWB 14/7218

uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 14 november 2014 in de zaak tussen

geboren op [geboortedatum], van Georgische nationaliteit,

eiser,

(gemachtigde: mr. A.W. Eikelboom, advocaat te Amsterdam),

en

(gemachtigde: mr. M. Garabitian, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst).

Procesverloop

Bij besluit van 24 februari 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft op 9 juli 2014 een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 juli 2014. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Nadat het onderzoek is gesloten heeft de rechtbank op 21 oktober 2014 van verweerder bericht ontvangen dat eiser op 12 september 2014 via een terugkeerprogramma van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) is teruggekeerd naar Georgië.

De rechtbank heeft hierin aanleiding gezien het onderzoek te heropenen. Nadat gemachtigde van eiser en verweerder op de informatie van de IOM gereageerd hebben en partijen toestemming hebben verleend om uitspraak te doen zonder een nadere zitting, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

  1. Bij faxbericht van 21 oktober 2014 heeft de gemachtigde van verweerder een brief van de IOM van 16 september 2014 en een ondertekende vertrekverklaring overgelegd. In de brief van de IOM staat dat eiser op 12 september 2014 via het REAN AVR (2014) terugkeerprogramma van IOM is vertrokken naar Georgië en dat hij bij dit vertrek op Schiphol een vertrekverklaring heeft ondertekend. In de vertrekverklaring staat onder meer dat eiser Nederland vrijwillig verlaat en dat hij er mee instemt dat nog openstaande verblijfsrechtelijke procedures worden ingetrokken.

  2. De gemachtigde van eiser heeft in een schriftelijke reactie van 30 oktober 2014 meegedeeld dat hij contact heeft gehad met eiser en dat eiser inderdaad is teruggekeerd naar het land van herkomst. Voorts heeft de gemachtigde van eiser zich op het standpunt gesteld dat het niet zo is dat eiser zijn procedures (in casu dit beroep) heeft ingetrokken, omdat dit immers niet kan door een verklaring bij het IOM, maar slechts bij deze rechtbank.

  3. Verweerder heeft zich in een schriftelijke reactie van 6 november 2014 op het standpunt gesteld dat, gelet op de reactie van de gemachtigde van eiser, niet in geschil is dat eiser met het IOM is teruggekeerd naar zijn land van herkomst en dat hij een verklaring inhoudende de intrekking van alle lopende verblijfsrechtelijke procedures heeft ondertekend. Daarmee staat vast dat eiser onderhavige beroepsprocedure heeft ingetrokken, aldus verweerder.

  4. De rechtbank stelt voorop geen schrijven van eiser te hebben ontvangen houdende de intrekking van het onderhavige beroep. Een bij het IOM door een vreemdeling ondertekende vertrekverklaring, waarin verklaard is ermee in te stemmen dat (eventuele) nog openstaande verblijfsrechtelijke procedures worden ingetrokken, kan niet worden aangemerkt als een aan de rechtbank gerichte intrekking van een lopend beroep. In zoverre volgt de rechtbank het standpunt van de gemachtigde van eiser dat geen sprake is van intrekking van het voorliggende beroep. 4.1 De rechtbank ziet zich voorts, gelet op het vorenstaande, gesteld voor de vraag of eiser nog belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Nu eiser de behandeling van zijn beroep in Nederland mocht afwachten, hij desalniettemin Nederland heeft verlaten en is teruggekeerd naar Georgië en daarbij heeft aangegeven dat hij ermee instemt dat eventuele nog openstaande verblijfsrechtelijke procedures worden ingetrokken en ook door zijn gemachtigde geen procesbelang is geduid, neemt de rechtbank aan dat eiser geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit.

  5. De rechtbank zal het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

  6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan door mr. E.B. de Vries-van den Heuvel, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H. Boomsma, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 november 2014.

griffier rechter

afschrift verzonden aan partijen op:

Coll: